De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 20 maart pagina 3

20 maart 1926 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 2546 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND HET LEVEN VAN EEN VLOOTHOUDER Gedenkschriften van M. H. Jansen, Ccp. Schout bij nacht titulair, lid van den Raad van State (1317?1893). Naar het oorspronkelijk hand schrift uitgegeven en van aanteekeningen voor zien door S. P. HonoréNaber. Kemink & Zoon. Utrecht 1925. \*T EDEROM heeft de oud-zeeofficier l'Honor ' * Naber onze geschiedkundige literatuur met een toelangrijk werk vermeerderd. Bepaalden zijne publi caties zich tot nog toe bijna uitsluitend tot de 17de eeuw (de Linschoten-vereeniging gaf reeds 7 deelen van zij.i hand uit), thans biedt hij ons een lijvig boek deel van meer dan 400 bladzijden aan, over een zeeofficier uit de 19de eeuw, een man wiens naam in e vijftiger en zestiger jaren op aller lippen was, die zich even goed thuis gevoelde op de ministeries van Marine en Koloniën, op de vergaderingen van verschillende Kamers van Koophandel, op groote werven en fabrieken in binnen- en buitenland, op wetenschappelijke congressen, als op de brug van een oorlogsschip of van een koopvaarder. Naber is niet de eerste geweest die het wenschclijk heeft geacht het Nederlandsche publiek dezen ge duldig volhardenden" man, die een ijzeren wil aan een groote kennis van zaken, een hartelijke genegen heid voor zijne ouders, broers en zusters aan een warm hart voor het welzijn van zijn Vaderland paarde, nader te doen kennen. Een ander otid-zeeofficier, de Schout bij nacht H. D. Quyot, heeft reeds vroeger de door Jansen nagelaten gedenkschriften bewerkt, hem geplaatst in het middelpunt van het tijdvak waarin de zeil-marine in een stoom-marine overging, dit tijdvak beschreven, doch, na hiermede te zijn gereed gekomen, de met fijn schrift beschreven anderhalf riem papiers ter hoogte van 15 c.M. gewogen en. . . . te zwaar bevonden, zóó zwaar, dat Uuyot zelf zijn werk niet geschikt voor uitgave keurde (Voorbericht p. IX). Naber heeft zijn taak anders opgevat. Hij heeft de gedenkschriften gelezen en deze hebben hem zoo geboeid, hij heeft ze zoo frisch en vlot geschreven gevonden, dat hij van meening was dat menigeen in den lande belang zou stellen in wat Jansen te ver tellen had, dat velen gaarne zouden luisteren naar de verhalen en beschouwingen van dezen zeeman die midden in het politieke, economische en wetenschap pelijke leven heeft gestaan. Onze tijd vraagt naar documenten, meer dan naar historische inzichten, ,tneent de heer Naber, en daarom heeft hij de memoires van Jansen ons aangeboden zooals deze ze naliet, slechts dan van korte, duidelijke aanteekeningeii voorzien, indien dit werkelijk noodig was om den tekst toe te lichten of om belangstellenden naar literatuur over eenig aangeroerd punt te verwij/.eu. Ieder oogenblik voelen we hoe de uitgever thuis is in 2ijn onderwerp, en, naast de boeiende levensbeschrij ving van Jansen, leeren de noten aan den voet der bladzijden ons nog vele belangrijke bijzonderheden kennen. (Zie bijv. de noot l op p. 01 over dokken en scheepskameelen en die op p. 71) over het Marine departement in het Voorhout.) Jansen is in 1817 geboren; den 4den November, met zij ie plaatsing op het Koninklijk Instituut voor de Marine te Medemblik, is zijn loopbaan bij de Zeemacht begonnen. Doch de 14-jarige knaap had toen reeds een heele geschiedenis achter den rug: de eerste 50 bladzijden die over den tijd van 1817 tot 1831 handelen zijn lang niet de onbelangrijkste van het boek. Toen hij 10 jaar oud was, hield hij reeds in Antwerpen een redevoering voor den Gouverneur der Provincie, het Gemeentebestuur en tal van aanzien lijken ten einde de Rijksschool populair te maken, ?op zijn 11de jaar maakt hij een reis voor familiebezoek van Antwerpen naar Arnhem en gebruikt, met hau taine verachting voor een trommel met lekkers en brood (hem door een tante in Utrecht meegegeven) ?onderweg een karbonade met een halve flesch wijn, op 12-jarigen leeftijd maakt hij aan boord van een der schepen van het eskader onder Levve van Aduard op de Schelde het uitbreken van den Belgischen op stand mede. Als neefje van den Commandant en als vriend van de adelborsten woonde hij a b van de Proserpina het bombardement van Antwerpen bij, «n in dien tijd raakte hij reeds geheel vertrouwd niet den scheepsdienst en met alles wat het Schip en Tuig van een toenmalig oorlogsschip aanging. Den winter '30 op '31 verbleef hij op een schip in Vlissingeu, en interessant is zijn relaas over het in de lucht springen van van Speyk en den indruk dien deze daad toenter tijd in de Marine maakte. Zijn verhalen over de uit reiking van een groot aantal ridderkruizen der Wil lemsorde, over de traditie en den geest onder de zee-officieren, zijn optreden tegen een schout bij nacht op een der schepen als de Jongenheer van de Proserpina" zijn allervermakelijkst en geven een beeld van een jongensleven, zoo aantrekkelijk als men slechts zelden ergens anders leest. Zijn adelborstentijd in Medemblik en op de L'rania beschrijft hij uitvoerig; scherp is zijn critiek op de wijze waarop men toentertijd voor de Marineloopbaan werd opgeleid en na zij,ie benoeming tot officier zegt hij zelfs alles op het Instituut had er toe bijgedragen om mijne liefde tot het zeeleven te temperen, in plaats van ze aan te moedigen". Belangwekkende MINISTER SLOTEMAKER DE BRUINE ZAL EEN WETSONTWERP INDIENEN TOT INVOERING VAN PLAATSELIJKE KEUZE Tee/rening voor ,,de Groene Amsterdammer door Joh. Braakensiek mededeelingen doet hij over den toennialigen geest onder het korps zeeofficieren. Van .April '37 tot Januari '41 blijft hij in Inilië. p 23-jarigen leeftijd vertrekt hij naar Holland; vele invloedrijke vrienden had hij zich gemaakt en in veel opzichten voldaan keerde hij in Mei '41 in liet Vaderland terug. Jansen bleef er maar kort: na eenige maanden non-activiteit en een zelfstandige plaatsing op een kanonneerboot op de Schelde ver trok hij in October '42 weer naar Indie, om er tot Januari '48 te blijven. In deze periode begint hij zijn naam te maken: vooral zijn opneming van de Wester en Oostervaarwaters van Soerabaia en het in gebruiknemen van het naar hem genoemde Jansens-vaarwater deden de uogen van handel- en sc'ieepvaartmannen op hem vestigen; met de hoogste autoriteiten komt hij herhaaldelijk in aanraking en reeds op 28jarigen leeftijd heeft hij zich een zeer bijzondere positie in de Marine en in de Indische maatschappij veroverd. Bij aankomst in Holland deelt de minister den 30-jarigen luitenant ter zee der 2de kl. zijne benoeming tot Ridder van den Nederlandschen Leeuw mede. Zijn leven en bedrijf op den voet te volgen is in een kort bestek wel niet mogelijk, daarvoor is het terrein waarop hij zijn bemoeiingen uitstrekt te uit gebreid. Men plaatst hem als adviseur in zaken van handel en nijverheid aan het ministerie van Koloniën (p. 250), hij doet voorstellen tot oprichting van een Hydrografisch Bureau (p. 255), aan hem is voor een groot deel te danken dat de kustvaart in Indie voor de Nederlandsche vlag gereserveerd bleef (p. 257 en 205). Na zijn kennismaking met den Amerikaanschen zeeofficier Maury, den ijveraar voor de practisehe toepassing in de zeevaart van de meteorologie, geeft Jansen zich geheel aan die zelfde taak en werkt krachtig mee tot het invoeren van een meteorologisch journaal aan boord (p. 285 en 2!>2): als eerste Direc teur der af d. Zeevaart van het Mettor. Inst. te Utrecht is hij geruimeii tijd werkzaam, tot moeilijkheden met Buys Ballot hem dwingen af te treden (p. 2'.'7). Een interessante reis met het Engelsche stoomclipperschip Royal Charter voert hein naar Australië1. terug in Europa volgt spoedig zijne benoeming tot Chef der afdeeling Materieel aan het Departement van Marine. Voor besprekingen niet Maury \ertoel'i hij geniinieii tijd in Engeland, en aldaar komt hij in aanraking met vele corypheeën op liet gebied van scheepvaart en scheepsbouw. Daarna maakt Jansen een reis naar de West als commandant van het nieuwste oorlogschip de Djambi, als particulier een studiereis naar Engeland, frankrijk en Duitschland; in '01 benoemt de Royal (kogrriphical Society hem tot eerelid en na terugkeer in liet Vaderland beginnen zijne pogingen ook hier een Aardrijkskundig Genoot schap op te richten. Als zeeman onderscheidde hij zieli als divisiecommandant over drie korvetten en later als comman dant van het ramtoreiischip Prins Hendrik, doch nog verdienstelijker maakte hij zich door zijn brochure Een brug over den Oceaan", die den stoot gaf tot, het tot stand komen eener vaste stoomvaarlverbin ding niet Amerika. Ook het I'oolonderz.oek, de rege ling tier scheepsmeting. de bescherming van onderzeekaix'ls, het vrije gebruik van het Suez-kanaal, hebben alle zijn volle belangstelling, en zoo groot is het aantal behandelde onderwerpen, dat wij er in kunnen be rusten niets te vernemen van zijne werkzaamheden als lid van den Raad van State. De uitgever achtte het n.l. niet behoorlijk Jansens aanteekcningen daarover onder de oogen van het publiek te brengen. Onder de werken uitgegeven door het Historisch Genootschap te Utrecht zullen deze Gedenkschriften zeker een waardige plaats innemen. \VARNSIN'CK DEN HAftG AMSTERDAM ROTTEHDAM MODERNE LOOPERS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl