De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 20 maart pagina 2

20 maart 1926 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2546 DE OVERHEID EN HET VERKEER DOOR MR. E. VAN BOLHUIS De openbare vervoermiddelen HET Kladschrift van Jantje" gaf 19 Sept. 1925 als jubilaris te zien een moloch met grijnzenden mond en armen als hooivorken: Het Verkeer, terwijl het bezig is te consumeeren zijn millioenste slacht offer! Helaas het begint er op te lijken .... Terwijl overal in stad en land de bevolking toe neemt, kunnen de wegen, vooral in de steden, niet meer aan de eisenen van het verkeer voldoen. In de auto rijdt behalve de steenkool, den dokter, alsmede de vuile wasch elkeen, die zich respecteert. Fietsen zijn er een 2 millioen. Men aanzie slechts op zekere uren van den dag de rijwielfile in de Leidschestraat, welke eens een Duitscher perplex deed op merken dat hij nog nimmer zoo'n enonnen Turnverein" had aanschouwd. Legio zijn voorts de knalpottcnde motorrijwielen. En hét vervoermiddel is de autobus, welke logdeinend, maar toch veelal met vervaarlijke snelheid langs de wegen vaart. Dan zijn er last not least: de voetgangers en het praehistorisch wordend paard. Het aantal slachtoffers van den Moloch is niet te tellen; vooral des Maandags zijn de bladen voor zien van een lange reeks verkeersongevallen. (Het heet dan somtijds a priori reeds: den bestuur der treft geen schuld". Kn ingeval hett egendeel blijkt, schijnen wel eens de rechters zich te beijveren de zachtaardigste boete op te leggen. Die dan geenszins opweegt tegen het berokkende leed). Maar al is door het meer en meer populair worden van het motorrijtuig het verkeersprobleem een zoo geweldig probleem geworden, ook de fietsers dragen daartoe het hunne bij. Het wild en onoplettend rijden is verre van ongewoon en ook zijn vele rij wielen op den keper beschouwd in lichteïijken staat van ontbinding of onvoldoende toegerust. En zelfs de voetganger, van wien men zou vermeenen, dat het hem op de wegen dreigende govaar zijn voorzichtigheid tot het uiterste zou hebben verscherpt, danst op een vulkaan en laat zich even min onbetuigd om een steentje soms een steen, die er wezen mag --- bij te dragen tot den verkeerswarrewinkel. Lustig kwebbelend steekt hij, zonder opletten, den weg over, loopt bij voorkeur als een echt onafhankelijk Nederlander niet op voetpad of trottoir en heeft ,,maling" aan de wetten van het verkeer, 't Welk alles zijn hoogtepunt bereikt des Zondags, bijaldien hij of zij is behept met een kinderwagen of eenige Zondagscb-gekleede kinderen. Dat de wegen onveilig zijn is wel een ieders schuld, objectief beschouwd het meest van hem, die zich het. snelst en met het meest samengestelde voorwerp daarover voortbeweegt: den bestuurder van het motorrijtuig. Een klein defect of een geringe fout toch kan de ergste gevolgen hebben. Der langen Rede kur/er Sinn: het verkeersprobleem is nijpend geworden en vervult met zorg de overheid van stad en land. Van oudsher is het de taak der overheid om ten aanzien van het verkeer regelend op te treden en de regels stipt te doen naleven. De medewerking van het publiek is echter een conditio sine qua non, BEREKENT U zelf het voordeel, dat een Radio-Installatie ver schaft. Prijs, compleet met toebehooren en plaatsing onder garantie door geheel Nederland 250. JOS. HARTOG Hoofdsteeg 17 Nobelstraat 28 Tel. 3343 Tel. 1063 ROTTERDAM UTRECHT N.B. Levering kan in verband met loopende aanvragen niet binnen veertien dagen geschieden. opdat de overheidszorg het grootste nuttig effect bereiken kan. Een oude wet is de wet op de Openbare Middelen van Vervoer van 1880. Artikel l bepaalt, dat tot het in werking brengen van het vervoermiddel dat kan zijn een stoomboot, een autobus .... doch ook een veer of diligence geene voorafgaande vergunning is gevorderd. Hiermede werd het oude concessiestelsel verlaten. De ondernemer is verplicht om vóór den aanvang van den dienst verschillende aankondigingen te doen ten aanzien van stopplaatsen, vrachtprijzen, enz. In art. 7 een der voornaamste bepalingen wordt aan de Kroon de bevoegdheid gegeven, tot verzekering van de veiligheid der reizigers, bij algemeenen maatregel van bestuur, nadere eisenen vast te stellen. Dit is geschied bij Koninklijk Besluit van 3 Juli 1880. Het belangrijkste voorschrift, n.l. art. 2, is hij Koninklijk Besluit van 23 Juni 1924 in dien zin ge wijzigd, dat niet alleen een gemeentelijke keuring van het vervoermiddel beslist over de inwerking treding van den dienst, doch dat de dienst alleen mag worden blijven uitgeoefend, zoolang de goed keuring van kracht is. Bij weigering der goedkeuring is beroep mogelijk op den Commissaris der Koningin. Verder worden eisenen gesteld ten aanzien van het grootste aantal te vervoeren personen, het grootste gewicht en andere nuttige dingen. De geldigheidsduur van het goedkeuringsbewijs is in 1924 op zes maanden bepaald, zoodat de motor rijtuigen en andere vervoermiddelen, waarop de wet van 1880 betrekking heeft, aan een doorloopende technische controle zijn onderworpen. En het oordeel over de wijziging van 1924 luidt gunstig. Buiten de werkingspheer der wet vallen echter de uitsluitend communale openbare vervoermiddelen. Art. 11 toch bepaalt, dat het vervoer van personen binnen een gemeente niet door de wet wordt ge regeld. De strafbepalingen, welke op de verschillende over tredingen zijn gesteld, dewelke zijn geldboeten varieerend van / 0.50 tot / 25.?en van ? 0.50 tot / 75.?, doen de vraag rijzen of deze in verband met de waardedaling van het geld nog wel hoog genoeg zijn, een vraag, welke nauwelijks beantwoording behoef!. De gemeenteraden hebben zich de laatste jaren niet onbetuigd gelaten om het personenvervoer binnen hun rechtsgebied te regelen op grond van het bepaalde bij art. 135 der (iemeentewet. Het meest voorkomende systeem is dan. dat slechts met toestemming van Burgemeester en Wet houders standplaatsen met de vervoermiddelen mogen worden ingenomen, aan welke vergunning de door de plaatselijke omstandigheden geboden voorwaarden worden verbonden, zoodal de geheele dienst onder voortdurende controle en technisch toe zicht staat. Naar analogie van tle wet van 1NSO wordt veelal goedkeuring \an de vervoermiddelen gecïscht. In de praclijk bleek de noodzakelijkheid, dat de ge meentebesturen niet alleen op zuiver communale vervoei'onderuemingen, doch ook op intercommunale diensten invloed moesten uitoefenen, al was het alleen maar wegens de standplaatsen. Schijnbaar kwam men hierbij iu conflict met de wet van 188n. Kn de autobusondernemers, die zich in hun hedriifsvrijheid belemmerd gevoelden en persoonlijk belang boven het algemeen belang .stelden, wendden pogingen aait om dergelijke plaatselijke verordeningen onver bindend verklaard te krijgen ais in strijd met de wet. Echter gelukkig! /onder resultaat. Bij arrest van den Hoogen Raad van 4 Februari 1924 (W. v. h. R. no. 1117(1) werd verbindend ver klaard de bepaling uit de Algemcenc Politiever ordening van Breda, krachtens welke hel verboden is om zonder vergunning van Burgemeester en Wet houders op den openbaren weg een tijdelijke stand plaats niet een voertuig in te nemen. Daarbij werd overwogen, dat, waar in art. l der Wet van KSHlis bepaald, dat gtene voorafgaande vergunning is ge vorderd tot het in w rking brengen van een openbaar middel van vervoer van personen of goederen, daar mede ui t meer is te kennen gegeven, dan dat liet stelsel van concessie werd verlaten, geenszins dat daardoor de toepasselijkheid van plaatselijke politie verordeningen, welke de toelaatbaarheid van be paalde handelingen afhankelijk stellen van de ver gunning van Burgemeester eu Wethouders, werd uitgesloten. Ken gelijksoortige beslissing van den Hoogen Raad viel op 29 September 1924 (W. v. h. R. no. 11254). Iu dit arrest werd opgemerkt, dat de gemeentelijke overheid volgens de bedoeling van den wetgever van 1880 bevoegd bleef het verkeer binnen haar territoir, ook, waar dit deel uitmaakt van het intercommunaal verkeer, en dit is juist des Pudels Kern te regelen. Wel mag de regeling niet zoo ver gaan, dat daardoor de mogelijkheid van het intercommunaal vervoer feitelijk wordt opgeheven of geheel afhankelijk gesteld van het goedvinden van Burgemeester eu Wethouders. Met hit Zaandamsche voorschrift was dit niet hel geval. ,,al ware het slechts", aldus de HougeRaud, ,,omdat het iulaleii van reizigers ook elders dan op den openbaren weg kan geschieden". BATENBURG & FOLMER (G. W. FOLMER) DEN HAAG, HUYGENSPARK 22 BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS MET SAFE-INRICHTING VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE INTERNATIONALE TRANSPORTEN In het belang der openbare orde, veiligheid en gezondheid is de regelingsbevoegdheid der gemeenten ten aanzien van de openbare vervoermiddelen practisch dus onbegrensd, wanneer de desbetreffende bepalingen maar zorgvuldig getoetst worden aan de door den Hoogen Raad gestelde restrictie. Twee arresten van 15 Februari 1925 (W. v. h. R. no. 11360 en van 5Maart 1925 (W. v. h. R. no. 11375) huldigen eenzelfde opvatting. In het algemeen is het voorzichtig om de goden niet in verzoeking te brengen, doch deze vier achter eenvolgende arresten doen hoopvol aan en zouden bijna de bewering ontlokken, dat de daarin gehuldigde opvatting van den Hoogen Raad reeds vaste jurispru dentie is geworden. De weerbarstige autobusondernemers hebben dus het pleit verloren. De Raden der gemeenten kunnen aan het dagelijksch bestuur de bevoegdheid delegeeren om vergunning te verleenen tot hel innemen van standplaatsen met openbare vervoermiddelen, dat daaraan alle die voorwaarden kan verbinden, welke de plaatselijke toestand in liet belang tier openbare orde enveiligheid eischt. Ken steeds stijgend aantal gemeentebesturen grijpt gebiedend in deze materie in: de veiligheid der inwoners maakt dit tot hun duren plicht. Op (S Juli 1925 is een (uitwerp van \\et tot wijziging der wet van 1880 ingediend. Duel daarvan is om ten aan/.ien van intercommunale autohusdicnsieti weer een vergunningsstelsel in hei leven te roepen. Blijkens de Memorie van TiH'lichting mag de weigering der vergunning slechts op gronden \<<n publiek belang geschieden: allesoverwcgeiid is de vraag der verkcerseconomie n.L, in hoeverre hei verkeersbelang in een M ree k zal worden geschaad dan wel gebaat, indien reeels andere vervoermiddelen aanuezig zijn. (leen vergun ui n g dus, wanneer de uiv t levensvatbaarheid van een diens! reeds a priori vaMsK'.ai, omdat een l ram. boot, trein of bus de coinmuni...itie reeds onderhoudt (ieeil kans dus op meer o!' tuinder piquaiüc wed strijden iu het vlugst oi goedkoop-t vervn/r niet ontduiking der veiligheidsvoorschriften. (iedcpiikerdc Stalen /n'len wor;'i hu \', et-'ontwerp wet de vergunning \er!cenco: beroep op de Kroon blijft mogelijk. 'Te betremeu i- het. daide gemeenten niet iedei'en anderen belanghebbende zijn gelijkgesteld iu de prucedme, w-dki loi de vergunning moet leiden, op een enkel verschilpunt na, n i. de kennisgeving der concessie-aanvrage, l K pr.'tcnjk zal moeien kri'en ut' /ij op, de/e wijze voldoenden iuvi' ed kunnen uitoefenen. Kn dit /al vooral gi ioen zoo de wijziging van ar!, i met zich modi; brengen, dal ele genieen.K iijke n gelingsbex'ocgeiheid ten op/iclüe van het iiucicommunale aulohusverki er onmogelijk word!. \'ermddingswaard is, da; d. e Staa:sconuui^:cPalijn inzake iie! \vr\ oei vraagsl uk plus myaiisie que Ie roi in haar verslag, dat juist voor dit wets ontwerp benut is, voorstond een verplichtende ge meentelijke regeling voor zuivere comninn <.!e autobu-diensten. De Minister van Waterstaat voelde daa; echter niels voor. Dit is te uaardeereii, daar het slechts zou beteekeneii een inbreuk op d.e gemeente lijke autonomie, evenals de Woningwet ,de Wan uwe! eu de Vkeschkciiringswet dit w-aren. Ku een atwijking van dit fundamcntcele beginsel van het X. Uerlaudseh Staat-1 ?>?'!! is slechts verdedigbaar, wanneer de lieiuccüi, ;; ni h..ar laak tekort schieten, lielgeen op Kon, Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER 6 Co. cvs CM, ^ DEN HAAG ^ ? <^ AMSTERDAM - ARNHEM Verz. van Tentoonstellinggoederen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl