De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 27 maart pagina 19

27 maart 1926 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

Nö. 2547 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 FEUILLETON EEN BOTERHAMME TJE DOOR ANDREAS LATZKO T~\ E geschiedenis begon toen wij na *-' een inspannenden tocht tegen den -avond in de kleine dorpsherberg aan kwamen, en de waardin ons, die uitge hongerd waren, niets, maar dan ook niets anders dan een boterhammetje, .ïooals zij haar avondeten met zelf gemaakte worstsoorten noemde, wist voor te zetten. Ieder greep toe, behalve n, dien wij discreet den betrokkene" zullen noemen, en die haar met onbe schrijfelijke woede afsnauwde, of zij <lan haar moeder's taal niet verstond . en hoe zij het wagen dorst, haar in stukjes gesneden huisvarken een ,,boter hammetje" te noemen, en niettegen staande een goedhartig aandringen en allerhande spotternijen, onverbiddelijk bij zijrr voornemen bleef, het boter hammetje" niet aan te roeren. Hij rammelde van den honger. Zijn vochtige lippen trilden, met de oogen volgde hij elke beet die wij overigen lieten verdwijnen?maar hij hield stand! Het ?was ons allen duidelijk dat achter zijn -weigering een of ander geheim verborgen moest zijn en na lang aanhouden, misschien ook onder den invloed van den wijn, dien hij op de nuchtere maag moest drinken, liet hij zich overhalen, zijn zonderling gedrag te verklaren. Het was in den zaligen tijd", zoo vertelde de betrokkene" toen een biljet van duizend mark nog in zekeren zin toegang verschafte tot alle aardsche vreugden, en de reispas een zeldzaam document was, dat slechts een klein aantal menschen uit eigen aanschouwing kende. Ik had den geheelen karnavalstijd als een vrek gespaard, liet mijn :zomervacantie einde Maart vallen, en reisde met een goedgevulde portefeuille -de lente tegemoet tot Monte Carlo. Ik had me op de veelgeprezen azuurblauwe -zee verheugd, op de sensaties der speel.zalen, op het heele elegante leven, heb echter van dat alles een bedroefd beetje te zien gekregen. Want reeds den eersten avond, toen ik, trotsch op mijn smoking, <le eetzaal van het hotel binnentrad, :zag ik mijn noodlot, een dame niet sprookjesachtig blond haar, en oogen donker schitterend als barnsteen en .groot als de oude daaldersstukken. De portier fluisterde mij dienstvaardig haar naam toe en dat zij een Kaukasische vorstin was, waardoor ik mij echter niet .liet afschrikken, want in de schaduw van den Kaukasus noemen de menschen zich bijna allen vorsten. Wie van de heereri nog nooit een Groesinische gezien heeft, kan zich van de buitengewone schoonheid van deze vrouw in het geheel geen voorstelling maken, het zou dus vergeefsche moeite aijn als ik trachtte mijn vorstin te beschrijven. Als men een zeer schoone Hongaarsche de beminnelijkheid ver leent van een Weensche en den blik van een droomende Napolitaansche en het ;geheel dan laat aankleeden bij Worth in Parijs en een week lang bij Coty in de parfums laat liggen dan ontstaat er misschien een zwakke reproductie van het origineel, dat mij in weinige dagen volkomen van mijn kleine beetje ver stand beroofde. Ik kan met een rustig .geweten zeggen: wat aartsvader Jacob in de zeven dienstjaren om zijne Rachel volbracht had, heb ik in de drie weken van mijn vacantie beslist overtroffen. Jk at niets, ik dronk niets, ik zag niets ?en ik dacht niets, dan alleen hoe ik mijn vorstin een nieuwe vreugde bereiden, een glimlachje ontlokken kon. Ik was niet alleen verliefd, ik was buiten mezelf, zooals eigenlijk alleen een gymnasiast zijn kan, bracht de nachten onder haar vensters door, de dagen aan haar zijde >of haar verbeidende. Gén nóg zoo kleine attentie die ik zou verzuimen, gén hulde die ik achterwege liet! ledere minnezanger zou in mij zijn ?meester gevonden hebben. Maar drie weken zijn gauw voorbij, als je probeert een Kaukasische vor stin te veroveren, die door een onge lukkig huwelijk wantrouwig gewor den is ten opzichte van mannen en liefde. Ik liet dus een dokter komen, en «tuurde zijn attest, door het Duitsche consulaat te Nizza geteekend, naar mijn chef. Ik schilderde mijn ziekte als zeer ernstig en gaf te kennen dat er voorloopig niets te zeggen viel van den termijn van genezing. Gelogen had ik niet. Nu had ik wel tijd vóór mij, maar mijn hartstocht had zijn hoogtepunt bereikt. De schoone Kaukasische begon ook al zich nauwelijks merkbaar te neigen, evenals de toren van Pisa ongetwijfeld van de loodlijn afwijkend, maar wiskunstig zeker er op ingesteld, het zwaarte punt niet aan de wilssfeer te laten ont trekken. Zoo streden wij opnieuw twee weken lang. De vorstin verborg mij niet dat ik haar beviel, dat mijn gezel schap haar aangenaam, ja bijna onont beerlijk geworden was, en eens, toen ik de geheele natuur tot bondgenoot had, bij een beerlijken maneschijn, toen ik haar in de pauze tusschen het tweede en derde bedrijf van de Bohème" naar het terras tusschen het casino en de zee had geleid deze enkele maal gelukte het den maneschijn die zilverig over de golfjes speelde, de zee die diep ademend ons den geur der miinosa's en oranje bloesems toevoerde, en niet het minst de smachtende violen van Puccini, mij tot een vluchtige omarming te brengen. Maar hoe vluchtig ze ook was, deze enkele seconden tusschen de geparfu meerde bontkraag en de fijne nekkrulletjes waren voldoende, om mij geheel in verrukking te brengen. Ik zwoer mezelf dien nacht, of vóór den volgenden avond wederliefde te vinden, onbeperkte, bewezen wederliefde, óf den volgenden morgen in den doorgaanden trein naar München te zitten. Een van de twee, of ik spuw mezelf in het ge zicht. ... Wat ik in de volgende vierentwintig uren gepresteerd heb, verdient in een heldenepos bezongen te worden ! Ik heb de vesting bestormd op een wijze, die den zwager van Bonaparte, den grooten generaal Murat, beschaamd zoude hebben. Ik heb geweend als Werther, gewoed als de razende Roland, geflirt als een edelman uit den Rococotijd ! Ik heb niets nagelaten en alles geprobeerd van 's morgens elf tot precies midder nacht. De discrete aanwijzing van de vorstin echter, dat haar vrijheid van beweging het haar ook mogelijk maakte, zich een tijdje in Duitschland op te houden, als mijn beroep mij een langer verblijf aan de azuren kust niet veroor loofde -- deze uitwijkende, tot troost dienende arglistigheid wees ik af. Zou ik als een dwaas van de verlengde vacantie naar mijn werk terugkeeren? Neen ! Nu doorgezet. Ik liet niet af tot ik eindelijk, verontwaardigd, uit geput, razend van woede en ontgooche ling, de preutsche schoone vaarwel toeriep en naar mijn kamer ging. Wij hadden elkaar den geheelen dag geen minuut verlaten. Hadden 's morgens de ruïnes van een Rumeinsch fort be klommen, om tusschen de blauwe zee en den blauwen hemel, in de schaduw van de zilverige olijftakken, geheel alleen met onze liefde te zijn. 's Namiddags waren wij in het casino geweest, en ten slotte had het einde van den wanhopigen strijd ons dan eens door het park ge voerd, dan weer uren lang op een sofa in de hal van het hotel vastgenageld in n woord, het werd mij eerst bewust, toen ik met mijn wanhoop alleen bleef, dat ik in het geheel niet gegeten had, dat ik na den pic-nic in het gras, naast het Romeinsche fort, in het geheel niets voor mijn lijfelijk heil gedaan had. Ik raasde eerst wel een tijdje in mijn kamer rond, verwenschte Georgië, de sneeuw toppen van den Kaukasus, mijn eigen inval om naar de Riviera te reizen, en niet het minst mijn belachelijke, jongens achtige verliefdheid en de preutsche, nuttelooze, neerbuigende deugd van de bekoorlijke vorstin. Ten slotte overwon toch de maag; ik belde, beval, mij voor den volgenden morgen de rekening klaar te maken, en informeerde met aandrang bij den kellner of het misschien toch niet mogelijk was, mij niettegenstaande het vergevorderd nachtelijk uur iets eetbaars te verschaffen? Hen boterhammetje en een flesch Bordeaux was alles wat nog te krijgen was en ik accepteerde met enthousiasme. In hemdsmouwen viel ik, hongerig als een wolf, op het voortreffelijke koude vleesch aan, spoelde mijn wanhoop met N. V. PAERELS AleuLileering~M.ij. AMSTERDAM C O MP LE TE e. u bittert n g j> c l i m m e r i u g e n Rokin 128, Tel. 44541 WERF NICOIAAS WITS'EN" 5TOEI-ALKMAAR VOOR AFLEVERING GEREED: DIRECTIE MOTORBOOTEN OVERHEMDEN NAAR MAAT FR. SINEMUS 20 Leidschestraat 22 - Amsterdam Cliché's Van Leer Amsterdam ONZE COLLECTIE BEHANGSELPAPIER KUNST VAN M - < LGA ?< «è^f3 bevat o. a. de ontwerpen, bekroond door de officieele jury, naar aanleiding der door ons uitgeschreven prijsvraag. Voor ontwerpen uitsluitend van Hollandsche Kunstenaars. HET PUBLIEK HEEFT ALDUS EEN ZEER GEMAKKELIJKE TAAK bij het uitzoeken van Behangselpapier, wanneer maar gebruik ge maakt wordt van ONZK ST AALBOEKEN met de Initialen L. G. A. en daarbij verlangt het STAALBOEK Kunst van eigen Bodem" Deze Behangsels zijn van Prima kwaliteit ; de kleuren zijn licht-ccht Levering uitsluitend do ir hl-middel ing van Ff. H. Behangers i f Decorateurs. Firma L. GOI DSMIT, E n gn, s- handel Behangselpapier. Toonkamers voor het Publiek: Bezoekt in de P a as c h d a g en HOTEL DRIEHUYZEN TE ZANDVOORT Bloembolvelden in de onmiddellijke nabijheid Restaurant gedurende den geheelen dag. de lekker verwarmende Bordeaux weg ? reeds begon het prikkelende visioen van de schoone vorstin te verbleeken als achter een wazigen, ronden wolkensluier. Toen - plotseling een licht schuifelen aan de kamerdeur, een nauwelijks hoorbaar kloppen en hei volgende oogenblik stond de vurigverbeide. gehuld in de /acht neer vallende plooien van een erêpe-de-Chine nachtgewaad, schoon als een droom, in de omlijsting der deur. Ik had nauwelijks tijd, op te springen en den betooverenden aanblik, die mijn bloed sneller deed stroomen, althans met de uogen vast te houden. In de rechter hand hield ik nog de helft van een geroosterd broodje, dik belegd met fijne Straatsburger ganzeleverpastei, en deed krampachtige pogingen de andere helft snel naar beneden te werken. Maar veel sneller dan deze poging gelukte, had de vorstin de situatie met vlammen de oogen overzien. Haar blikken gleden over mijn hemdsmouwen, over de volle tafel, de rommelige overblijfselen van ham en koud vleesch, en bleven eenige seconden honend rusten op den Bordeaux die zoo kleurig gloeide, waar zii angst gehad had, stroomen jong, rood bloed te vinden, als zij te laat kwam !.... Konu-diant !" dit woord alleen slin gerde /ii mij met onvervalseht Kauka sische woede in het steeds nog kauwende gezicht, toen was zij verdwenen. Dat ik haar nagerend ben. dat ik den halven nacht voor haar deur lag, als een hond, dat ik bij het morgeiigloren alle bliksemafleiders en regenpijpen en zuilen van het hotel onderzocht op de mogelijk heid om naar haar balkon op te klau teren - waartoe te vertellen hoe ik mij uitgescholden, vervloekt, ia zelfs ge slagen heb? Toen ik na weinige uren slaap, doodop en geradbraakt, in de bal kwam, werden juist de groote kastkoffers van de vorstin op den omnibus geladen, zij zelf was reeds met den ochtendsneltrein vooruit gereisd naar Parijs. Is er soms onder de beeren iemand die er zich over verwondert, dat ik gezworen heb nooit in mijn leven meer een ,,boterhammetje" aan te roeren?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl