De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 13 maart pagina 16

13 maart 1926 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

16 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2545 M^UZIEK IN DE HOOFDSTAD DOOR CONSTANT VAN WESSKM Ofïorïno Respighi STRAWINSKY vertrekt. Respighi komt. Is hij inderdaad de voornaamste mutikale ver tegenwoordiger van het hedendaagsche Italië, zooals de programmaschrijver van het Concertgebouw het doet voorkomen? Ik geloof het niet. Malipiero heeft in ieder geval bewezen grooter, krachtiger, en ook moderner componist te zijn dan Respighi, al heeft deze, de oudere in leeftijd, een uitgebreider oeuvre in alle genres achter zich en is hij vooral ook een volhardend werker, die respect afdwingt. Nochtans, niet de jong Italiaansche school, maar R. Straus en Rinisky Korsakoff (zijn leermeester) hebben Respighi voortgebracht; hij blijft een aan hanger der Noordelingen en zijn eenige samenhang met het streven der jongere kan men noemen Respighi's opnieuw bewerken" van de klassieken in den zin van wat deze aan primaire muziek en ker kelijke muziek in zich hadden. Respighi schrijft concerten in de antieke toonsoorten: zijn Concerto .gregoriano" voor viool op Gregoriaansche motieven, zijn concerto in de myxolidische toonsoort, voor piano, eveneers op een oud motief. In beide werken heerscht een tweespalt tusschen vorm en uitdruk king, die bij beide werken schaadt en lengtes, die leegtes worden, schept. In beide Werken strijdt het antiek-vocaal gedacht psalmodieeren van het thema met de modern gedachte instrumentatie. In het concerto voor piano, dat Respighi Donder dagavond zelf als solist introduceerde begint de piano, als boeiende, quasi-improviseerende, inzet, het hoofdmotief van het werk, en deze stemming beheerscht het geheele werk en brengt slechts ge ringe afwisseling. Wij draaien steeds om zekere klanken heen: een stilstand ontstaat, de aandacht verslapt, nieuwe schoonheden boeien dan weer, om onze aandacht opnieuw te doen verslappen. Zoo gaat het met het geheele oeuvre van Respighi, dat wij Donderdagavond hoorden. Alleen de Fontanc di Roma verloopt ,,aus einem usz", het is een met slagvaardigheid gecomponeerde symphonische dichtung", het programma behoeft niets te verantwoorden, zooals wel in dat latere Pini di Roma" (Pijnboomen in Rome), dat kleine scènebeelden in het orchest laat hooren, waarbij o. a. een nachtegaal op een gramafoonplaat de stemming " moet verhoogen, een trompet van vechtende jongens klinkt en aan het slot zelfs Mussolini, als Romein vermomd, met zijn gansche schare opmarcheert. Het concert werd ingeleid met een orchestratie van oude Italiaansche dansen, interessant aangenaam om naar te luisteren maar niet bijster belangrijk. Alexander Schmuller introduceerde het viool concert Poema autumnale", een werk, waarvoor het programma, dat er bij staat afgedrukt, gelukkig ook overbodig is. Zonder Dionysus is dit een uitste kende, effectvol en teeder voor de viool geschreven, muziek, mooi door Schmuller voorgedragen en met veel applaus ontvangen. Maar een geheele Respighiavond? dat heeft ons toch niet kunnen bevredigen. hrica A'!or/n/ Deze Weensche violiste leerden wij reeds op een der abonneinentsconcerten van het Concertgebouw als een eerste rangs virtuose kennen met haar voor dracht van het vioolconcert van Olazounof. Op een concert in de KI. Zaal konden wij ons een gedetail leerder oordeel over haar vormen. Erica Morini speelt met een kranige durf, een brillante virtuositeit. Technisch is zij , behoudens eenige gewaagdheden, volmaakt. Maar haar voordracht is niet steeds voor naam, vooral in die gedeelten, waar sentiment uit gedrukt wordt, krijgt haar expressie een vulgair tintje, wordt Wienerisch" in den slechten zin, (andante van Spohr, andante van Lalo !) Evenwel, Erica Morini is nog jong, nog veelbelovend", een grootere muzikale cultuur zal haar hier ook wtl zelfcritiek leeren uitoefenen. </O5t' llurhi r Woensdagavond hoorden wij op den pianocyclus in de Vrije Gemeente den Spaanschen pianist Jos Sturbi. Een man met een wereldnaam en ongetwijfeld een man met een onwankelbare, ijzeren techniek, een sportsman, die de moeielijkheden, die de technische voordracht hem opgeeft, aanvaardt zooals de stieren vechter den stier. Den geheelen avond beleefden wij zulke duels, waaruit Sturbi iedere maal glansrijk, als overwinnaar te voorschijn kwam. Dat werd alles ver bazingwekkend in de polonaise van Chopin, in de Mephisto-wals van Liszt, in de Paganini-variaties van Brahnis. Maar een sonate van Mozart zonder nuances te hooren afspelen als was het een Strawinsky-etude vooreen mechanische piano, dat kon bij alle verbazing toch onze intense ergernis niet bedwingen, en feitelijk zijn wij den geheelen avond maar weinig gesticht door Sturbi's formidabele techniek, die ons koud langs den rug, maar ook koud langs het hart loopt. . . . DE NIEUWE MINISTERS Tcekcnmg voor ,.(/(* Groene Amsterdammer ' door Ccorgc VYJ/ ..ZOUDEN ZE HET IN DIE BUI IT1TIOÜDEN '!" SCHILDERKUNST DOOR A. PLASSCIIAKRT \Vlllcin van f\oniji)cnbur^. bij /\/ci/hii!n/> Er is een hier nu eens te constateeren verschil tusschen de bezoekers van een tentoonstelling van Toorop's of van een van Willem van Konijnenburg'^ werken. Bij Toorop voelt ge de felle, levendige belang stelling, bij van Konijnenburg gedraagt de bezoeker, de volgeling, zich onderdanig; het bezoek, dat hij brengt, doet mij altijd deuken aan den kerkganger en zijn kerkgang. Opeen behoorlijken afstand beschouwt hij het werk van zijn Meester (met een hoofdletter !) Maar, wij zullen dat verschijnsel vorder niet psycho logisch onderzoeken, en ons nu bepalen tot deze kleine tentoonstelling (klein wat het aantal werken aangaat. Dit beperkt getal geeft ook reeds een zekere plechtstatigheid aan de uitstalling). En dan is /.onder weifeling te schrijven, dat liet beste werk van de ten toonstelling is: de teekcniiv^ van de ,,0v(rgave", waar de vrouw zich traag en gansch gaat geven aan den man. Het is een groote teekening van twee figuren, evenals het schilderij van hetzelfde onderwerp een groot schilderij is met de twee, dezelfde, sterkplastisch gegeven figuren. Deze lust tot sterk-plastische formuleering is van Konijnenburg dikwijls eigen, en maakt hem verwant aan den beeldhouwer. (Er zijn teekeningen van Van Konijnenburg, die op werk van Raedecker lijken). Maar, het zou mogelijk zijn, deze plastische lust te overdrijven, en eigenlijk van de schilderkunst in de beeldhouwkunst op ongepaste wijs te verzeilen. Dit wordt bij Van Konijnenburg voorkomen, doordat hij naast die beeld-formeerende lust, of liever eenvoudig-weg, doordat hij een roman ticus is, en als schilder, het best wanneer het minst gekleurd", weet en voelt en begrijpt, dat de roman tische schilder zich in licht, lichtspelen en lichtvlaag moet vertolken. Dat neemt het starre van het beeld weg, en houdt het schilderij binnen de schilderkunst. Zóó vindt ge Van Konijnenburg dan ook in de geteekende ,,Overgave" en juist omdat zóó goed als alles zwart-en-wit bleef, is het gevaar der ,,kleur" verme den. Minder imposant dan het schilderij, is de tiekening hier hij K'eykamp zeker niet minder zuiver. Zij overtreft door haar romantische innigheid vuur mij verre de wandversiering, die in Parijs was te zien. Divini verbi inspiratio", en nu hier in haar lengte en breedte tentoongesteld slaat. Het gegeven b zuiver-symmetrisch voorgesteld; om de middelfiguur. een jonkman van eenigszins onbestemde vormen, elegant maar sterker dan een Arondeustype, bewegen zich figuren en gezichten in diverse expressies, Met een paar koppen, een Sint-Jeroen, en een paar teekeningen nog, heb ik clan het geheele getal der te zieiie werken aangeduid. Eén ding nog: De Sint Jerneii is voor van Konijnenburg 't symbool van den eigen strijd en van den strijd, die het leven is. (ie moet hieraan toevoegen, dat er schakeeringen in de vticrstclling zijn, die tegelijk een bekentenis blijken, hoe Van Konijnenburg op een bepaald moment van zijn leven dien strijd erkent, en daarom weer wil geven. Soms is de tegenstander, hoewel gevaarlijk, toet1 niets dau het ter aarde kruipend gedierte, maar soms rijst de draak met den st;:art omhoog, en lijkt een opstaande vlam, en i< bijna zoo groot ut zoo hoog als Sint Jemen zelf! Dau erkent Van Konijnenburg de macht van dien tegenstander als zeer groot, en lijkt hem het leven een wisselend bijna winnen en bijna verliezen, een strijd vol kante lingen en kenteringen, en nadert zoo, wat wij het tragische bij de Tegenwoordigen en van de Tegen woordigeii hebben geheeten. Wanneer ge dit wat hier werd geconstateerd, eenvoudig weg mei uw oogen nagaat . elan weet ge hoe in zeker tijdperk de beschouwing van Willun van Konijnenburg is omtrent actie en reactiein het leven, in zijn eigen leven ! i l MUZIEKHANDEL ~ PIANO'S C^r VLEUGELS A' 1835 D U DAMP D Tcl ^ ichterSt.Pi9ter4 n« KHHK UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl