De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 3 april pagina 17

3 april 1926 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

No. 2548 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 MUZIEK IN DE HOOFDSTAD HET seizoen van Mengelberg in het Concertgebouw kenmerkt zich altijd meer door de muziek dan door het experiment, meer door de ideale vertolking dan door de nieuwe kennismaking. Doch voor dit jaar kunnen wij wat het laatste betreft tevreden'zijn, het seizoen van Monteux heeft ons waarlijk zulk een overvloed gebracht, dat wij ons voor het verdere volkomen tevreden laten stellen met het oude reper toire, vooral wanneer een Mengelberg het dirigeert. Mengelbevg maakt telkens opnieuw een wonder van de te pompeuse dramatiek van Tschaikowsky's symphonie pathétique en het is alsof de smart zelf in haar bitterste razernij uitbarst in deze zich in wanhoop ?verwringende muziek. Hier is Mengelberg, de indivi dualist, in al zijn grootheid, hier rijst de openbaring boven de materie uit ! Naast de concerten van Strawinsky en Kespighi, die Mengelberg slechts gedeeltelijk dirigeerde (de ?componisten introduceerden hun belangrijkste werk zelf) zijn de noviteiten, die de concerten van Mengel berg tot nog toe brachten, qua gehalte vrijwel nihil. De compositie van den Amerikaan Loeffler bespra ken wij reeds. De Visionen" van den Duitschen componist Herman Wetzler waren ook geen gelukkige keuze. Deze langdradige, muzikaal zeer onoorspronkelijk ge vonden, reeks van zes symphonie-stukken, die zich op het gevaarlijk terrein der literatuur" begeven zonder iets equivalents te kunnen scheppen (want wat hebben wij aan de vergelijking met een sonnet van Michel Angelo, als wij niet de schoonheid van zulk een sonnet in de muziek terughooren?) heeft ons niet kunnen boeien. Het pretentievolle geheel werd een mislukking en demonstreerde nogmaals de dwaasheid de muziek ondergeschikt te willen maken van het uitbeelden van een ,,idee",een onderwerp", en literaire" gedachte. Dit soort muziek is waarlijk voorbij en haar instrumentaal geweid laat ons onontroerd. De Preghiera" van Emile von Brucken Ft ck is een stemmingstuk, met minder pretentie, mooi van kianken vele gevoelige aanduidingen. Een orgel zet in. Doch de Vv'agneriaansche stijl in het orkest maakt het geheel wat overladen. Het blijft een schepping, waarin het verleden, een afgeloopen kunsttijdpcrk, nog na-echoot zonder het klankgeheel tot nieuw leven te kunnen wekken. Het optreden van den Hougaarschen violist Zoltan Szekely was ook een noviteit" voor het (ir. Z. publiek van het Concertgebouw. Men kende hem reeds uit KI L. Concerten als een der knapste moderneviolisten, b.v. in de vioolsonate van Bc-la Bartok. Szekely trad nu op met het vioolconcert van Dvorak, voor zijn talenten ongetwijfeld een minder gelukkig debuut. Hij bezit niet het brandend zich uitspelend temperament, dat dit overigens onbelangrijk werk van Dvorak?en den violist ! aannemelijk maakt en de betrachte terughouding kwam zeker niet aan den indruk ten goede. J S. M. O R E L I O v De echte operazanger van Nederlandschen bodem is altijd een schaarsche verschijning geweest. En onder deze weinigen was de thans op 72-jarigen leeftijd gestorven Orelio zeker de grootste. Hij was niet alleen een groot zanger in de opera, hij was ook een man, die op de planken eerst leefde. Daar eerst ontbloeide hij, daar, waar hij in actie" kon komen, waar hij groot, desnoods (voor onzen tegenwoordigen aesthetischen zin) grof spel kon geven, kortom hij was een man,die met alle middelen waarover hij beschikte moest kunnen werken, maar die dan ook zijn publiek electriseerde. Niet ten onrechte noemde men hem de Louis Bouwmeester onder de opera-zangers. In vroegere dagen - die vroegere dagen van Lafuente, de root, van der Linden, dat het waarlijk mogelijk scheen een Nederlandsche muziekdramatische kunst in het leven te roepen was naar de opera gaan Orelio gaan hooren. Voor het publiek van zijn tijd dat zich niet ophield met decor, ensceneering en iogiek op de planken, was het zingen het voornaamste in de opera. En Orelio zong, met zijn prachtige bariton en er was groot, brandend leven in en om hem ! De zangers van onze huidige opera kunnen het hem benijden, deze roem heeft Orelio vooi zich mogen bewaren toen hij, met het verval der Ned, Opera van 1900, zich minder liet hooren en men hem feitelijk bij zijn 40-jarig zangersjubiléum in 1907, toen hij nog bij Koopman's opera de Mephisto in Faust" zong (zijn laatste opera-creatie, meen ik) niet.meer in zijn glansperiode medemaakte. Als zooveel groote zangers (Messchaert, Urlus b.v.) behoort Orelio tot de ontdekte stemmen". Hij was onderwijzer toen het toeval hem in kennis bracht met Van der Linden. Aanvankelijk trad Orelio nog op concerten op en bleef onderwijzer. De (iroot eerst kreeg hem aan de opera, dat was in 188(i, De opera gaf haar opvoeringen in den Parkschouwburg en hier debuteerde Orelio. De Mephisto in Faust", waarmede hij in 1917 zijn loopbaan besloot, was toen zijn tweede creatie. Zijn groote rollen werden o.a. Nelusco in ONZE KOLONIËN; B A N K A Tee/teiun$ voor ,,c/e Groene Amsterdammer c/oor J. G. Sinia Tot de aangenaamste hcrimieringui aan mijn verblijf', op Baiigka bchuureii wel die. welke be trekking hebben op de vele genoegelijke luchten door de wildernissen, welke .Vluntok omringen, tochten, waamp ik meestal verge/.eld Was van den Mr. (ieweermaker van het garnizoen en een eter onderwijzers van de Enn>pce*'che schout. Wij tloorkruisten het schijnbaar ontoegankelijke terrein in verschillende richtingen, klauterden over rotsen en spleten, doorwaadden moerassen o!' Vochten tegen haast niet te doorworstelen rottanvcgetaties, Waarvan de scherpe dorens ons menig diepe schram deden oploopen, doch bereikten, welis waar moe en uitgeput, maar altijd vroolijk en opgewekt het vastgestelde doel. Voor een groof deel vloeide on/e opgewektheid bij deze tochten voort uit het prikkelende wat in deze sport op zichzelf school, maar vooreen misschien nog grooter deel zorgde onze onderwij zer er wel voor, dat de vronlijkheid er in bleet. *""> Hij was, nog niet zoo heel lang geleden, uit een klein dorpje ergens in Brabant naar Mimtok ge komen, had wel eens iets gehoord of gelezen uver de rimboe" en wildeernu -o ! zoo graag ! per soonlijk mee kennismaken. Zijn totale onbekend heid echter met de praktijk van de rimboe, met al hare geheimenissen, met al hare lagen en listen, welke zij den onwetenden niensch spant, was oorzaak, dat van hem niet alleen eens zooveel inspanning werd gevergd als van ons, maar ook, dat hij ons beiden om den haverklap redenen gat' tot groote vruolijkhcid. \og zie ik zijn wanhopig gezicht, toen wij hem eens lieten voorgaan urn oiis een weg te banen duur een nieters huog warnet van vareiist ruiken en hij zich in een minimum van tijd zoo vastgewrungen had, dat liij niet meer voornuch achterwaarts kon. Ij] zijne verwondering. toen hij zag hoe gemakkelijk het was zich een duurlucht te banen duur eenvoudig deze varens met Ik t geweer ui een stok neer te slaan., Man was er de ongeveer dll Al. lange pier van .Muntuk, waarvan ik eigenlijk nooit eenig practisch nut heb zien trekken en die mij nu wel eens doet denken aan de beruemde ? ut' beruchte pier, die herhaaldelijk zoo'n groote rol speelt in de geestige verhalen van den lerschcn schrijver . liet is waar. de/.e pier verschafte in zooverre nut, dat men er des avonds heerlijk kun genieten van de opwekkende koelte der zee, hoewel ik toch vermoed, dat de gedachte hieraan nimmer ten grondslag gelegen zal hebben van het besluit urn toi lu-t aanleggvii van zulk een groot en kostbaar \\erk over te gaan. Overigens maakte Muntok, ruim uiteengebutiwd, doorsneden van hreede, goed onderhouden en uver het algemeen lommerrijke wegen, als plaats lan., geen onaavdigeii indruk, doch het leven was er duur en verder u i : het in alle mogelijke op zichten een echte binVHl'ust met al het gekktst en geharrewar, zuiuli i \\dke de lüii'upeesciie sa menleving nu eenmaal niet denkbaar -chijnt te kunnen zijn en dal waarschijnlijk nergens liet er tot uiting komt dan op zulk een post. L'Africaine". ('alias". Jago in ..Othcllu", Escamillo in Carmen", AHio in Cavalleria rusticana". Ook partijen in Wagner-opera z.ung hij. In latere jaren trad Oreiio meer als omcert/angcr op. vooral in oratoria (?Damnation de l'aust" h.v.). In l!H(i gaf Oreiio zijn gedenkschriften uit. die menig interessante episode uit zijn U U"i bevallen en waarin men aangetoond vindt waai'um Oreho een opera in Nederland alleen als m//óupera bestaanbaa; acht: het zijn zijn ervaringen geweest. Tnans is ook de/e groote zanger niet meer. De ? inde garde sterft uit. Ook Anton Sisternians g in p kort geleden heen. Het is tragisch, dat Orelio zijn laatste dagen niet vrij van zorgen heeft mogen slijten ondanks den steun van hel na zijn 4n-jurig zangersjubileum gestichte Orelio-fonds, en dat men voor tien l mtsclicn man geen on i eicel e hulp heelt mogen vragen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl