Historisch Archief 1877-1940
No. 2546
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
EEN GODSDIENSTIGE
OVERTUIGING
DOOR DS. W. MACKENZIE
T~\ E pastoor van De bloeiende wijngaard" zegt
??-''ergens: Het dogma is de kaars, waarop de vlam
van God komt te branden. Als een van de twee ont
breekt is er duisternis". Wanneer wij het woord dog
ma" vervangen door het levender: overtuiging"
is dan hier niet een groote waarheid uitgesproken?
Een waarheid waarvan onze tijd bezig is zich sterker
bewust te worden.
Als reactie op fel dogmatische godsdienstvormen
heeft menigeen eiken vorm in zake religie vaarwel
gezegd. Men bleef wel religieus, maar wilde geen
bepaalden godsdienst belijden. Dit zoo zeide
men leidde tot vernauwing en verzanding van de
levende religie, tot een formalisme, dat de dood
was van het religieuse leven.
Nu is zeker altijd de godsdienstige ziel oneindig
belangrijker dan de verbeelding, de vorm waarin
zij zich uit. En God is altijd oneindig meer dan elke
voorstelling van Hem. En het is een groot gevaar,
dat de godsdienstige voorstelling voor den gods
dienst zelf wordt gehouden terwijl zij slechts het
beeld, het symbool er van is. En nog grooter gevaar
is dat in den mensch de vorm, de voorstellingen
en begrippen worden tot den godsdienst zelf. Dit is
zonde tegen den geest. Dit heeft de groote zonden
in vele kerken gebracht: vormelijkheid, schijn,
farizeïsme.
Maar dreigt de religie, die slechts gevoel blijft,
niet de ondergang? Verloopt zij niet in onbewustheid
en vaagheid, sterft zij niet bij gebrek aan karakter?
Sterker: kan de levende godsdienst zonder vorm
bestaan? Godsdienst is altijd innerlijkheid, geest,
vuur, leven. Maar om te bestaan behoeft hij vormen.
Alle geest en alle leven kennen wij eerst in vormen,
Geest in het algemeen, leven in het algemeen be
staat niet, godsdienst in het algemeen ook niet.
Om tot levende werkelijkheid, tot persoonlijk bezit
te worden, heeft de religie gestalte noodig.
Zoo ontstaan en moeten ontstaan godsdienstige
voorstellingen en begrippen. Men wete wel: gods
dienstige vormen zijn geen product van het denken
zonder meer zij zijn symbolen van de religieuse
ontroering. Primair in de religieuse overtuiging is de
innerlijke ervaring, de zielsontroering. De oor
sprongen der religie liggen in de menschelijke ziel,
in de gegrepenheid en bewogenheid van den heelen
mensch door den goddelijkcn Geest. In den mensch
is Eenheids-ervaring, Oneindigheids-ontroering,
afhankelijkhcids-gevoel, het beleven van het rhythme
der Eeuwigheid, de ontroering door het Heilige, het
Verhevene, het boven-aardsche gewekt, de bewogen
heid der goddelijke Liefde, roepings-besef. Dit alles
is religieuse ervaring, die niet zelden onbewust blijft.
Deze innerlijke ervaringen zijn niet slechts vrome
stemming van de ziel, gevoel zonder meer. Neen, in
deze ervaringen breken zich openbaringen van
Hooger Werkelijkheid baan. Hier beleeft de mensch
in zich zelf wat mér is dan hij zelf. Een eeuwig
Goed wordt hem aangekondigd.
Zoo is godsdienst een onmiddellijk leven van de
menschelijke ziel. Maar de ervaringen en de open
baringen, waarvan wij spraken, worden ons bewust.
En zoodra wij ons godsdienstig bewust worden,
werkt ons denken. Wij kunnen ons godsdienstig leven
ons niet anders dan denkende bewust worden. Aldus
wordt onze godsdienstige overtuiging, wier grond is
de zielservaring, gevormd in en door ons denken.
Hoe dieper nu onze religieuse ontroering is, en hoe
sterker ons denken is, des te zekerder en klaarder
wordt onze godsdienstvorm. De bewust religieuse
mensch zal moeten komen tot godsdienstige voor
stellingen en begrippen, tot een vorm voor zijn
religie.
Alle godsdienst heeft vormen noodig om ons be
wust eigendom te zijn, maar ook om zich mede te
deelen. En hij wil zich mededeelen, want de gods
dienst wil getuigen, zich uitdragen. Alle levende
godsdienst brengt tot gemeenschap. Dit is de inner
lijke roeping van de religie. Zij bindt niet alleen den
mensch aan God, maar ook den mensch aan den
mensch. En voor gemeenschaps-godsdienst zijn
vormen noodig.
Intusschen blijft elke godsdienstvorm betrekkelijk.
Wee dengene die hem volstrekt stelt. Hij damt den
godsdienst, die een stroom is, at' en maakt hem tot een
stilstaand, dood water, waarin bederf komt. En de
vorm van onzen godsdienst blijft altijd afhankelijk
van het religieuse karakter van den mensch, van zijn
geestelijk peil, zijn denkkracht, ook van den tijd
waarin hij leeft en de geschiedenis die hij achter
zich heeft.
Maar dit alles doet niets af aan de innerlijke
noodzaak ons religieus overtuigingsleven bewust op
te bouwen. En van deze noodweiidighikl wordt men
in onzen tijd zich meer en meer bewust. Niet het
minst in de wereld van het vrijzinnig Christcndum.
dat zich bewust stelt op den grondslag van het
Evangelie van Jezus Christus, als den hoogstcn uit
drukkingsvorm van godsdienstig leven, maar dat
tegelijk de vrijheid een voorwaarde voor waarachtige
persojiilijkeovvrt u'gii g weet. Blijk hiervan given
onder meer twee bodten die in hd laatste ja.'-.r
DE ZETELKWESTIE....
Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer door L. J. Jordaan
OH I)K VAI.LKNDK MAN VAN G K N K V K.
zijn verschenen. Dr. M. C. van Mourik Broekman
schreef: Vrijzinnig christelijk geloofsleven" (A. W.
Sythoff), Ds. G. Horruis de Haas: Geloof en leven"
(Mij. v. G. en G. L.), Deze zijn beiden geschriften
van beteekenis.
Dr. van Mourik Broekman geeft met zijn fijn
distinctie-vermogen en zijn klaren betoogtrant hier
de grondslagen en den aard van het vrijzinnig
Christendom aan; bespreekt den inhoud van het vrij
zinnig christelijk geloofsleven, waarbij hij zieh be
perkt tot de twee hoofdpunten God en Christus:
zoekt het verband van het vrijzinnig Christendom en
het zedelijk en sociale leven; vergelijkt eindelijk den
vrijzinnigen godsdienst niet kerkelijke en buiten
kerkelijke stroomingeii van dezen lijd.
Hier is een studieboek gegeven, geenszins zwaar
of duister geschreven, integendeel doorzichtig helder.
maar het is meer een zeer belangrijk dan een inte
ressant boek. De schrijver streeft niet naar litteraire
schittering, noch profeteert. Hij lijkt eerder zakelijk
nuchter uiteen te zetten het vrijzinnig gelout'sbezit.
zich hoedende n woord te vei l of een te sUrk
woord te zeggen. Maar het religieuse licht schijn
er door heen en de warmte van uvertuigirg hgl er
zinning aan zijn geest verwan
iiricntcering in wat het \n\/
v.'ii, vour den andersdenkeii
l >s. l liirri ': de l laas is et
Wi'geulii id blijkt iiiier in zij.
dipgniatiek, maar een b; reden
Geloof en Levcu". Xijn indci
geloot' en kerk; de menschelijke n
wetenschap en kunst; de toekomst geeft bij lange
na niet de breedheid van zijn boekje aan. Want
breedheid van behandeling der stof en van stijl, is
het kenmerk van zijn werk. Eu vele citaten en ver
wijzingen verlevendigen den schrijftrant.
Het is een welkome en sympathieke afsluiting van
de serie: Religieuse Inwijding", waarvan wij vorige
nummers ook aankondigden. Deze serie is bedoeld
vour belangstellende leeken en oudere, ontwikkelde
catechisanten. Maar znnals nuk enkde anderen van
deze serie ligi het boek van ds. norruis de l laas
np de grens en ook wel over den grens van het
opiiciuii:gs\vrtiiogen van den ea'eehisant. liet is
.-"?ir voiwassenui.
ijl: !:, hbi.il de lv i d
? ne.aal-reiigicttse. e
mdivMuahsiiscliui trek. en hier klin
de schrijvers warm.
Beide hoeken zijn ons van harte Wilkom als
symptoom van den drang naar religieuse bezinning
in dezen tijd, als stuwkrachten vooi het houwen van
een g'-dsdieiist ige overtuiging die wii zo>' noodig
hebl'e:). Want de uvertuiging is de kaars, waarop
nrsi de vlam van lioils licht kan kminu te ia'aniien.