De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 20 maart pagina 15

20 maart 1926 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2546 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 OP DEN ECONOMISCHEN UITKIJK DOOR JHR. MR. H. SMISSAERT Nieuwe mannen en oude zorgen ALS deze uitkijk" verschijnt, is het nieuwe Kabinet alweer meer dan 14 dagen oud: de ,,homines novi" zien zich gesteld tegenover de oude zorgen, die ons drukken en die ons voorloopig wel zullen blijven drukken.... j* Die zorgen, die oorzaken van bezorgdheid zijn vele en velerlei. Wij hebben onlangs in de nieuwe .Jaarcijfers" van het Centraal Bureau voor de Statistiek eenige gegevens kunnen vinden omtrent de aanslagen in de rijksinkomstenbelasting voor het jaar 1923/24, die ons wel even tot nadenken moeten stemmen. Daaruit toch zien wij, dat van de aangeslagenen over dat jaar niet minder dan 05 pCt. «en belastbaar inkomen hadden beneden ?2000; de volgende groep: van / 2000 tot ? 5000 wees aan 20 pCt.; ?daarna volgde die van / 5000 tot / 10.000 met 4 pCt. In de twee hoogste klassen vindt men 1,42 pCt. met een inkomen tusschen / 10.000 en ? 20.000 en ?0.57 pCt. met een daarboveil stijgend cijfer. Het is zeker geen teeken van algemeene welvaart, wanneer wij moeten vaststellen dat ongeveer 23 dezer aan geslagenen een belastbaar inkomen van minder dan ?40 per week bezit. Maar wetenswaardiger en be denkelijker dan deze bevinding is het volgende: indien men naast elkaar plaatst de percentages der aan geslagenen in de verschillende groepen en de percentcijfers der aandeden van elke groep in de totale opbrengst dezer belasting, dan komt men tot deze opstelling: 65 pCt. der aangeslagenen brachten op 11 pCt. 29 25 4 ,. 13 1-42 10 ,, 0.57 ,, ,, ,, 41 Letten wij nu alleen op de laatste lijn (want ik ga hierop niet dieper in), dan zien wij dus, dat de aange slagenen naar een inkomen van ?20.000 of hooger, fen half procent van alle aangeslagenen uitmakend, meer dan twee rijfden der geheele opbrengst voor hunne rekening kregen. Zooals gezegd, ik ga niet dieper op deze cijfers in, want eene nadere beschou wing, hoe verlokkelijk ook, zou mij te ver voeren. Die cijfers tooneti ons opnieuw, hoe weinig menschen rijk" zijn. Het begrip is natuurlijk betrekkelijk. maar stellen wij de grens b.v. boven het peil van ?5000 belastbaar inkomen (wat als grens toch zeker niet te hoog is), dan vinden wij daarboven slechts zes pCt. der aangeslagenen, die te zanten (U pCt. der opbrengst te betalen hebben. Ziedaar een bijdrage tot baoordeeling van de richtigheid der lenze, dat er voor allerlei behoeften wel geld te vinden zou zijn, als de fiscus het maar halen wou waar 't te krijgen is. Maar het is immers reeds zoo vaak, met klem van betoog en cijfers gezegd, dat onze zware belastingdruk aan kapitaalvorming in den vveg staat. Terwijl toch juist in deze dagen van diepe en massale verarming na den kapitaal-vernietigenden wereldoorlog het zoo broodnoodig is de voortbrengingsmogelijkheden ADVERTEERT m DE GROENE AMSTERDAMMER" ' is c c n zin die g c dikwijls l L- L' s t. \\ aaroni juist in tic G R O E N K A M S T E R D A M M K R .. V OMDAT het advertentietarief buiten gewoon billijk is. De. GROENE wordt immers bij uitstek gele XL-n door het beste publiek ? door hel publiek dat iets te besteden heeft en ze k ei' van t voorjaar wat besteden ZAL. ( Ge BETAALT DUS MET voor een verspreiding, die drukkosten, porto en papier kost en waarmee ge tienduizenden lc 1 Ikt, ilc lot het koopkrachtig- publiek bchooren. MAAR HET BETAALT L' in <li't blad te advertecrcn waarvan ge weet clat u\v onkosten lilrekt worden aangewend om l in contact te brengen met het koopkrachtige publiek. Advertentie» ,-.) cl>. pcr~rc plaatsingen bij contract. De administratie van de Groene A m stei d.,n, r,,r, KEI/ERSGRACIIT .".. Tclclomi ."1)<>. niet slechts op peil te houden, doch uit te breiden. Want indien wij daartoe niet in staat zijn, hoe zullen wij dan ooit uitkomen uit de malaise"? En indien wij de voortbrenging (dat woord in den ruimsten zin genomen) niet vermeerderen kunnen, hoe zullen wij dan ooit een behoorlijke bestaansmogelijkheid scheppen voor onze zoo sterk toenemende bevolking? Het is gemakkelijk genoeg, omtrent die sterke toeneming van onze bevolking cijfers te geven; laat mij slechts deze noemen: stelt men ons zielental in 1830 op 100, dan is het overeenkomstige cijfer in 1025 (dus binnen een eeuw) .... 282. Genoeg om het nijpend karakter van dit zoo veelomvattend en waar lijk angstwekkend vraagstuk in het licht te stellen. Hoe snel stijgt het aantal Nederlanders ! En dus ook: hoe snel moet de arbeidsgelegenheid stijgen om daarbij in den pas te blijven. Ik raak hier natuurlijk maar heel even aan de oppervlakte van een uiterst moeilijke, ingewikkelde en fel brandende" quaestie, doch wilde daar toch op wijzen, nu ik over oude zorgen, oorzaken van bezorgdheid schrijf.... Arbeidsgelegenheid ! Zij moet in klimmende mate gevonden worden. En vanwaar zal zij komen? Wij noemen ondernemers: werkgevers", maar werk kunnen zij slechts geven, als voor het door dat werk tot stand gebrachte afzet is te vinden tot een prijs, waarin eene redelijke belooning kan worden gevonden voor allen, die aan het tot stand brengen het hunne bijdroegen: het kapitaal en de arbeid. De durende malaise, durende oorzaak ook van bezorgdheid, is immers uit te drukken in deze formule: dat afzet tot zoodanigen prijs niet in voldoende mate mogelijk is, omdat zij, voor wie dat tot stand gebrachte bestemd zou zijn, weigeren daarvoor dien prijs te betalen. Waarmede tevens gezegd is, dat de kans op be hoorlijk beloonden arbeid, dus op ruimere arbeids gelegenheid grooter zou zijn, indien men er in slagen zon de voortbrengingskosten op een lager peil te brengen. Nu is hierbij te bedenken dat voortbren gingskosten" een verzamelwoord is voor allerlei posten, die bijeengenomen den prodnctieprijs bepalen: inkoop van grondstoffen, aanschaffing van en af schrijving op machines, algemeene lasten, arbeidsloon, rente van het kapitaal.... De huidige stand der malaise teekent als op een peilschaal aan, hoever wij nog af zijn van den evcnwichtstoestand. waarbij in genoegzame mate arbeids gelegenheid te vinden is op dezen voet, dat voldoende afzet bereikbaar is bij een redelijk-geachte belooning der voortbrengers (in ruimen zin). En wij zien dan wel, dal het peil nog laag, de malaise nog diep is. Want in handel en nijverheid, scheepvaart, land- en tuinbouw merkt men nog zoo bitter weinig van het herstel, waarnaar allen hoelang reeds uitzien. De stemming is flauw en de positie is veelal zwak. In kringen, waar men niet kl derden afzet, worden wel geringe winstmarge; men , geen arbeiders te ontslaan, doch houdt nauwelijks iets over. Elders in het bedrijfs leven is het veelal niet beter; hier en daar neemt men wel sporen van langzainen vooruitgang waar, maar tegenover eenig licht staat nog veel duisters. En wat wel teekenend is voor den algemeenen toestand: men verneemt niets of bijna niets van uitbreiding; het schijnt wel, alsof alle ondernemingslust wordt geremd door het inzicht, dat voor ruimere voort brenging zeker geen loonende afzet te vinden zon zijn. De arbeid doet geen nieuw beroep op het kapitaal. Hoe uiterst schaarsch zijn in onze dagblad-kolommen de emissie-advertenties van indnstrieele en andere ondernemingen. Wij zien onzen rentevoet geleidelijk doch voortdurend dalen; er is geld" genoeg, doch het vindt geen emplooi door krachtige vraag. En het geld", dat er is, wordt voornamelijk niet binnen onze landspalen verdiend waar zonden wij staan als wij 't alleen daarvan hebben moesten? - - doch vloeit ons toe uit Indiê'. Over een economischen barometer" wordt nu en dan gesproken, maar staat eigenlijk onze barometer niet op Java en wordt niet onze voorspoed beheerscht door uit blij venden of tijdigen regenval daarginds....'.' Inmiddels heeft onze parlamentaire machine", sedert 11 November stilgestaan. Niet iedereen heeft dat nu juist met bezorgdheid aangezien; er zijn lieden, die meenen, dat wij reeds wetten genoeg hebben ! Maar toch.... ! Natuurlijk is op de departementale bnreanx wel doorgewerkt aan voorbereiding van hervormingen. Doch de nieuwe mannen zullen wellicht andere denkbeelden willen verwezenlijken en zoo kan veel voorbereidende arbeid tevergeefs verricht zijn. Dit valt af te wachten. (lelijk ook af te wachten valt, wat die nieuwe mannen doen zullen om ons af te helpen van de oude zorgen. Wij weten zeer wel, dat wij ook van hen niet alles, zelfs niet veel verlangen mogen, omdat de oorzaak van allerlei, dat het herstel remt, door geen enkele Regeering kan worden weggenomen, maar samenhangt met factoren ook (en vooral) buiten onze landsgrenzen, waarop Nederlandsche ministers geen invloed kunnen uitoefenen. Doch voorzooverre het hopen wij - alweer ! dat de oude zorgen verlichten zuilen, doi mi te luti'ii, door hun volle aaml. hei vele. dat den stand on/er vi door (buiten en boven alle politiek) de nooden der praktijk met een open oog te beschouwen en prac'ische middelen tot betering aan te wenden. D1ERSTUDIE: JONGE KAMEEL Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer door H. Vers fijne n .Mijn ponten zijn noch sterk, noch recht. Dat 's bij elk jong dier net zoo. En val 'k ik heb 't vooriiit gezegd: 't Is maar een intermezzo. Een kort moment van overpeinzing en hespie= geling na den drukken arbeidsdag! Kn dan daarbij als kameraad het trouwe glaasje

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl