De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 13 maart pagina 9

13 maart 1926 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2545 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BOEKBESPREKING Erncst Claes, Het leven van Herman Coene. hef kind, Amsterdam, P. N. van Kampen en Zoon. zonder /aar Siegfried van Praag, De Weegschaal, Amsterdam, Uitg. Mij. Elsevier, 1925. Di uitgever van Herman Coene schijnt geen ver trouwen in de toekomst van dit boek te hebben; het verschijnt zonder jaartal op den titel. Hij schijnt niet te verwachten, dat over 10, 25, 100 jaar iemand eens een studie zal willen schrijven over Claes, dat Claes in een wat breed opgezette litteratuurge schiedenis eenigzins uitvoering zal worden besproken, dat iemand ooit een onderzoek wil instellen naar invloed, die van Claes uitging, of naar invloeden, die hij ondergaan heeft. Voor ai deze gevallen is een nauwkeurige dateering van ieder bock van den schrijver onmisbaar. Een boek zonder jaartal mist iets, dat bij ieder werk van eenige beteekenis onont beerlijk is. Dat een uitgever uit handelsspeculatie het publiek maar liever niet wil laten zien, wanneer een boek verschenen is, kan ik begrijpen. Het kan dan, als er geen herdruk komt, lang als noviteit worden aange zien. Maar geen auteur, die zich een beetje gaat voelen, mag zulk een beleediging van zijn uitgever dulden. Nu geloof ik, dat de uitgever in dit bijzonder geval zich leelijk vergist heeft. Dit boek heeft wel degelijk een toekomst. Aanvankelijk ben ik er wel een beetje van verschrokken. Zoo'n dikke, deftige roman van Claes ! Voor mij is zijn Da Witte, al is het wat wild, een kostelijk boekske; het is los en vrij, grootendeels in het natuurlijke, frissche, levende dialect van Claes' eigen streek geschreven en teekent voortreffelijk een echt natuurkind, een glorieuzen vrijgevochten schobbert in al zijn schelmenstreken en strapatsen. Als we dit nieuwe boek lezen is het aanvankelijk of we iemand, met wien we ongegeneerd in werkpak door bosch en veld hebben gedoold, met wien we hebben gelachen en genoten van al wat daar buiten treffelijks was, onverwacht voor het eerst netjes geschoren en gekapt in smoking zien verschijnen in een salon tusschen menschen, die allemaal erg deftig doen. Maar dit went wel. Fn dit nieuwe boek zijn eigenlijk twee elementen, die niet goed zijn samengegroeid. Er is de roman van den haat en den wraaklust, van den ternacen wil tot vernietiging in het geslacht Coene tegenover liet geslacht Van Berckelaer op De Wazing. Dit is goed, knap werk, maar treft toch zich door iets bijzonders. Doch daarnaast is het leven van den jongen Sep op de boerderij, n van Maantje, het laatgeboren kind van Peter Coene. Heel dit schoone kinderbestaan is niet voldoende ingeweven in den grooten roman-opzet, waarvan we het bevredigend slot, dat naar ik hoop nog komen zal, wel kunnen vermoeden in de symbo liek derj vreedzame ontmoeting van Maantje en de kleine meid van de Wazing. In dit kinderleven heeft echter de auteur al zijn genialiteit weer kunnen ont plooien als geboren kinderteekenaar, en tevens als goede natuurschilder. Fn Sepke, het Duvelke, het heerlijk jonk, is de Witte herleefd en het is aandoenlijk zijn woestheid, al zijn dwaze onberekenbare kuren te zien overgaan in een mysterieuzen eerbied, een fijne zachtheid, een innige, tecre aanhankelijkheid voor den pas geboren kleinen Herman van den boer op de hoeve. Daarmee boeit Claes ons onvoorwaardelijk en volkomen. We zijn weg in het leven van die beide kinderen, vergeten absoluut heel de tragische historie van de Coenes en Van Berckelaers, kijken verbaasd op als v/e er weer iets van hooren. O ja, die nijdige, wrokkende, eerzuchtige boer bestaat ook nog! Ik ken in heel onze literatuur van thans niet zulk een rijk begaafden teekenaar van kinderen naar lichaam en ziel. Het boek is niet bijster goed gecon strueerd. Ook daar waar hij met de kinderen bezig is laat hij zich telkens verleiden op details door te gaan en ze uitvoerig verder uit te werken, omdat hij er nu eenmaal plezier in heeft en het niet laten kan. Hij is een hartstochtelijk teekenaar. Wat hij dan geeft is op zichzelf voortreffelijk, van een bijzondere fijne innigheid en zuiver natuurgevoel, maar het verbreekt de eenheid. Welk een