Historisch Archief 1877-1940
No. 2545
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BOEKBESPREKING
Erncst Claes, Het leven van Herman Coene. hef
kind, Amsterdam, P. N. van Kampen en Zoon.
zonder /aar
Siegfried van Praag, De Weegschaal, Amsterdam,
Uitg. Mij. Elsevier, 1925.
Di uitgever van Herman Coene schijnt geen ver
trouwen in de toekomst van dit boek te hebben; het
verschijnt zonder jaartal op den titel. Hij schijnt
niet te verwachten, dat over 10, 25, 100 jaar iemand
eens een studie zal willen schrijven over Claes, dat
Claes in een wat breed opgezette litteratuurge
schiedenis eenigzins uitvoering zal worden besproken,
dat iemand ooit een onderzoek wil instellen naar
invloed, die van Claes uitging, of naar invloeden, die
hij ondergaan heeft. Voor ai deze gevallen is een
nauwkeurige dateering van ieder bock van den
schrijver onmisbaar. Een boek zonder jaartal mist
iets, dat bij ieder werk van eenige beteekenis onont
beerlijk is.
Dat een uitgever uit handelsspeculatie het publiek
maar liever niet wil laten zien, wanneer een boek
verschenen is, kan ik begrijpen. Het kan dan, als er
geen herdruk komt, lang als noviteit worden aange
zien. Maar geen auteur, die zich een beetje gaat
voelen, mag zulk een beleediging van zijn uitgever
dulden.
Nu geloof ik, dat de uitgever in dit bijzonder geval
zich leelijk vergist heeft. Dit boek heeft wel degelijk
een toekomst. Aanvankelijk ben ik er wel een beetje
van verschrokken. Zoo'n dikke, deftige roman van
Claes ! Voor mij is zijn Da Witte, al is het wat wild,
een kostelijk boekske; het is los en vrij, grootendeels
in het natuurlijke, frissche, levende dialect van Claes'
eigen streek geschreven en teekent voortreffelijk een
echt natuurkind, een glorieuzen vrijgevochten
schobbert in al zijn schelmenstreken en strapatsen. Als we
dit nieuwe boek lezen is het aanvankelijk of we
iemand, met wien we ongegeneerd in werkpak door
bosch en veld hebben gedoold, met wien we hebben
gelachen en genoten van al wat daar buiten treffelijks
was, onverwacht voor het eerst netjes geschoren en
gekapt in smoking zien verschijnen in een salon
tusschen menschen, die allemaal erg deftig doen. Maar
dit went wel.
Fn dit nieuwe boek zijn eigenlijk twee elementen,
die niet goed zijn samengegroeid. Er is de roman van
den haat en den wraaklust, van den ternacen wil tot
vernietiging in het geslacht Coene tegenover liet
geslacht Van Berckelaer op De Wazing. Dit is goed,
knap werk, maar treft toch zich door iets bijzonders.
Doch daarnaast is het leven van den jongen Sep op
de boerderij, n van Maantje, het laatgeboren kind
van Peter Coene. Heel dit schoone kinderbestaan is
niet voldoende ingeweven in den grooten roman-opzet,
waarvan we het bevredigend slot, dat naar ik hoop
nog komen zal, wel kunnen vermoeden in de symbo
liek derj vreedzame ontmoeting van Maantje en de
kleine meid van de Wazing. In dit kinderleven heeft
echter de auteur al zijn genialiteit weer kunnen ont
plooien als geboren kinderteekenaar, en tevens als
goede natuurschilder.
Fn Sepke, het Duvelke, het heerlijk jonk, is de
Witte herleefd en het is aandoenlijk zijn woestheid,
al zijn dwaze onberekenbare kuren te zien overgaan
in een mysterieuzen eerbied, een fijne zachtheid, een
innige, tecre aanhankelijkheid voor den pas geboren
kleinen Herman van den boer op de hoeve. Daarmee
boeit Claes ons onvoorwaardelijk en volkomen. We
zijn weg in het leven van die beide kinderen, vergeten
absoluut heel de tragische historie van de Coenes en
Van Berckelaers, kijken verbaasd op als v/e er weer
iets van hooren. O ja, die nijdige, wrokkende,
eerzuchtige boer bestaat ook nog!
Ik ken in heel onze literatuur van thans niet zulk
een rijk begaafden teekenaar van kinderen naar
lichaam en ziel. Het boek is niet bijster goed gecon
strueerd. Ook daar waar hij met de kinderen bezig is
laat hij zich telkens verleiden op details door te gaan
en ze uitvoerig verder uit te werken, omdat hij er nu
eenmaal plezier in heeft en het niet laten kan. Hij is
een hartstochtelijk teekenaar. Wat hij dan geeft is
op zichzelf voortreffelijk, van een bijzondere fijne
innigheid en zuiver natuurgevoel, maar het verbreekt
de eenheid. Welk een schitterend brok b.v. is niet
dat slapen van Maantje in de wieg en dat langzaam
wakker worden. We lezen bladzij na bladzij het
zijn er tien in de diepste ontroering; welk een fijne
observatie. Het is op zich zelf een juweeltje.
Claes heeft bovendien concessies aan de nettigheid
en bezadigdheid gedaan; hij liet zijn eigen natuurlijke
PAST STALEN RAM EN TOE
VAN DE
KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT.
SPECIALITEIT: VERZINKTE STALEN RAMEN
dialect varen en de boeren-pa zegt nu tegen het
Duvelke: Dag Sep, nu eerst wakker?" en de
boerennia: Toe vent, gauw naar bed nu" of ze Hagenaars
waren. Ik vind dit bijzonder jammer. Maar men kan
het misschien verdedigen. Laten we buitenlanders
ook niet meestal Hoilandsch spreken in onze boeken?
En Claes zijn dialect is niet altijd zoo direct ver
staanbaar voor wie niet zelf zoo'n beetje den
Brabantschen kant uit komt.
Ik mis hier de ruimte om de schitterende kwaliteiten
van een groot deel van dit boek nader aan te toonen.
Bij onmiskenbare gebreken als groot opgezetten
roman in zijn geheel, komt toch door dit werk zeer
stellig de schrijver op een veel hooger plan te staan
onder de beste van zijn Zuid- en Noord-Nederlandsche
confraters en in het bijzonder als kinderteekenaar
toont hij zich een kunstenaar van groote beteekenis.
Als ik me niet vergis is De Weegschaal een debuut;
dat blijkt ook wel uit enkele kleine onhandigheidjes.
Toch vind ik dit werk van Siegfried van Praag niet
enkel een aangename belofte voor rijper oogst, doch
op zich zelf reeds een boek van groote schoonheid.
Een boek uit de Joodsche wereld met enkel Joodsche
helden". Enkel een Jood kan zoo volkomen georiën
teerd, met zooveel innigheid en meeleven over het
Joodsch gezin, de Joodsche persoonlijkheid schrijven.
Ik vermoed dus, dat we Van Praag naast Querido,
Heyermans en vele anderen uit Juda's stammen
zullen hebben te rangschikken, die onze litteratuur
in de laatste halve eeuw met zulke kostelijke schatten
hebben verrijkt.
Hij heeft niet dat drukke, dat overladene, dat wat
te levendig gesticuleeren, 't welk ons, Westerlingen,
in sommige Joodsche schrijvers wel eens hindert. Hij
teekent rustig en bezadigd en toch levendig, aan
grijpend. Hij weet sober te zijn in de uitbeelding van
de rijke verscheidenheid zijner typen en toch vol
verrassend avontuur en geestige wendingen. Vooral
do >r die rijke verscheidenheid treft ons zijn boek.
In de eerste plaats is daar het gezin Jacobs in den
kippenkelder van de Amsterdarnsche Jodenbuurt,
die hij het Ohetto noemt, dat zich uitstrekt van het
Centraal-Station tot de Weesperpoort. De vader en de
moeder oude rasjoden; hij de hard ploeterende hande
laar, vóór alles belust op voordeel, uitvallend in
woorden en daden van bewogenheid, doch si.ms ook
strak en waardig doende, als drager van de eer der
familie; zij de druk gebarende en jeremieerende,
beiden onwrikbaar gehecht aan de oude traditie: van
Israël, kruipend voor wat zich beschermend uit de
hoogere kringen aanbiedt, vlammend op eer en
aanzien.
Door welke bloedmenging van vorige geslachten zich
bij deze menschen zulk een uiteenloopende
progenituur voordoet, wordt ons niet verklaard; maar ze
is er; we hebben ze te aanvaarden en ondenkbaar is
ze niet. Daar is de eerzuchtige, hooghartige Michel,
het knappe kind van de familie, die zich in zijn
H.B.S.-studie verheven voelt boven de wriemelende
drukte in de kippen-affaire en de laag-burgerlijke
manieren van zijn familie, maar die, eenmaal student,
volmaakt te gronde gaat.
Daar is Bram, de vrome, gemoedelijke jongen, die in
kalme gemoedsrust, buiten alle wereldsche beslom
mering om enkel opgaat in de heilige rythen van zijn
geloof en de waardigheid van zijn toekomstig
rabbinaal ambt. Daar is de zachte Sarah, de eenvoudige,
slanke schoonheid, die door zulk een fijne intuïtie
geleid, zich opheft tot een geestelijke macht in de
familie, in pure argeloosheid en zoeten droom opgroeit
tot waardige, zelfstandige vrouwelijkheid; in beiden,
Bram en Sarah, de sterke liefde. Daar is Izaak, de zware
zwoeger, de socialistische propagandist met tellen
klassenhaat en strijdwoede, die toch gewillig zijn eigen
geluk opoffert voor de heilige traditie van zijn Jood
sche ouders. Daar is Rozetje, het sluwberekende
wijfjes-dier, dat de lagere instincten Iaat zegevieren.
En dan niet te vergeten: de heerlijke type van Oom
Raffie, het oude, pientere, wijze joodje, dat met zijn
inzicht en overreding teikens vol toewijding voor de
rust en vrede in de familie zorgt. En daar buiten de
rijke Jood Levie, geboren uit dat (ihetto, er bovenop
gekomen door een huwelijk, dat hem een hel is, uit
zijn salons van het Mnseumkwartier, uit zijn uiterlijke
onverschilligheid voor het oude geloof opgejaagd,
terug naar dat (Jhetto, waar hij zich thuis voelt,
waar hij de weldoener" kan zijn, bij zijn stil vrome
protégés Bram en Sarah. En dan is er nog Karel
Levie, alweer de volmaakte tegenstelling van zijn
broer Jules, hij de levensdilettant, de scepticus, die
dilettantisch komt filosofeeren bij Sara; hij, die de
idee kende, vond de werkelijkheid te alledaagsch
om de idee in haar terug te vinden, en zij distilleerde,
levend en werkend, uit haar kleine eenvoudige,
werkelijkheid, de idee, die zij, al zwoegend, gevonden
had. Dwalend door het zand der dagelijksche
werkwoestijn, vond zij een diamant. . . . Lieve, eenvoudige
vrouw, dacht Karel.
Toch zei hij: Maar ten slotte moet ir toch een
einddoel zijn, een grootsch doel, waar wij menschen
aan moeten werken, dat de bedoeling van alle leven
van vroeger en tegenwoordig is". ,,0eh, dat weet ik
niet" zei Sarah. Er is geen algemeen doel, geloof ik.
Maar wel voor ieder menseli afzonderlijk, en dat staat
toch in de Totiroh. En misschien is er ook wel een
doel voor alle menschen, maar dat weet God. Die zal
wel zorgen, dat dit doel bereikt wordt".
N. V. KUNSTZALEN
DE SIRKEL"
Laan van Meerdervoort 53 D
DEN HAAG TEL. 36518
WERKEN VAN MODERNE MEESTERS
Kunstboeken, Sieraden,
Glaswerk Leerdam Unica
Aardewerk £&?>
Reproducties naar oude meesters
Laat ik besluiten met nog een klein citaat, waaruit
blijkt, hoe goed en met welk een stemming Van Praag
een stadsgezicht kan aangeven. Michel, de verloopen
souteneur, doolt doelloos rond door Amsterdam,
slentert door de Utrechtschestraat, komt aan het
Frederiksplein: Oog voor dit rustige, nobelgebogen
stadshart had hij niet. Het Paleis voor Volksvlijt,
met zijn frivole, gemakkelijke bekoorlijkheid, kreeg
in den avond een ernst en wijding, welke men 's daags
niet vermoeden zou. Zijn breede heupen droegen den
molligen romp statig de stille lucht in en met
vriendlijken trots keek de rustige koepel boven de stad uit,
omsloten door den verdunden blauw-zwarten avond
hemel. En stemmig ook lag de nu afgesloten fontein
voor haar paleis te wachten, in breede rust. De
boomen van het plantsoen stonden op gelijken afstand
naast elkaar en mengden hun ontbladerde
kruinenluchters, vormden een grillig rif hoog in de lucht.
Michel schoof over het asfalt en zag zijn reusachtige
schaduw met trekkende en kruipende verspringingen
ver voor zich uit schuiven op het aschgrauwe pla
veisel. Langs de Sarphatistraat, met haar wat te
drukke eerste huizen, wier gevels opzettelijk
coquetteeren, opgesierd als salons, doch die in den avond
verstemmigd waren tot een grillige inspringende en
uitschietende heuvelenkudde, liep hij over de Hooge
Sluis. De Amstel lag in avondschoonheid ontloken,
als wachtte hij een gast. Tallooze sterren schitterden
aan den hemel en groepeerden zich om de sikkel der
maan, een hof van edelsteenen met een gulden
koning".
|. I'RINSKN J.LX.
Nederland sche Staatkundige
geschiedenis voor allen
Sedert jaar en dag publiceeren wij in ons weekblad
een plaat, die aan het publiek toont hoe de kunste
naar, soms spottend, soms hoonend, soms niet ergenis,
soms lachend de politiek van den dag beziet. Wij
hebben gemeend daarvan te moeten maken een kleine
collectie lichtbeelden om te vertoonen aan het
publiek", dat sedert 1886 onze platen in huiskamer,
op straat voor de winkelruiten, aan leestafels heeft
opgemerkt. Te zamen vormen zij een ware reeks
staatkundige geschiedenis, te gebruiken bij het
onderwijs aan volwassenen. De V'olks-Universiteit,
Ons Huis, het Nul van het Algemeen mogen over
onze lichtbeelden beschikken.
Prof. Mr. C. W. de Vries heeft zich Ixreid ver
klaard n of meer voordrachten met deze licht
beelden over de staatkundige geschiedenis te houden.
Zijn adres is te 's-Graveiihage, Prins Mauritslaan 81.
VAN NELLE'5 TABAK
KWAÜITEIT
ALOM VERKRIJGBAAR