Historisch Archief 1877-1940
No. 2545
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
geven hoegenaamd geen licht ten opzichte van de
oorzaak en van dien aanwas.
De heer Van Vuuren haalt deze zinsnede uit mijn
vorig artikel aan: Nog voordat iemand in Amsterdam
iets van Indiëwist, is daar de grondslag gelegd voor
-een economischen opbloei, die inderdaad van de
allergrootste beteekenis was". Mijn geachte opponens
meent, dat ieder algemeen ontwikkeld mensch weet,
?dat het anders was. Ik kan dat niet beoordeelen, maar
s dat zoo, dan hebben deze algemeen ontwikkelden
Shet mis. Om te betoogen, dat ik ongelijk heb, haalt
de heer Van Vuuren het niet onbekende feit aan, dat
reeds voor 1593 in Amsterdam allerlei bekend was
«ver Indiëen den weg daarheen. Hij beroept zich
?daarbij op de wereldkaart van Cornelius Aurclius van
1514. Maar wat bewijst dat? Ik zou omgekeerd willen
?vragen: in welken tijd stelt de heer Van Vuuren de
grondslagen van den economischen opbloei van
Amsterdam? Toch niet in het begin der zestiende
eeuw? Indien hij van die meening mocht zijn, zal hij
goed doen die meening te herzien.
Een derde kwestie. Wederom uit Van der
Ouder.meulen haalt de heer Van Vuuren cijfers aan van
ietgeen door de Kamer van Amsterdam jaarlijks
wordt uitgegeven ten behoeve van de Indische uit
rusting. Dat die uitrusting aanzienlijk was, spreekt
van zelf; niemand heeft het ooit ontkend. Maar uit
?welk een tijd zijn deze cijfers en voor welke periode
Tiebben zij dus bewijskracht? En wat bewijzen zij,
zoolang daartegen geen andere cijfers ter vergelijking
?worden geplaatst, die den handel in het algemeen
betreffen. Het is niet voldoende groote getallen te
ioemen, men moet ze ook in hun verband weten
te zien.
Ten slotte. Wat de heer Van Vuuren bedoelt met
zijn opmerking, dat Reael geen Indische loopbaan
achter zich had, begrijp ik niet. Meent hij waarlijk,
dat men geen aandeelen in de Oost-Indische Com
pagnie kon hebben zonder Indische loopbaan? Zoo ja,
dan moet hij deze opvatting nog maar eens toetsen
aan de feiten.
Ik ben in mijn betoog zakelijk gebleven. Als de
heer van Vuuren dat ook was geweest, zou een dis
cussie als deze vruchtbaarder zijn. Nu vrees ik, dat ik
mijn bestrijder niet heb overtuigd.
JUFFROUW CRISIS WORDT MEVROUW KABINET
7"ce/<en/fii>' voor ,,c/e GVoefie Amslcrdömmcr door L. J. Jorda<ui
Discussie gesloten. Red.
H. BRUGMANS
DRAAGT ELKANDERS
LASTEN!
DOOR ). ]. BEKAAR
HOE staat het toch eigenlij'k met onze finan
ciën?
Tal van sociale instellingen en alle rijksambtenaren
?zullen U, met den vinger wijzend op hun budget,
aantoonen dat de Staat der Nederlanden nog in
«enigszins zorgelijke omstandigheden verkeert, en
af en toe vraagt eeii der ongelukkige familieleden
(laatstelijk weer de gemeente Vaals) faillissement aan.
En tegelijk vermeldt een vrijmoedig blad als de
,Telegraaf", dat 169 Nederlandsche ondernemingen
in 1925 maar even zes honderd millioen rijker zijn
geworden. Van welke vermogensvermeerdering an
. sich in ons goede land geen cent belasting wordt
etaald.
Staan we er werkelijk slecht voor?
Niet in vergelijking met het verleden. In den
oorlogstijd van ruim een eeuw geleden hadden we
nog heel andere tekorten dan die van 1918 tot en
met 1922; in 1795 bijvoorbeeld was er 34 millioen
tekort op 16 millioen ontvangsten ! En er bleven
tekorten tot 1846 waaruit schijnt te volgen dat
men ook met tekorten lang kan leven.
Behooren we tot de minst gegoeden onder de staten
van Europa? Sinds 1913 zijn onze staatsschulden in
aanmerkelijk langzamer tempo gestegen dan die van
alle Europeesche mogendheden behalve de Scandi
navische en Zwitserland. Met de laatste gingen we
n gelijk tempo, maar onze rug is heel wat breeder.
Een vergelijking van de staatsschulden in alle landen
van Europa, met inachtneming van hun draagkracht
zou vermoedelijk uitwijzen dat wij er nog steeds het
best voor staan. Aardrijkskunde en geschiedenis
beide schijnen ons departement van financiën dus
vriendelijk toe te lachen.
Wat hapert er dan?
Voornamelijk dit, dat de lasten ongelijk verdeeld
zijn.
Waarvan we hier een paar voorbeelden geven.
Da grondbelasting ongebouwd wordt nog geheven
naar de pachtwaarden 1877 tot en met 1881. Voor de
kleigronden zal dat wellicht vijftig percent te laag
zijn, voor de zandgronden zeker meer dan honderd
percent. Een voorloopig voldoende herziening der
pachtwaarden, die op zijn allerminst vier millioen
per jaar in de schatkist zou brengen, is zonder veel
kosten en omslag te bereiken. Waarom doen we het
dan niet?
Het is met de grondbelasting gebouwde eigen
dommen al weinig minder erg. Xe wordt naar iets
latere gegevens (de huurwaarde 1891- 189(i) geheven.
OL'D KN TAAI
MAAR NOG BK-GKKRD!'
maar het verlies is al niet minder groot. Sinds 1897
toch zijn de huurwaarden gemiddeld per perceel in
Nederland gestegen van ruim / 150 op ruim / 240.
De heffing naar de oude huurprijzen kost den staat
der Nederlanden jaarlijks weer ongeveer vier millioen !
We laten verder daar, dat er, behalve de gewone
stijging, nog in de centra der groote steden een zeer
hooge stijging is, en dat er daar alle reden zou zijn
voor belasting op de waardevermeerdering naast de
grondbelasting. Dat is weer de door ons departement
van financiën nog niet geëxploreerde bron, die we
straks ook al in de verte zagen spuiten.
Onze gemeentebelastingen, die uit den aard der
zaak, met de rijksbelastingen mede behoorlijk over
de gezamentlijke Nederlanders moesten verdeeld
worden, vertoonen een wonderlijk mozaïek met
scherven van alle kleur en grootte, be drie provincies
bezuiden den Moerdijk hebben samen ongeveer 420
gemeenten. Slechts in zeven er van wordt daar van
een inkomen van vijf duizend gulden meer dan /even
percent geheven. Daarentegen is in honderd dertig
van de zeven honderd gemeenten boven den Moerdijk
de belastingschroef zoo hoog, en vaak nog hooge. r
opgedraaid.
De totale gemeentebelastingen bezuiden den Moe rei ijk
brengen dan ook maar twee cu twintig tuüliuen up,
of iets meer dan tien pereent van het totaal over 't
heele land.
Hier is dus weer het gmote verschil liisschcn den
eenen en den anderen Nederlander in zifn verplich
tingen tegenover den fiscus.
Het behoorde er niet te zijn.
Want men betaalt benoorden den Moerdijk de/e
belastingen niet voor /ijn genoegen. Men betaalt ze.
omdat de Staat een aantal uitgaven voor algemeene
belangen op de gemeenten schuift. Wanneer de Staat
die zelve droeg, zooals hij behoorde te doen, zouden
alle Nederlanders gelijkmatig in hun inkomsten
belasting betalen, wat nu met harde hand in 't
noorden en met zachte hand in 't zuiden wordt ge
nomen. Betaalde men tnsschen Maas en Schelde
evenveel als nu benoorden den Moerdij'k, dan zou
er twintig millioen meer opgebracht worden.
Bij gelijkmatige heffing naargegevens van de laatste
jaren zonden dus onze belastingen heel wat millioenen
meer in de schatkist doen vloeien. Want naar
alle waarschijnlijkheid zullen de hier gegeven cijfers
verbleeken bij hetgeen nog jaarlijks, door onvoldoende
controle of door liet onvolledige van onze wet op de
richtige heffing, aan de inkomstenbelasting en ver,
mogensbelasting niet wat daarbij behoort, ontsnapt.
Ik meen dat het bedrag op vijf en twintig millii en
per jaar zér matig is geschat. Een onderzoek naar
betere methodes is, al jaren lang, in hooge mate
\vensehelijk.
Is er dns een tekort, dat belet om het noodige geld
voor allerlei sociale behoeften te geven?
Het komt mij twijfelachtig voor.
In ieder geval zon ook een onderzoek naar tle
ongelijke verdeeling van onze belastingen nuttig zijn.
Wanneer men eens het juiste percentage van hei
inkomen \\ilde berekenen. d;;t allerlei Nederlanders.
arbeiders, boeren, effectenbezitters, ambtenaren,
kimpliedeü, in verschillende deelen van het land aan
belastingen ophangen, en wanneer het publiek
daar