schitterend brok b.v. is niet dat slapen van Maantje in de wieg en dat langzaam wakker worden. We lezen bladzij na bladzij het zijn er tien in de diepste ontroering; welk een fijne observatie. Het is op zich zelf een juweeltje. Claes heeft bovendien concessies aan de nettigheid en bezadigdheid gedaan; hij liet zijn eigen natuurlijke PAST STALEN RAM EN TOE VAN DE KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT. SPECIALITEIT: VERZINKTE STALEN RAMEN dialect varen en de boeren-pa zegt nu tegen het Duvelke: Dag Sep, nu eerst wakker?" en de boerennia: Toe vent, gauw naar bed nu" of ze Hagenaars waren. Ik vind dit bijzonder jammer. Maar men kan het misschien verdedigen. Laten we buitenlanders ook niet meestal Hoilandsch spreken in onze boeken? En Claes zijn dialect is niet altijd zoo direct ver staanbaar voor wie niet zelf zoo'n beetje den Brabantschen kant uit komt. Ik mis hier de ruimte om de schitterende kwaliteiten van een groot deel van dit boek nader aan te toonen. Bij onmiskenbare gebreken als groot opgezetten roman in zijn geheel, komt toch door dit werk zeer stellig de schrijver op een veel hooger plan te staan onder de beste van zijn Zuid- en Noord-Nederlandsche confraters en in het bijzonder als kinderteekenaar toont hij zich een kunstenaar van groote beteekenis. Als ik me niet vergis is De Weegschaal een debuut; dat blijkt ook wel uit enkele kleine onhandigheidjes. Toch vind ik dit werk van Siegfried van Praag niet enkel een aangename belofte voor rijper oogst, doch op zich zelf reeds een boek van groote schoonheid. Een boek uit de Joodsche wereld met enkel Joodsche helden". Enkel een Jood kan zoo volkomen georiën teerd, met zooveel innigheid en meeleven over het Joodsch gezin, de Joodsche persoonlijkheid schrijven. Ik vermoed dus, dat we Van Praag naast Querido, Heyermans en vele anderen uit Juda's stammen zullen hebben te rangschikken, die onze litteratuur in de laatste halve eeuw met zulke kostelijke schatten hebben verrijkt. Hij heeft niet dat drukke, dat overladene, dat wat te levendig gesticuleeren, 't welk ons, Westerlingen, in sommige Joodsche schrijvers wel eens hindert. Hij teekent rustig en bezadigd en toch levendig, aan grijpend. Hij weet sober te zijn in de uitbeelding van de rijke verscheidenheid zijner typen en toch vol verrassend avontuur en geestige wendingen. Vooral do >r die rijke verscheidenheid treft ons zijn boek. In de eerste plaats is daar het gezin Jacobs in den kippenkelder van de Amsterdarnsche Jodenbuurt, die hij het Ohetto noemt, dat zich uitstrekt van het Centraal-Station tot de Weesperpoort. De vader en de moeder oude rasjoden; hij de hard ploeterende hande laar, vóór alles belust op voordeel, uitvallend in woorden en daden van bewogenheid, doch si.ms ook strak en waardig doende, als drager van de eer der familie; zij de druk gebarende en jeremieerende, beiden onwrikbaar gehecht aan de oude traditie: van Israël, kruipend voor wat zich beschermend uit de hoogere kringen aanbiedt, vlammend op eer en aanzien. Door welke bloedmenging van vorige geslachten zich bij deze menschen zulk een uiteenloopende progenituur voordoet, wordt ons niet verklaard; maar ze is er; we hebben ze te aanvaarden en ondenkbaar is ze niet. Daar is de eerzuchtige, hooghartige Michel, het knappe kind van de familie, die zich in zijn H.B.S.-studie verheven voelt boven de wriemelende drukte in de kippen-affaire en de laag-burgerlijke manieren van zijn familie, maar die, eenmaal student, volmaakt te gronde gaat. Daar is Bram, de vrome, gemoedelijke jongen, die in kalme gemoedsrust, buiten alle wereldsche beslom mering om enkel opgaat in de heilige rythen van zijn geloof en de waardigheid van zijn toekomstig rabbinaal ambt. Daar is de zachte Sarah, de eenvoudige, slanke schoonheid, die door zulk een fijne intuïtie geleid, zich opheft tot een geestelijke macht in de familie, in pure argeloosheid en zoeten droom opgroeit tot waardige, zelfstandige vrouwelijkheid; in beiden, Bram en Sarah, de sterke liefde. Daar is Izaak, de zware zwoeger, de socialistische propagandist met tellen klassenhaat en strijdwoede, die toch gewillig zijn eigen geluk opoffert voor de heilige traditie van zijn Jood sche ouders. Daar is Rozetje, het sluwberekende wijfjes-dier, dat de lagere instincten Iaat zegevieren. En dan niet te vergeten: de heerlijke type van Oom Raffie, het oude, pientere, wijze joodje, dat met zijn inzicht en overreding teikens vol toewijding voor de rust en vrede in de familie zorgt. En daar buiten de rijke Jood Levie, geboren uit dat (ihetto, er bovenop gekomen door een huwelijk, dat hem een hel is, uit zijn salons van het Mnseumkwartier, uit zijn uiterlijke onverschilligheid voor het oude geloof opgejaagd, terug naar dat (Jhetto, waar hij zich thuis voelt, waar hij de weldoener" kan zijn, bij zijn stil vrome protégés Bram en Sarah. En dan is er nog Karel Levie, alweer de volmaakte tegenstelling van zijn broer Jules, hij de levensdilettant, de scepticus, die dilettantisch komt filosofeeren bij Sara; hij, die de idee kende, vond de werkelijkheid te alledaagsch om de idee in haar terug te vinden, en zij distilleerde, levend en werkend, uit haar kleine eenvoudige, werkelijkheid, de idee, die zij, al zwoegend, gevonden had. Dwalend door het zand der dagelijksche werkwoestijn, vond zij een diamant. . . . Lieve, eenvoudige vrouw, dacht Karel. Toch zei hij: Maar ten slotte moet ir toch een einddoel zijn, een grootsch doel, waar wij menschen aan moeten werken, dat de bedoeling van alle leven van vroeger en tegenwoordig is". ,,0eh, dat weet ik niet" zei Sarah. Er is geen algemeen doel, geloof ik. Maar wel voor ieder menseli afzonderlijk, en dat staat toch in de Totiroh. En misschien is er ook wel een doel voor alle menschen, maar dat weet God. Die zal wel zorgen, dat dit doel bereikt wordt". N. V. KUNSTZALEN DE SIRKEL" Laan van Meerdervoort 53 D DEN HAAG TEL. 36518 WERKEN VAN MODERNE MEESTERS Kunstboeken, Sieraden, Glaswerk Leerdam Unica Aardewerk £&?> Reproducties naar oude meesters Laat ik besluiten met nog een klein citaat, waaruit blijkt, hoe goed en met welk een stemming Van Praag een stadsgezicht kan aangeven. Michel, de verloopen souteneur, doolt doelloos rond door Amsterdam, slentert door de Utrechtschestraat, komt aan het Frederiksplein: Oog voor dit rustige, nobelgebogen stadshart had hij niet. Het Paleis voor Volksvlijt, met zijn frivole, gemakkelijke bekoorlijkheid, kreeg in den avond een ernst en wijding, welke men 's daags niet vermoeden zou. Zijn breede heupen droegen den molligen romp statig de stille lucht in en met vriendlijken trots keek de rustige koepel boven de stad uit, omsloten door den verdunden blauw-zwarten avond hemel. En stemmig ook lag de nu afgesloten fontein voor haar paleis te wachten, in breede rust. De boomen van het plantsoen stonden op gelijken afstand naast elkaar en mengden hun ontbladerde kruinenluchters, vormden een grillig rif hoog in de lucht. Michel schoof over het asfalt en zag zijn reusachtige schaduw met trekkende en kruipende verspringingen ver voor zich uit schuiven op het aschgrauwe pla veisel. Langs de Sarphatistraat, met haar wat te drukke eerste huizen, wier gevels opzettelijk coquetteeren, opgesierd als salons, doch die in den avond verstemmigd waren tot een grillige inspringende en uitschietende heuvelenkudde, liep hij over de Hooge Sluis. De Amstel lag in avondschoonheid ontloken, als wachtte hij een gast. Tallooze sterren schitterden aan den hemel en groepeerden zich om de sikkel der maan, een hof van edelsteenen met een gulden koning". |. I'RINSKN J.LX. Nederland sche Staatkundige geschiedenis voor allen Sedert jaar en dag publiceeren wij in ons weekblad een plaat, die aan het publiek toont hoe de kunste naar, soms spottend, soms hoonend, soms niet ergenis, soms lachend de politiek van den dag beziet. Wij hebben gemeend daarvan te moeten maken een kleine collectie lichtbeelden om te vertoonen aan het publiek", dat sedert 1886 onze platen in huiskamer, op straat voor de winkelruiten, aan leestafels heeft opgemerkt. Te zamen vormen zij een ware reeks staatkundige geschiedenis, te gebruiken bij het onderwijs aan volwassenen. De V'olks-Universiteit, Ons Huis, het Nul van het Algemeen mogen over onze lichtbeelden beschikken. Prof. Mr. C. W. de Vries heeft zich Ixreid ver klaard n of meer voordrachten met deze licht beelden over de staatkundige geschiedenis te houden. Zijn adres is te 's-Graveiihage, Prins Mauritslaan 81. VAN NELLE'5 TABAK KWAÜITEIT ALOM VERKRIJGBAAR

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl