De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 20 maart pagina 5

20 maart 1926 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2546 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND EEN GODSDIENSTIGE OVERTUIGING DOOR DS. W. MACKENZIE T~\ E pastoor van De bloeiende wijngaard" zegt ??-''ergens: Het dogma is de kaars, waarop de vlam van God komt te branden. Als een van de twee ont breekt is er duisternis". Wanneer wij het woord dog ma" vervangen door het levender: overtuiging" is dan hier niet een groote waarheid uitgesproken? Een waarheid waarvan onze tijd bezig is zich sterker bewust te worden. Als reactie op fel dogmatische godsdienstvormen heeft menigeen eiken vorm in zake religie vaarwel gezegd. Men bleef wel religieus, maar wilde geen bepaalden godsdienst belijden. Dit zoo zeide men leidde tot vernauwing en verzanding van de levende religie, tot een formalisme, dat de dood was van het religieuse leven. Nu is zeker altijd de godsdienstige ziel oneindig belangrijker dan de verbeelding, de vorm waarin zij zich uit. En God is altijd oneindig meer dan elke voorstelling van Hem. En het is een groot gevaar, dat de godsdienstige voorstelling voor den gods dienst zelf wordt gehouden terwijl zij slechts het beeld, het symbool er van is. En nog grooter gevaar is dat in den mensch de vorm, de voorstellingen en begrippen worden tot den godsdienst zelf. Dit is zonde tegen den geest. Dit heeft de groote zonden in vele kerken gebracht: vormelijkheid, schijn, farizeïsme. Maar dreigt de religie, die slechts gevoel blijft, niet de ondergang? Verloopt zij niet in onbewustheid en vaagheid, sterft zij niet bij gebrek aan karakter? Sterker: kan de levende godsdienst zonder vorm bestaan? Godsdienst is altijd innerlijkheid, geest, vuur, leven. Maar om te bestaan behoeft hij vormen. Alle geest en alle leven kennen wij eerst in vormen, Geest in het algemeen, leven in het algemeen be staat niet, godsdienst in het algemeen ook niet. Om tot levende werkelijkheid, tot persoonlijk bezit te worden, heeft de religie gestalte noodig. Zoo ontstaan en moeten ontstaan godsdienstige voorstellingen en begrippen. Men wete wel: gods dienstige vormen zijn geen product van het denken zonder meer zij zijn symbolen van de religieuse ontroering. Primair in de religieuse overtuiging is de innerlijke ervaring, de zielsontroering. De oor sprongen der religie liggen in de menschelijke ziel, in de gegrepenheid en bewogenheid van den heelen mensch door den goddelijkcn Geest. In den mensch is Eenheids-ervaring, Oneindigheids-ontroering, afhankelijkhcids-gevoel, het beleven van het rhythme der Eeuwigheid, de ontroering door het Heilige, het Verhevene, het boven-aardsche gewekt, de bewogen heid der goddelijke Liefde, roepings-besef. Dit alles is religieuse ervaring, die niet zelden onbewust blijft. Deze innerlijke ervaringen zijn niet slechts vrome stemming van de ziel, gevoel zonder meer. Neen, in deze ervaringen breken zich openbaringen van Hooger Werkelijkheid baan. Hier beleeft de mensch in zich zelf wat mér is dan hij zelf. Een eeuwig Goed wordt hem aangekondigd. Zoo is godsdienst een onmiddellijk leven van de menschelijke ziel. Maar de ervaringen en de open baringen, waarvan wij spraken, worden ons bewust. En zoodra wij ons godsdienstig bewust worden, werkt ons denken. Wij kunnen ons godsdienstig leven ons niet anders dan denkende bewust worden. Aldus wordt onze godsdienstige overtuiging, wier grond is de zielservaring, gevormd in en door ons denken. Hoe dieper nu onze religieuse ontroering is, en hoe sterker ons denken is, des te zekerder en klaarder wordt onze godsdienstvorm. De bewust religieuse mensch zal moeten komen tot godsdienstige voor stellingen en begrippen, tot een vorm voor zijn religie. Alle godsdienst heeft vormen noodig om ons be wust eigendom te zijn, maar ook om zich mede te deelen. En hij wil zich mededeelen, want de gods dienst wil getuigen, zich uitdragen. Alle levende godsdienst brengt tot gemeenschap. Dit is de inner lijke roeping van de religie. Zij bindt niet alleen den mensch aan God, maar ook den mensch aan den mensch. En voor gemeenschaps-godsdienst zijn vormen noodig. Intusschen blijft elke godsdienstvorm betrekkelijk. Wee dengene die hem volstrekt stelt. Hij damt den godsdienst, die een stroom is, at' en maakt hem tot een stilstaand, dood water, waarin bederf komt. En de vorm van onzen godsdienst blijft altijd afhankelijk van het religieuse karakter van den mensch, van zijn geestelijk peil, zijn denkkracht, ook van den tijd waarin hij leeft en de geschiedenis die hij achter zich heeft. Maar dit alles doet niets af aan de innerlijke noodzaak ons religieus overtuigingsleven bewust op te bouwen. En van deze noodweiidighikl wordt men in onzen tijd zich meer en meer bewust. Niet het minst in de wereld van het vrijzinnig Christcndum. dat zich bewust stelt op den grondslag van het Evangelie van Jezus Christus, als den hoogstcn uit drukkingsvorm van godsdienstig leven, maar dat tegelijk de vrijheid een voorwaarde voor waarachtige persojiilijkeovvrt u'gii g weet. Blijk hiervan given onder meer twee bodten die in hd laatste ja.'-.r DE ZETELKWESTIE.... Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer door L. J. Jordaan OH I)K VAI.LKNDK MAN VAN G K N K V K. zijn verschenen. Dr. M. C. van Mourik Broekman schreef: Vrijzinnig christelijk geloofsleven" (A. W. Sythoff), Ds. G. Horruis de Haas: Geloof en leven" (Mij. v. G. en G. L.), Deze zijn beiden geschriften van beteekenis. Dr. van Mourik Broekman geeft met zijn fijn distinctie-vermogen en zijn klaren betoogtrant hier de grondslagen en den aard van het vrijzinnig Christendom aan; bespreekt den inhoud van het vrij zinnig christelijk geloofsleven, waarbij hij zieh be perkt tot de twee hoofdpunten God en Christus: zoekt het verband van het vrijzinnig Christendom en het zedelijk en sociale leven; vergelijkt eindelijk den vrijzinnigen godsdienst niet kerkelijke en buiten kerkelijke stroomingeii van dezen lijd. Hier is een studieboek gegeven, geenszins zwaar of duister geschreven, integendeel doorzichtig helder. maar het is meer een zeer belangrijk dan een inte ressant boek. De schrijver streeft niet naar litteraire schittering, noch profeteert. Hij lijkt eerder zakelijk nuchter uiteen te zetten het vrijzinnig gelout'sbezit. zich hoedende n woord te vei l of een te sUrk woord te zeggen. Maar het religieuse licht schijn er door heen en de warmte van uvertuigirg hgl er zinning aan zijn geest verwan iiricntcering in wat het \n\/ v.'ii, vour den andersdenkeii l >s. l liirri ': de l laas is et Wi'geulii id blijkt iiiier in zij. dipgniatiek, maar een b; reden Geloof en Levcu". Xijn indci geloot' en kerk; de menschelijke n wetenschap en kunst; de toekomst geeft bij lange na niet de breedheid van zijn boekje aan. Want breedheid van behandeling der stof en van stijl, is het kenmerk van zijn werk. Eu vele citaten en ver wijzingen verlevendigen den schrijftrant. Het is een welkome en sympathieke afsluiting van de serie: Religieuse Inwijding", waarvan wij vorige nummers ook aankondigden. Deze serie is bedoeld vour belangstellende leeken en oudere, ontwikkelde catechisanten. Maar znnals nuk enkde anderen van deze serie ligi het boek van ds. norruis de l laas np de grens en ook wel over den grens van het opiiciuii:gs\vrtiiogen van den ea'eehisant. liet is .-"?ir voiwassenui. ijl: !:, hbi.il de lv i d ? ne.aal-reiigicttse. e mdivMuahsiiscliui trek. en hier klin de schrijvers warm. Beide hoeken zijn ons van harte Wilkom als symptoom van den drang naar religieuse bezinning in dezen tijd, als stuwkrachten vooi het houwen van een g'-dsdieiist ige overtuiging die wii zo>' noodig hebl'e:). Want de uvertuiging is de kaars, waarop nrsi de vlam van lioils licht kan kminu te ia'aniien.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl