De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 6 maart pagina 4

6 maart 1926 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2544 O V E R S TjR O O;M IN G E N, TERPENBOUW EN BÖDEMAFSLUITING DOOR H. J. M. WALENKAMP CZ Leii waarschuwing voor r/r tot-kom*/ HOOGE verwondering baart het ons, wanneer we opmerken, hoe deugdelijke, eeuwenoude, door de levenspraktijk onmisbaar gebleken gebruiken bij latere geslachten soms geleidelijk, als onmerkbaar, in verval geraakten of zelfs nagenoeg geheel ver dwenen. Toch had dit natuurlijk wel deeglijk zijn oorzaak. Het mag als algemeen bekend worden geacht, dat in alle laaggelegen landen de vroegere geslachten hun behuizingen en erven op terpen of woerden bouw den. Dit zijn de kunstmatig opgeworpen verhoogingen, waarop de bewoners nog langen tijd veilig waren, wanneer bij overstroomingen al het omringende land onder het water bedolven was. Het groote voordeel, ja de onmisbaarheid dezer plaatselijke terreinverhoogingen behoeven geen nader betoog. Hoe kon dit oergebruik nu echter langzamerhand .zoo nagenoeg geheel in verval geraken? De oorzaak hiervan is duidelijk. Hoe beter naamlijk onze voorouders in den loop der eeuwen hun landen tegen het water leerden beveiligen, en wel door steeds solieder dijkenbouw en logischer waterafvoer, hoe grooter vertrouwen zij geleidelijk in deze kunstmatige beschermers begonnen te stellen. Den mensch schijnt het ,,laat-rnaar-waaien-systeem" nu eenmaal tot op zekere hoogte in 't bloed te zitten; vooral waar het zaken geldt, waarvan de treuiige gevolgen maar zeer zelden ondervonden worden. Het lijkt wel, of hij liever ns, plotseling, onverwacht, een fiinken opstopper krijgt, dan, altijd maar door, er óp bedacht te moeten wezen, in de toekomst er een te kunnen ontvangen. Doch, waar het hier het ratio neel en afdoende voorzien in den watersnood betrefi, is het boven alles de portmonnaie, die in deze de grootste.... (O ! Charivarius, daar had ik hem haast te pakken !) Om kort te gaan, hoe sterker en betrouwbaarder in verloop van tijden de dijken werden en hoe beter geregeld de waterafvoeren, hoe lager ook steeds men de bewoningen bouwde; zoo zelfs, dat men er nu niet meer aan denkt, ze op terpen of woerden te stichten. Waar deze nog over zijn, stammen zij uit lang vervlogen tijden. Een zeer treffend voorbeeld hiervan geeft liet zoo geteisterde Land van Maas en Waal". Het zoogen. Op de Woerd te Altfoort is gelegen midden tusschen de Maas- en Waaldorpen in. Het oudste gedeelte met zijn anderhalf a twee eeuwen oude huizen ligt ongeveer 2 Meter boven het om ringende terrein, op aanmerkelijke hoogte dus. Bij de latere bebouwingen en erven echter ziet men die hoogte al minder en minder worden; tot, ten slofte, zelfs nagenoeg met het veld gelijk. Dit vindt uitslui tend zijn oorzaak in het te groote vertrouwen oer nieuwere tijden in de capaciteit der dijken en der bemalingen. Zes groote stoomgemalen houden deze landen droog, e'i hun waterverpaatsing is daarvoor meer dan ruim voldoende. Hier was de calamiteit echter aan de dijken te wijten, die tegen den ontzaglijken wateraandrang niet bestand waren. Van hoe groot nut bleken nu hier bij de overstroomingen de aloude ophoogingen te wezen! Wa.ren zij er niet.de ramp zou nog vreeslijker geweest zijn. Bijna allerwege in ons lage land worden de wo ningen te laag gebouwd. Men behoeft niet ver te gaan, om zich van de waarheid hiervan te overtuigen. Een kleine uitstap in de onmiddellijke nabijheid dei steden van Noord- en Zuidholland bijv. overtuigt ons hiervan onmiddellijk.Het hoogteverschil van den grond waarop de boerderijen zich bevinden ten opzichte van het omringende land is uiterst gering; dikwijls zelfs bedraagt het slechts enkele centimeters. Een boerderij, die bijvoorbeeld n Meter slechts of meer boven de landerijen uitsteekt, is zeldzaam. En dit alles vanwege de zuinigheid ! Dat de boerenstand zuinig is, blijkt volkomen begrijpelijk. Een ras-eigenschap is dat van hen ge worden; daar lum voor/aten in de meeste gevallen hard en hard hebben moeten ploeteren. Tegenwoordig is dat anders ! De tijden zijn gelukkig veranderd; maar die ras-eigenschappen bleven.... Deze laatste «roei den zelfs met den tijd. Die zuinigheid kreeg al ouder en ouder trekken; en toch wordt ze nog gekoesterd als 'n ooilam. P Over het algemeen /.ijn en worden de bocrenhehuiziiif.'en en landwonins-en niet alleen te laag, maai" ook onsoliede gebouwd; met uitzondering clan van die der vruchtbaarste en best verzorgde streken van ons land. Dit mag den leek misschien zonderling in de ooren klinken; de waarheid is liet. Meestal worden ze van minderwaardig materiaal samen gesteld, slecht gefundeerd en slordig geconstru eerd. n dat zij het desondanks, vaak nog zoo lang uithouden, vindt zijn oorzaak in de uitmuntende, door de eeuwen heen als door-en-met de natuur gegroeide typen dezer natuurlijkste soort van bouw werken. Laag, breed, zijn zij bedacht om de elementen hun vrij spel te doen spelen. Zij verzetten /.ich niet; zij zijn vleiend", l let zijn geen gevaarten, als kasteelen en torens, die als eeuwenoude eiken de stormen, hoe deze ook beuken, trotseeren. Neen, ze zijn als riet halmen, zich buigend en voegend naarden wind. Zwak zijn ze, maar ontzettend behoedzaam. Dat deze bouwwerken \;<ak zwaken slecht samenge steld zijn, bleek nu allerwege in de overstroomde gebie den, waar zij als kaartenluiizen inceiizakteii. Van alle zijden vertoonen vele ervan hun vervallen en uit geleefde karkassen. Bezie de honderden foto's welke door onze geïllustreerde bladen genomen werden, (ie zult dan op vele ervan kunnen bespeuren, hoe innerlijk vervallen verscheidene dezer bouwsels reeds waren. nog vóór het water ze den genadestoot geven kwam. Want zóó caduuk kou het water allén hen op eenmaal niet maken. Het gaat natuurlijk niet aan, in een niet-technisch blad als ,,de Groene", hier verder op in te gaan. Slechts meende ik te moeten aanstippen, wat voor een ieder nuttig en noodig te weten is. Ons volk houdt zich weer goed, waar het geldt de gevolgen van den watersnood te lenigen. Voor de bevoegde autori teiten wordt het een ontzettend moeilijke taak, dit naar strikte rechtvaardigheid te doen. M.a.w. dat de beschikbare middelen niet besteed wordei gevallen waar kennelijke verwaarloozing van eigen bezit, ondanks de middelen tot verbetering wezig zijn. moet geconstateerd worden. Wil deze uatiT.siMod er toe leiden, d;M hel vele verkeerde in zijn tegendeel worde omgezet, dan zal hij er toe moeten voeren, dat onze wetgeving voor schriften ga bevatten, bepalende de minimumhoogten der l'-ehui/iniieii ten opzichte van het omringende land in de 'indciM'llridcn di? ti ictcii. En niet alleen dat dit zijn nut hebben zal bij ev. nieuwe overstroomingen, die, naar we hopen, lang, zoo niet voorgoed, mogen uitblijven. Want hier is zelfs een nog ontzaglijk veel grooter heil aan ver bonden, een daaglijks zich gevoelen doend voordeel voor den algemeenen gezondheidstoestand dergeheele bevolking. De lage ligging der woningen, de slechte fur.deeringen en het gemis aan voldoende bodemaf sluiting naamlijk heeft tot onvermijdelijk gevolg, dat zij meest alle vochtig zijn, zelfs de soliedst gebouwde; de gronduitwaseming geschiedt niet be:ijdcn, maar door tic woningen heen. Een ver hoogde ligging nu der gebouwen en erven geeft al dadelijk een grooteren afstand tusschen het grond water en den vloerbodem der te bewonen vertrekken. Maar dit alleen is niet voldoende. Want ook hun vloerbodem-zelf zal beter afgesloten dienen te worden, dan dit tot nu toe geschiedt. Dat dit heel wel mooglijk is, bewijzen onze steden die in de poldergebieden gelegen zijn. Vergissen we ons niet, dan ging onze hoofdstad hierin vooraan. Hoe heeft men indertijd niet gelamenteerd over dat voorschrift der nieuwe Amsterdamsche Bouwverordering, waarbij deze bodemafslniting voor alle woningen verplichtend gesteld werd ! ,,Het was te kostbaar. Oeconomisch onmooglijk, in een woord!" heette het. En nu. na een betreklijk kort aantal jaren, komt het bij niemand meer in de gedachte, ze niet te willen zien toegepast. (Het door zetten dezer heilzame verordering danken wij onzen vroegercn burgemeester Tellenen, indertijd als direc teur van het Bouw- en Woningtoezicht de maker dezer verordering.) Hoe afschuwlijk de toestand vroeger was, kan nog heden door een ieder waargenomen worden bij de bezichtiging van het afbreken van oude perceelen in het centrum der steden. Niets dan modder en rioolvuil eeuwen aan eeuwen ingesloten en opeengepropt ! Daar woonde men (en woont men voor het grootste gedeelte der (inde stad nóg) hoven, slechts door een houten vloer van enkele centimeters ervan gescheiden.... Buiten de steden, waar de woningen niet zoo opeengehoopt staan, is dit euvel natuurlijk lang zoo ernstig niet. Toch (als we ons niet vert'isscn) wijzen de statistieken uit, dat de nlgemeene gezondheidstoestand er niet zooveel beter dan in de steden is. De ongezonde woontoestanden, de vochtige bodemuitwasemingen. de over 't algemeen te lage ligging der plattelandswoningen (deze is in de steden veel hooger) moeten hierop van niet geringen invloed zijn. Wat we hier schrijven, geldt natuurlijk alleen voor de poldergronden en dezulke die daarmede wat betreft het vraagstuk der bodemafsluiting gelijk kunnen gerekend worden. Voor de hooggelegen zandgronden z.iin dergelijke afsluitingen minder noodzaaklijk. De hoogere ligging der gebouwen ten opzichte der om geving blijft echter in alle geval ook daar wenschlijk, daar ook deze hooge gronden vaak met grondwater te kampen hebben. Een ernstige vraag is: of de hierbedoelde bodemafsluitingen voor den gewonen woningbouw niet te kostbaar zijn? Gelukkig kan deze vraag ontkennend beantwoord worden. De nieuwere toepassingen van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl