De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 27 maart pagina 10

27 maart 1926 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2547 DRAMATISCHE KRONIEK DOOR TOP NAEFF Hef Nieuwe Nederlandsche Tooneel. Oom Wan/a, door Antön Tsjechow WANNEER ik het niet een maa! voor mijn oogen gezien had eenige jaren geleden, toen Stanislawsky's Künstlertheater in Berlijn o.a. Der Kirschgarten" van Tsjechow heeft opgevoerd zou ik het nooit gelooven, dat deze Chopin-mnziek op het tooneel opvoerbaar was. Ik zou na die model opvoering, een nahiurwonder, ook niet weten welken maatstaf een ander gezelschap aan te leggen, dat, al beschikte het over een keur van talenten, uiter aard niet als dit onvergelijkelijk Russisch ensemble, van den landsdichter een culte kan hebben gemaakt. Tsjechow's weduwe was onder hen, ze schenen allen leden van n gezin, en wie weet hoeveel jaren zij zich in het dramatisch na-weven van dit gesublimeerd realisme, deze puur-sensueele poëzie, hadden ge oefend eer zij, ieder persoonlijk en allen te zamen,tot dien wonderen bloei waren gekomen. Scheen het mij dus een edele, maar hópelooze taak zelfs voor de Russen" in onze tooneelwereld, de beide Saalborns, van wie de een het werk vertaalde, de ander de regie voerde, zulk een stuk, dat erop of eronder gaat met een ademtocht, te ondernemen, ik zou over het resultaat van dezen ernstigen arbeid niet graag den staf breken, waar in deze reeds het tekort mij meer gaf, dan het succes veelal elders. Of het groote publiek, dat het tegenwoordig in den schouwburg al te ge makkelijk heeft, door deze Hollandsche opvoering eenig besef heeft gekregen van de schier onhoudbare ontroering, die er van uit kan gaan? Hierop mogen we gerust ontkennend antwoorden, alleen het mach tige treft de menigte, en te redeneeren valt hier niets. Maar er zijn er toch nog in onzen tijd, die trots den overvloed van afleiding en vermaak, ,,het groote heimwee" blijven gevoelen, en voor deze is de dichter Tsjechow ook met een half woord te verstaan. En zooveel liefde voor het werk bleek er achter de vertooning te strijden en te stuwen, dat die alleen al verstandhouding schiep, een hoogere, dan we in langen tijd in dezen schouwburg mochten erkennen. In Tsjechow's werk ontbreekt de handeling als beweegkracht, en valt het dramatisch accent op de bijkomstigheden. Dit maakt het zware zoo licht ! Er zijn geen scènes, geen plotselinge ontladingen, of schoon er in ,,Ooin Wanja" een paar schoten vallen als uit een kinderpistool: het vloeit met crescendo's en decrescendo's over de feitelijke hoogtepunten heen, en omgaat angstvallig elk theatraal treffen". Het aanzwellen en afnemen van den innerlijken hartstocht, waarvan elk schijnbaar gewoon woord, elk gebaar, doordrenkt is, maakt dit alledaagsch familieleven een afspiegeling ook van het onze tot een verheven melodie. Al drijft het Russisch temperament de gevoelens meer op de spits, al bleet' de ziel in dat wijde land wellicht dichter bij God, met een groote of met een kleine g, niemand kan vreemd staan tegenover de dingen, die in dit werk gebeuren en de wijze, waarop deze menschen reageeren. Hetgeen gebeurt, is: dat een man van middelbaren leeftijd (Oom Wanja) tot de conclusie komt zijn eigen \zven verzuimd te nebben in slavendienst van een ideaal, dat een paskwil van een ideaal blijkt te zijn gïweest. Om den weduwnaar van zijn aangebeden, vroeg gestorven zuster (een geleerd professor, tegen wien deze eenvoudige, dichterlijke zielen van het land hoog opkijken) ruim te laten leven uit de op brengst van het landgoed, waarvan ,,Sonja", het eenige kind uit dit huwelijk, den vader het vrucht gebruik grootendeels heeft afgestaan, ploetert Oom Wanja in een bedrijf van cijferen en tobben, terwijl zijn heimelijk hart naar levensvreugde en poëzie smachtend bleef. De professor doet, uit oeconomische overwegingen, zijn schoon-familie de eer aan eenigen tijd met zijn jonge tweede vrouw op het landgoed te komen doorbrengen. Hij blijkt: een caricatuur van zelfverheffing, de wandelende welsprekendheid, een despoot zonder hart noch fond. Men kan desverlangd in de figuur van dezen afgod en de verhouding tot zijn onderhoorigen" een symbool zien van het oude Tsaren-rijk het werk dateert van een dertig jaren her en in de menschen decadenten van een oud régime, maar daar boven uit is het door zijn dichrerBOOTMOTOREN MOTORBOOTEN Bingham & Lugt - Slepersvest l - Rotterdam lijkheid zoo algemeen menschelijk gebleven, dat we ons met evenveel recht kunnen bepalen tot den familiekring onder het régime van het leven, zooals het zich in alle vormen toch eigenlijk gelijk blijft. De komst van dit echtpaar dan, de onrust, die het, als bij een naderend onweer, teweeg brengt in het stille huis, waar de instincten onder den ban van het eentonige, plichtmatige bestaan onderdrukt lagen en zich nu plotseling beginnen te roeren.... is het begin van het spel. Naast het grotesk drama der algemeene ontgoocheling (alleen de oude, domme, brochures lezende grootmoeder blijft verblind) dreigt een nieuwe tyrannie: de jonge, beeldschoone vrouw, die, naar zij zich bitter bekent, den lastigen oude trouwde omdat ze verliefd was op zijn roem", werkt met haar coquet fatsoen op de mannen (Oom Wanja, Dokter Astrof) die zooveel ontberen moeten, zonder dat zij vrouw van een vorige generatie - zichzelve durft te zijn, het egoïsme en de zielskracht bezit zich te bevrijden voor een waardiger bestaan. En haar aanwezigheid is het ook die in Sonja de sluime rende liefde voor den dokter doet ontwaken met zulk een jaloersch lan, dat ze niet nisten kan vóór ze weet.... dat hij haar liefde niet beantwoordt. Een korte opflikkering van alle gevoelens, een, in haar vooze heftigheid schier belachelijke botsing tusschen den geleerden professor en den naleven oom Wanja. Dan volgt het vertrek van het echtpaar, alweer verzoend, omdat er eigenlijk niets ergs gebeurd is en wij allen maar menschen zijn. ,,Arme zondaren", zegt de vrome oude kindermeid. Maar welk een verlichting als het onweer is afgedreven en buiten de paarden hun bellen laten rinkelen ! Ze zijn weg !" zucht de een, ,,ze zijn weg !" zucht de ander, het is, met al zijn lief en leed, voorbij. Een symphonie deze zuchten ! Neen, het zijn niet de groote catastrophen", meent Tsjechow, die de wereld ten gronde richten, maar de kleine vijandelijkheden, de haat en de nijd, het af schuwelijk gekibbel". Och kind", snikt plotseling oom Wanja uit en wie heeft niet heel het werk door dien stillen snik hooren aanzwellen, als in de verte les sanglots longs des violons" --- ik ben zoo bedroefd, ik kan je niet zeggen hoe bedroefd ik ben !" Sonja is de jongste. Zij heeft haar eersten knauw gehad, maar zij kan wachten en hopen. Heb maar geduld, oom Wanja, je hebt in je leven nog niet veel geluk leeren kennen, maar het kan nog komen. Heb maar geduld . . . . " Zoo troosten /e elkaar in de mcedoogenli osheid van het leven, zoo keert de rust terug op het oude land goed, de berusting-in-liefde. Niet voor n, maar voor allen, voor ieder, die liefde tioodig heeft. De vertolkers behoeven dit werk niet te ..spelen", ze hebben maar" te leven op het tooneel, en voor onze verbeelding in alle kamers van het landgoed. in den boomgaard, in de wereld.... De menschen van Stanislawsky lieten ons ook achter de schennen niet los, er was geen opkomen", geen afgaan'', men zag, men hoorde hen altijd. Wie da die Lente dnrch die Ra'unie bummeln", schreef Alfred Ken" indertijd, een woord waarmee hij trachtte uit te drukken hoe onopzettelijk deze levendigheid ons toescheen, hoe het allemaal opwelde en ontstond als bij tooverslag, terwijl we toch begrepen welk een dressuur daar achter moest zitten ! De détails, onmiddellijk aan het moment ontleend, bieden den spelers hier het natuur lijk hou-vast. Waar is.... ?" vraagt de dokter, terwijl hij over heel andere dingen spreekt, O, daar ligt z.e !" Het is zijn muts, die hij al dien tijd met zijn oogen gezocht heeft. Realisme, maar hoe verlevendigend, hoe vullend ! En bij het afscheid, het pijnlijk afscheid -?want hij weet wat hij Sonja aan moest doen en wat wacht hem zelf? niets dan de eenzaamheid zegt hij, wijzend op de kaart van Afrika, die er toevallig hangt: Wat zal het daar nu heet zijn". Het heeft er, zou men zoo zeggen, niets mee te maken, maar hoe begrijpen we nochtans uit dien willeketirigen zin: de beklemming van het oogenblik. Sonja zet zich aan de schrijftafel, waar ze met oom Wanja pleegt te werken aan het probleem: hoe het landgoed, dat achteruit gaat, productief te maken? Er is in den laarsten tijd niet van gekomen, een vonnis voltrok zich in die lange vacantie. Ze spreekt daar niet van: De inkt is in den inktpot verdroogd", zegt ze alleen. En al de bewogenheid van die werkelooze, ondragelijk bewuste weken, hooren we in haar, van onderdrukte tranen donkere stem. Als namelijk de actrice die Sonja speelt, voor haar taak berekend is. Wat een mooi stuk moet het zijn, wanneer het zóó gespeeld wordt, dat de weggeglimlachte melancholie -- welke niemand, die met zijn hart en zinnen leeft, loochenen kan -- over ons komt ! Doch hoe dan ook, we zijn den heeren A. en L. Saalborn dank verschuldigd het werk onder de aandacht te hebben gebracht, voor den ernst, die van de vcrtooning uitging. Oom Wanja" zelf was luidruchtiger, minder droomerig ook, dan ik hem mij voorstel. Maar 't was al veel, dat de vertolker hem boven het niveau van den piekeraar" heeft gehouden, we bleven voelen: dit levensberouw kom! uit de diepte, geldt het essentiëele, het waarachtige van het menschelijk bestaan. Van de overige spelers waren er eigenlijk maar twee, die mij persoonlijk iels nader tot het werk hebben gebracht : Mevrouw Sablairollts, als de oude dienstbode, die in (ïod gelooft, en aan wier eenvoudig Teekening voor ..c/e Groene Amsterdammer door P. P. Koster L. SAALBORN ALS OOM \VAN]A" hart alle liefde-zoekenden zich klampen. Op haar stil gezicht was het te lezen: dat zij haar sleutel tot het geluk bezat. En na haar, merkwaardig genoeg. een van de jongste leden van het gezelschap: Cruys Voorberg, in de rol van een verarmd grondbezitter. die bij de familie het genadebrood eet. Een schijnbare bijfiguur, die eigenlijk een hoofdfiguur is. Want dezi man alleen kent het geheim van de aarde --- zooals de oude dienstmeid het geheim van den hemel kent en weet het zich hier beneden dragelijk te maken,. Voor de kinderen van de vrouw die hem verliet. ruïneerde hij zich. Hij deed het in liefde, en dat was hem genoeg. Hij gaf alles, en vroeg niets Een knechtsplaatsje in de zon en zijn gnitaar, dat is het eenige dat hij nog noodig heeft om gelukkig te zijn. Te jone voor de rol en misschien iets te veel verboerd, gaf hiei de acteur volkomen zuiver de nederige fierheid van dit onaantastbaar geluk: ein Abglanz voin Irdischen" . Parser was een professor", die als fantasie in eei Strindbergstuk zijn lugubere werking niet zon hebbei' gemist, maar hier een ander beek! schiep dan we onvan den ouden bl;gneur voorstellen. Sophie de Vries, decoratief, doch zonder ons iets van de labiliteit der romantische bourgeoise te doen beseffen, zijn vrouw. Helene Trecp-Vink, een uiterlijk lieve, maar ondiepe en te gekunstelde Sonja. De dokter een figuur, zóó samcngisteld, dat zi een aparte ontleding zon vergen: aristocraat van den geest op het platte land" ondergegaan - werd buiten de sfeer en geheel onvoldoende vervuld. En ook van de oude mevrouw, de hooghartige bekrompen heid, wist de vertolkster niet veel te maken. Er was in de regie veel, dat aan Strindberg-regkherinnerde. Belangwekkend op zichzelf werd daardoor o.a. het eerste tooneel van II. Maar was het niet juist wellicht dit harde licht, dat de zachte, argelooze atmosfeer, waarin de kinderlijke lach, het onuit sprekelijk verdriet, de" koesterende innigheid dezei Russen kan gedijen, te koud maakte, de scènes" te omlijnd, de scherts zonder tinteling? 5OO mt*n*? TAPIJTEN GORDIJNEN TAFELKLEEDEN DIVANKLEEDEN Groote sorteering

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl