De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 13 maart pagina 7

13 maart 1926 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2545 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND UIT DE NATUUR: WAALENBURG DOOR DR. JAC. P. THIJSSE TOT voor korten tijd vochten de kemphaantjes nog op den hoofdweg in de bloemrijke bermen. Als je van Koog kwam over den Pijpersdijk, die bij de bevolking Pupelukkediek" genoemd werd, dan was het geraden om na den eersten dwarsweg van de fiets af te stappen en dan langzaam voort te wandelen. Het duurde niet lang of je zag dan beweging in den wegberm en rustig naderbij slenterend lukte het dan wel om een paar dozijn van die prachtige kemphanen tot op een meter of tien te naderen. Tegenwoordig echter heeft de kampplaats slechts weinig bezoekers, ik vind er zelden meer dan een stuk of vier en die zijn door hun geringe aantal zoo weinig verdiept in hun vechtpartij, dat ze nog besef genoeg hebben, om schuw te wezen. Hoe talrijker de kemphaantroep, des te gemakkelijker is hij te benaderen. Thans ligt de drukste vechtplaats een eindje verder aan den volgenden zijweg, een paar honderd meter zuidelijk van den hoofdweg. Ze kampen daar in de hooilanden en op den weg zelve. Met wat handigheid kun je hier een soort van schuiltentje bouwen uit de fiets, een groote cape en een stok en dan rustig uitzien naar deze allermerkwaardigste steltloopers. Als je het zoo weet in te richten, dat je uit den wind en in de zon komt te liggen daarvoor geven de morgenuren meestal de beste kans dan kun je je voor eenige uren weg maken in het voorjaarslandschap en zoo een goeden indruk krijgen van het dagelijksch bedrijf in dit hoekje van den polder. Ik zie dan altijd ook graag een stuk van de wegsloot en een of meer dwarsslooten en een geschikt brok hooiland. Het maaiveld ligt hier weer wat lager dan elders en ook nog al ongelijk, dat geeft weer afwisseling en ook kans op nog wat an ders dan de kemphaan tjes. Het duurt niet lang of deze komen aanvliegen, dikke korte vogeltjes, vooral dik aan den kop, dat komt door de sierveeren van den hals, die, al liggen ze ook vlak tegen het lichaam aan, den om trek van het lijf belangrijk vergrooten. Een vliegen de kemphaan is dan ook al op grooten afstand ge makkelijk te onderschei den. Meest vliegen ze laag over de bloemen en met een flink vaartje. Wan neer ze op de kampplaats neerstrijken, op hun eigen platgetreden plekje, dan nemen ze bijna altijd onmiddellijk de gevechtspositie aan en maken met wijd uitgespreiden kraag een paar passen links en rechts. Soms raken ze dan al dadelijk in een gevecht gewikkeld met hun naasten buurman, dikwijls blijven ze ongemoeid en dan vervallen ze na hun strijdlustige phase wel in een stemming van schijnbare devotie en vertoonen dan allerlei ongewone houdingen: gehurkt, geknield, de pooten gestrekt en den snave' vlak tegen den grond gedrukt, allemaal dankbare onderwerpen voor den snelschetser. Noteer meteen ook de kleuren, want onder deze kemphanen zijn er met witte kragen, en met zwarte, bruine, oranje, rood en bruin gebandeerde in eindelooze ver scheidenheid. Het wijfje heeft geen kraag, maar is, mooi duidelijk gevlekt met wit en zilvergrijs en bruin en ze heeft een even sierlijken en gaven steltloopervorm als de tureluur. Als je weet dat ze bestaat, zie je haar ook wel rondstappen in het gras, te gelijk met een enkele tureluur, grutto of kievit, want die huizen hier allemaal in dit lage slechte stukje hooiland. Af en toe komt een enkele meeuw overvliegen, koers zettend naar de Staart, de groote broedplaats. Dan volgt een vischdiefje, spierwit, de kop zwart, een blinkend vischje in den rooden snavel. Die gaat ook naar de Staart, ze wonen daar naast de meeuwen. Daar komt een donker vopeltje aan, in vlucht en BOUWT IN MET OOSTERPARK BIITliöVEN INLICHTINGEN VERSTREKT DE DIRECTIE TEIEF.INT. N?655S BOEKBESPREKING gedaante gelijkend op het vischdiefje, maar hij is kleiner. Dit is de Zwarte Stern, die op de plassen zijn nest graag bouwt op drijvenden rommel of op dicht opeen groeiende waterplanten. Hier echter huist hij op terra firma en wel in de naaste nabijheid van ons kemphaantjesstrijdperk. Het lukt zelfs wel, om ze op hun nest te zien zitten in 't korte gras; de lange punten van vleugels en staart maken het ontdekken van deze diertjes minder moeilijk. Het vereischt anders veel geluk en veel opmerkzaamheid om in het veld een broedenden vogel op zijn nest te ontdekken, maar bij een zoo dichte vogelbevolking als hier in den polder Waalenburg kunnen wij dikwijls dat genoegen beleven. Op de open slijkplekken broeden de strandpleviertjes, kleine grijze steltloopers, van onderen spierwit en met een onvoltooiden zwarten halskraag. We kunnen nu bij stukjes en beetjes zoo'n slijkplek afzoeken, om een broedend pleviertje te ontdekken, maar te vergeefs, het grauw van hun veeren harmo nieert volkomen met het grauw van den bodem. Daar komt er een aandraven uit het gras. Als hij niet bewoog, dan hadden wij hem nooit ontdekt, want het wit van kop en nek is te nietig om gezien te worden DE KEMPHAANTJES IN DEN POLDER WAALENBURG. RECHTS OP HET DORPJE WAAL. AU CAVEAU PARISIEN" American Bar - Dancing Amsterdam Afternoon-ThéDansant 4 6.30 Soiree-Dansante 8.45 12 ALS GROOTSTE ATTRACTIE VOOR DEN DANS DE BEROEMDE ENGELSCHE BAND THELONDON SYMPHONY FIVE" en het wit van de buik gaat te loor in de schaduw en maakt zelfs dat de vogel zonder relief blijft: een prachtig voorbeeld van camouflage. En wat een vol doening geeft het dan om door kracht van oplettend heid het kale slijkvlak gaandeweg bevolkt te zien met een drietal paren van die strandpleviertjes. Al dien tijd zingen onophoudelijk leeuweriken en piepers en we zien ze rijzen en dalen vlak bij ons. De zangwoede bij de leeuwerik is soms zoo groot, dat hij zelfs zingend rondloopt, dat zie ik het meest in April. Haast even aardig is het, om ze arbeidend te zien rondloopen, heel handig de lange, smalle grijze kniptorren weghappend, terwijl die omhoog klauteren langs de grasblaadjes. In de verte in de sloot zwemt een eend met jongen. Men heeft mij ook verteld dat de kleine dodaars hier zijn modderig nest heeft, maar dat kunnen wij alleen vinden als we stap voor stap de sloot langs gaan en ieder plantenmodderhoopje dat wij tegenkomen, betasten, om de verborgen eieren te ontdekken. Maar ik blijf hier veel liever in 't gras liggen en luisteren en uitkijken, om al meer en meer doordrongen te worden van het besef van den zeer wonderlijken rijkdom van dieren- en plantenleven in dezen ouden zeepolder. Hier is van alles te ver wachten. Hier komen ook de zeldzame trekvogels terecht die zich overvliegen en hier misschien de boodschap brengen, dat zij zich er later wel willen vestigen, dat was iti 1908 eenvalreiger-paar en kort geleden de langbeenige steltkluit. Mogelijk vertoonen zich die dieren ook elders, maar in Waalenburg hebben ze de meeste kans om gezien te worden, omdat van Maart tot Juli in onzen poldergestaag vogel vrienden uit alle declen van de wereld komen rondzien en studeeren. De gewone wandelaar kan langs de open bare wegen al genoeg van al die vogelpraal te zien krijgen, de geleerde, dien het om nauwer kennis making te doen is, kan