Historisch Archief 1877-1940
10
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2546
DRAMATISCHE KRONIEK
DOOR TOP NAEFF
Rotterdamsch Hofstad- Tooneel. Droomspiegcl
door J. A. Simons-Mee's
HET mag de schrijfster niet tot verwijt worden
gemaakt, dat ons het dramatisch droom-procéd
alweer een beetje clichévoorkomt. Haar
droomspiegel" verscheen in 1920 in de W.B. Had een onzer
tooneeldirecteuren toenmaals deze drie schetsen van
de eenige Nederlandsche tooneelschrijfster, die op
een beduidend oeuvre" mag bogen, hun verdienden
kans gegeven, ze zouden u p tot date zijn geweest en
een bewijs, dat de internationale stroomingen ook
ons lag.: landje niet geheel voorbijgaan. Minder
bekoorlijk dan Het sprookje van den Wolf", doch
heel wat geestiger werk dan bijv. het successtuk:
Kan dat?" zou althans aan de beide eerste dezer
kleine spelen den vóórrang toegekomen zijn ten op
zichte van menig vertaald blijspel.
De directeur van het Rotterdamsch
Hofstadtooneel heeft gelukkig deze schuld ingezien vóór het
verpopularizeerd Freudianisme op het tooneel geheel
tot het verleden behoort,.en met een fleurige, onder
houdende opvoering schrijfster en publiek schadeloos
gesteld.
Het spiegelbeeld van den droom diende mevrouw
Simons niet ter bevrediging van een of ander dichter
lijk verlangen, wat zij van den droom eischte, was geen
verheffing, geen droomspel", en meer middel dan
doel. Het droombeeld diende haar tot tribune,
waarop zij zich kon plaatsen met haar eerlijke
révolte tegen het benepen burgerlijk Ie ven, dat ons op
het eerste plan werd voorgesteld. Deze opstandigheid
is de drijfkracht van al haar werk, ze deed haar in
Ibsen's voetstappen treden schoon een zekere
nuchterheid van geest haar van dien dichter altijd
gescheiden hield deze ingeschapen drang naar
ruimte en waarachtigheid bleef zich met de jaren zóó
gelijk, dat haar werk alreeds daarom als levensbe
lijdenis eerbied afdwingt.
In Droomspiegel" is zij erin geslaagd op het groote
probleem van onzen tijd: het huwelijk, een persoonlijk
antwoord te geven, dat tegelijkertijd vermaant en
vermaakt. Hermann Keyserling, de schrijver van het
Reisetagbuch", heeft onlangs een lihebuch" uit
gegeven, waarin hij een internationaal gezelschap van
bekende en gjëerbiedigde schrijvers, psychologen,
sodolog.'ti en letterkundigen, gevraagd heeft zich
uit te spreken over het huwelijk in zijn tcgenwoordigen
vorm. Hun antwoord luidt nagjnoeg eenstemmig:
het huwelijk in den vorm eener levenslange gebonden
heid voldoet in de meeste gevallen niet meer aan de
eerlijke behoeften van den zich hèwasten mensen,
het heeft, daargelaten of er een betere oplossing te
vinden zou zijn, die aan den huidigen chaos van
trouwen-en-selieiden een einde maakt, als zedelijk
instituut huns inziens afgedaan. De meening van
mevrouw Simons is in deze enquête niet gevraagd
geworden, doch het is niet twijfelachtig of haar
antiVOord zou zich in dit Lihebueh bij de meerderheid
hebben aangesloten,
Het eerste der drie spelen" getuigt het sterkst.
In Vergeten liefde" vinden we, goed getypeerd, het
gematigd gelukkig echtpaar op het punt zijn zilveren
bruiloft te vieren. Voor den man belooft dit feest
inderdaad de kroon te zetten op hetgeen hij, naar
zijn vermogen en met zijn beperkte fantasie, zich van
het huwelijk heeft gedroomd". Voor de vrouw,
w'er jeugd van een anderen man vergeefs vervuld was,
blij'kt het een surrogaat te zijn geweest. Het bezoek
van dien jeugdvriend, dat samenvalt met een brief
van haar vriendin, waarin de'ze een vrouw van haar
eigen leeftijd haar mededeelt binnenkort te zullen
scheiden en hertrouwen, is voldoende om het niet
geweld verstikt verbeeldingsleven in deze vrouw en
moeder weer op te wekken. In slaap gevallen in den
heeten zomertuin van haar echtelijke woning, zien
we haar de plaats dezer vriendin innemen en voor een
kort, zalig oogenblik in den droom bezitten, wat haar
in de werkelijkheid onthouden bleef.
Het droomtafereel op den achtergrond een
suggestief berglandschap kwam mij in deze wat
al te reëel voor. Niet zuiver leek mij ook, dat de
vriend, in wier armen zij ligt, haar in dien
onwezenlij'ken toestand eraan herinnert: dat het maar een
droom is. De gebieden" zouden hier beter geschei
den kunnen blijven. Boven den droom" stellen we
in dit stukje het tafereel, dat de werkelijkheid weer
geeft, het ontwaken, de bezinning, de berusting. . . .
Roemer typeerde, door zijn uiterlijk wellicht ietwat
te plomp, maar overigens voortreffelijk, den irri
teerend liefhebbenden echtgenoot. Mevrouw de Boer
SCHILDERKUNST
DOOR A. PLASSCIIAERT
Vraagt steeds
VAN OUDS HET BESTE MERK
M. MOX^JCKENDAM's fooJsche Bcgral
Van Walraven, hoewel zij de rol nog niet vast in
de hand had, gaf verrassend gevoelig de vrouw. Het
schrijnend gebaar, waarmede het spel sluit: zij strijkt
even in het voorbijgaan met haar hand over den kalen
schedel van haar goeden man, ontroerde: het om
vatte het geheele probleem van haar echtelijk geluk.
Het tweede Beeld" men kan tusscheii deze
drie stukjes een innerlijk verband willen liggen,
maar mij dunkt ze voldoen beter elk op zichzelf
beschouwd stelt liet geval milder. Hier is het een
professor van middelbaren leeftijd, welke door het
huwelijk van een gescheiden collega met een piepjong
weeiiwtje, gewaar wordt wat hij, in zijn arbeidzaam
bestaan en degelijken echt, onbewust heef! gemist;
terwijl hij tegelijkertijd beseft, dat het hem unjung
und nicht niehr gauz gesimd", wel niet meer gegeven
zal zijn alsnog op dit kortstondig leven te \\rhalen,
al wat het hem onthield." Zijn droom" maak! dan
meer den indruk van een snoepreisje, en in dal geval
deed het helder belicht droombeeld (een N'norsch
berglandschap) als een luilekkerland der stoutste
fantasie, voortreffelijk! Bij zijn ontwaken krijgen
wij den indruk, dat de droom hem vrijwel schadeloos
heeft gesteld, en dat het hem de man stelt van
nature aan de liefde en haar vermaken niet den
volstrekten en eeuwigen cisch der vrouw ten slot te
niet onwelgevallig kan zijn zich bij zijn hartelijke
ega - al is de overgang «rooi ! maar weer veilig
thuis te weten. Veel minder dan in het vorige stukje
voelen we hier den smartelijke!! inslag, maar des te
pittiger is de dialoog. Het echtpaar Schwab speelde
het geestig. Kostelijk was van den professor liet ont
waken, met dat eene mistroostige, maar toch al haast
weer berustende woord: beroerd".... en de beken
tenis, dat hij van dit dutje moe" was geworden !
Nummer drie speelt In honger sferen", l lier greep
de schrijfster inderdaad hooger en bereikte zij minder,
waarschijnlijk doordat het onderwerp een zekeren
schroom voor profanatie oplegde, en het dientenge
volge niet uit kon groeien tot de groteske in den hemel,
die aan haar artistieke vermetelheid ook haast onver
vulbare eischeii stelde. Het stukje is zeer Haegsch",
en bedoelt een persiflage te zijn op de mondain
religieust.1 leer", die het Hiernamaals" voorspiegelt
als een voortzetting van het leven, in verheven
staat. Voor leven" moeten wij dan: Society-leven
lezen en de schrijfster verzoekt ons de consequenties
van deze illusie even mede onder de oogen te willen
zien. Het-standaard-type van den, op het
liefdadigheidsfeest geplukten en met champagne overvoerden,
ouden jongenhcer ziet zich, terwijl hij in een
nitlokkenden fauteuil even onder zeil raakt, verplaatst
in dezen hemel van hel-achtige verschrikking.
Immers al de vrouwen, die hem op dit feest
aanklampten, zijn mede-gestorven, en zelfs zijn oude
keukenmeid, die alles van hem onthouden heeft,
vindt hij er terug. Het vizioen is wat goedkoop, wij
voelen dat het alUs nog veel erger en nog veel gekker
zou moeten zijn dan het is, en dat l-'rans van der
Kooy, de verdienstelijke decorateur van deze stukjes,
ultra-fantastisch had moeten medewerken om het op
te heffen uit de sfeer van al te goedmoedige spotternij.
Van dit spel was Reule de held, die bij het
Hofstadtooneel dit seizoen bijzonder op dreef is geraakt.
Ook hier was het ontwaken" het aardigst en wist
de schrijfster het slot te redden niet een kleine moraal.
Deze egoïstische jonge man blijkt in den hemel,
waar men hem leerde dat wij broeders en zusters
bchooren te zijn, een lesje te 'hebben gehad; hij biedt
met zijn tanden op elkaar aan zijn hinderlijkste
medescheps:leii, de twee kampioenen der liefdadig
heid, een plaats in zijn rijtuig aan.
Ge kunt zonder overdrijving zeggen, dut deze tentoon
stelling fleurig is, en dat de Hollandsdie kunst
een vitaliteit en werkelijkheid vertoont, die blijdschap
geeft om wat er is, en met genoegen doet verwachten
wat komen zal. Het doet mij dan altijd ook eenigzins
lachwekkend aan, op den toon van den boeteprediker
sommigen te hooren beweren, dat de Holiandsche;
kunst op haar partes posteriores ligt; ik vrees, dat
het ethisch element in de boete predikt, rs hun oogen
vertroebelt, en hun mogelijk aesthctischeii zin ver
wart. Komisch doel het ook aan anderen, die eiken
dag een zin-cn-ziel-vcrbazeiid wonder verwachten,
eensgezind met die boetepredikers (zij het ook van een
anderen grond uit) te hooren bevestigen, wat ik
pas citeerde; zij verloren de werkelijke bezinning
en begrijpen niet, dat de meeste der schilders van den
Hollandschen Kimstcnaarskring gekomen zijn tot de
bloeiperiode van hun talent en dus stillckeiis vruchten
dragen, en niet meer de capriolen doen zien van ecu
jeugd, die, in opstand tegen voorgangers, zichzelve
verkent. Wanneer ge opmerkzaam deze
teinoonsteling nagaat, zult ge meen ik van dezelfde opinie
een voorstander worden, en zien, dat ljie>. Wiegman
een sterke bevestiging is van het vastgestelde. Piet
Wiegman woont op het oogenblik te Tlwrn, een
LJinbiirgsche stadje, met grooter verleden dan heden.
De natuur kan in zulke stadjes, of in zulke
stadstuinen wat jeugd soms brengen, wanneer de
lente rijk opeiiberst over de heele streek, maar de
huizen, en de muren der tuinen hebben een in
zichzettgekeerd wezen; zij herinneren zicli ! Wanneer ge dat
niet inzien kimt, zult ge de tuinen en de huizen van
Piet Wiegman op den Hollanüschen Kunstenaarskring
niet begrijpen, en ge zult nooit kunnen ervaren, waarom
deze schilder, die dat alles juist voelde en in wiens
wezen dat alles tot kleiirwerd, hier zóó belangrijk is.
en zóó imerlijk werd in sommige werkui, zelfs als
hij het bloeiend seizoen u schildert. l:n hoe zult ge
1\ grijpen, dat grooter elan het schilderij van de kerk
(de linkerpartij echter is zeer bizunder !) de stille tuin
is met in den iinkerhoek van het werk eie v;1.,is me!
de bloemen, gansch en al van de geheele stemming
van het overige donrlrokki n, of hevai gen z: U's ! /or
is het schilderij met eie mide poort 7.: ke r ook minder
dan die tuin, ellen ik u beschreef, en dan enkele dei
andere stadsgezichten, waar, ik zon haast willen
schrijven, de belegen" kleur der huizen tle kracht
heeft van een belegen wijn. Dat di ze rijp-bloeiende
knust ook zich kan uiten in een zwaan-ie r, e e u voudiger
formeereii, bewijst liet gnmtc seh'hierij vat, i ei'. Stier.
Bij ek ze werken is i o g de groote
lii;i,ur-inhet-intcrieur te noemen (niet die van hit kind) en ge
zult dan zien, met mij, dal Piet \\itgmaii op eie
w\ rke lijken weg der voltooiing is. en e'at ge hier geen
buitciispnriglie de n meer muogt verwachten (elie zijn
van de woeste je ugd-vrei:ge!) maar si ai ge l' vastheid
bij blijvende innigheid.
Over deze gesloten tentoonstelling enkele notities
Van (iarf's stillevens moet ge in 't kort zeggen, dat
zij dadelijk zijn te overzien wat den innt-rlijken inhoud
aangaat, met andere woorden, dal zij geen telkens
zich schakeerend kleur- of vornige'heiiu openbaren
(zooals elie van Verster). Prof. Jurres' romantiek
is de verhalende, illustreereiide. Daarmee zijn haar
tekortkomingen, en haar waarden aai g geven
Munniclu'iiitiim, volgens mij dikwijls te
uiterlijk-kh'iirig (dat leek mij steeels strijdig met de diepste
persoonlijkheid) is in zijn Jodenbegrat'enis (met het
zelfportret) tot grooter kracht gekomen, en hij ver
speelde in geen enkel opzicht, wat te waardeeren was-,
in vroeger werk. Mej. van Regieren Altena is als
steeds, vrouwelijk (wat een verdienste toch is voor een
vrouw) beschaafd (wat aangenaam is) maar zij moet
haar kleur en vorm, met al hun bekoring, meer ge
degenheid toch geven ! Dat blijkt hier. Rneter is nooit
bizoiider overtuigend wat aangaat de derde dimensie
van hel afgebeelde; hij is de wat argelooze schilder
der beschaafde burgerij. Meer niet. Het best iu eie
eenvoudigste vertrouwde gezichten. Schiilimuchcr
kan te koel zijn, te ijl, met Ie \ecl toeleg (zie zijn
naakten) maar hij werd vast en smetteloos in een
landschap, en als altijd heeft hij eie meeste expressie.
waar hij, zelf fel, lelie Wezens typeert, j tin Slnvtei't
schilderde in zijn l-'aniilicgnicp (met vorm-invloedcn
van Matisse) een eerbetoon aan zijn Vader en verdere
verwanten. Hij wist het burgerlijk intérieur,
onmiskenbaar-btirgerlijk (wat nog versterkt wordt door de
eenigszins stijve opstelling der figuren) toch door zijn
piëtas, zijn eerbied te betten uit dat burgerlijke, uit
dat alleen burgerlijke. Hi n bekende eigenschap van
den schilder, werd hier in zijn schilderkunst geopen
baard. De Noger, een stilleven niet blue men, en de
Badkamer (urn haar \erfijnden t i) zijn hierbij te
vermelden. Wiggers \\as het Ivst in zijn \> .2 en i; 4.
het ungewtlige was daar hel meest vermeden.