al licht toestemming verkrijgen, om zijn studietent je op te slaan te midden van gras en bloemen en zoodoende nader te kinnen tot het nog in vele opzichten geheimzinnig'-- en altijd boeiende leven van onze Nederlandsehe vogels. H. Baart c/e ia Faille?Wichers Hoe/. D longen. Arnhem 1925. N. V. Van Loghum Sla/crus Uitgeversmij Er zijn boeken, die men niet zeer gemakkelijk kan afbreken, ook al deugen ze niet. Niet, omdat men moeilijk zou kunnen zeggen, waar de fouten schuilen, want dat is in den regel niet zoo'n lastige zaak. Het is, omdat men het vervelend vindt, den schrijver iets onaangenaams te moeten zeggen. Er zijn boeken, waaruitdoor den vaak knappen vorm heen, ijdelheid en zelfgenoegzaamheid naar buiten stralen; je behoeft je volstrekt geen geweld aan te doen, daar aanmer kingen op te maken. Maar dit hoek maakt het mij moeilijk. Het is eerlijk gezegd een boek het moet er toch maar uit da: heelemaal niet deugt, maar er zit zooveel gevoel en zooveel menschelijke goedheid in, zooveel zachtheid en liefde, dat het verschrikkelijk jammer is, nu ja, dat het boek niet deugt. ... Er zijn knappe boeken, die onsympathiek aandoen; dit boek is slecht, maar sympathiek. Nu wordt het sympathieke in een kunst werk nog al vaak voor het artistiek-schoone aan gezien, en man neemt het er, in 't algemeen, graag voor in de plaats. De blijvende populariteit van den, artistiek toch wel heel middelmatigen, De Genestet is er een bewijs van. Waar bovendien dit boek nogal sterk naar den ethischen kant is, zal het er bij het publiek wel in gaan. De goed-menschelijke eigenschappen, die dezen roman sympathiek maken, hebben met het kunste naarschap van de schrijfster, voorzoover dat in haar aanwezig is, niets te maken. Als kunstwerk is het boek niet geslaagd. Het kunstenaarschap is primair, en men kan de beste mensch van de wereld zijn en toch ver keerde boeken schrijven. Deze heele zachtzinnige geschiedenis van den niet zeer snuggeren, maar goedwilligen jongen, die in dienst is bij een dok ter en chauffeur van dien dokter wordt, een meisje krijgt en trouw;, vader wordt van n doofstom en verschillende normale kinderen, eindelijk blind wordt en sterft deze heele geschiedenis is on waarschijnlijk, omdat geen van de personen, die er in voorkomen, den indruk geeft, een levend mensch te zijn. Alles wordt in afgepaste hoofd stukjes, keurig net, in be schaafd proza, achter elkaar verteld, een reeks van toevalligheden, nergens verbonden door een lijn van noodzakelijkheid, die van het boek een geheel zou maken. De ontroering, die van dit boek uitgaat want het is hier en daar zeer ontroerend is ook volstrekt geen schoonheids-ontroering. Wanneer twee menschen, die veel van elkaar houden, een kind krijgen, en ze merken later, dat het kind doofstom is, dan is dat altijd tragisch, en als in een gezin de vader blind wordt, dan is dat altijd ongelukkig. Deze dingen gebeuren in dit boek. Maar evenmin als een krantenbericht, dat naar den inhoud toch zeer ont roerend kan zijn, in het algemeen een kunstwerk is, evenmin kunnen onderwerpen als de boven-vermelde, op zich-zelf dezen* roman tot een kunstwerk maken. Nu zal deze of gene toch nog wel zeggen: ,,Nu ja, het boek mag dan al niet goed wezen, maar 'de schrijfster heeft het toch zoo eerlijk en goed bedoeld". Men kan even goed zeggen: ,,Het boek is niet goed, maar de schrijfster heeft een mooien hoed op". Het klinkt in dit geval wat hard, maar het is toch', dunkt mij, de waarheid. HERMAN MIDDENDORP DEN ACHTERGROND foto A. Burdet. JNtDeNHAAG BLKEN VRIJDAG HOTELCENTRAL

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl