Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2548
BIJKOMSTIGHEDEN
DOOR ANNIE SALOMONS
CCXI
T~*\E moeilijkheden in een huwelijk
*-* liggen zelden in de groote dingen.
Elkaar's heilige overtuigingen, elkaar's
sterke neigingen begrijp en ontzie je
licht genoeg, omdat je er al je kracht en
je heele genegenheid aan geeft. Het zijn
juist de kleine gewoonten, de dagelijksche
hebbelijkheidjes, de onbelangrijke ver
schillen, die de misverstanden en de
tijdelijke vervreemdingen kunnen geven:
een plaat, die de een altijd op een
eereplaats heeft gehangen en waar hij
zooveel jaren op heeft gekeken, dat
hij niet meer zien kan of zij mooi of
leelijk is, maar haar kritiekloos liefheeft,
als zijn naaste familie, en die de ander
naar het logeerpaviljoen zou willen
verwijzen; de manier om een kast in te
ruimen, die ieder de onfeilbaar juiste
vindt, omdat hij het thuis altijd zoo
heeft gezien, en die volkomen
uiteenloopen; het wegschuiven van een gordijn,
het schikken van bloemen, zelfs de
dikte van de boterhammen en de tem
peratuur van de koffiemelk, alles kan
tot een wederzijdsche verbazing en
intuïtief verzet leiden, juist doordat
niemand zich over zulke kleine dingen
ooit rekening geeft, wat hij dienaan
gaande voelt, en dus, niet vermoedend
dat hij er uit jarenlange sleur mee is
vergroeid, het in eerste opwelling
dwaas en onredelijk vindt van den ander,
dat hij deze kleinigheden niet op de
goeie wijze doet, zooals alle welden
kende" menschen ze moeten doen.
De groote gebeurtenissen in elkaar's
verleden aanvaardt men met eerbied
en bereidwilligheid; maar het is, alsof
we in de kleine elkaar niet vergeven
kunnen, dat die ander al zoo lang buiten
ons om heeft geleefd, in ander mi
lieu, met andere opvattingen en andere
plannen; en niets schijnt zoo irritant
te zijn, als de honderd zinnelooze
genegenheidjes en onredelijke
verteederingetjes, waarmee in den loop
deijaren de oppervlakkige gaatjes van een
menschelijk hart zijn volgeloopen, en
waarvan de ander alleen de dwaasheid
en niet de vreugde erkennen kan.
'Zoo waren het, in hun vredige huis
houden t je, ook vooral hun respectieve
,,lame ducks", zooals alsworthy ze
heeft genoemd, die zeelkaar niet gunden.
Als de mail de brieven uit Holland had
gebracht, kon hij niet nalaten altijd
even ironisch te glimlachen, als hij haar
de couverten met hieroglyphen o
verreikte van een dierbare, oude gedienstige
uit Friesland en van een naaistertje,
vijf hoog achter in Amsterdam; en
hij noemde het in zijn ziel, en ook wel
eens hardop, tijd vermorscn, als zij daar
altijd grif op terug schreef, zich ver
diepend in duizend lieve dingen uit het
verleden, die die twee getrouwen allemaal
hadden mee beleefd.
En zij vond in stilte de dikke kokkie,
die hij uit zijn bachelors bestaan bij zijn
huwelijk had ingebracht, die aan
alkkanten uit haar summiere kleeding
sprong, een vies mensch, en ze moest maar
niet aan de keurige, wit-betegelde keuken
in Holland denken, en aan het meisje
in een zwarte japon met een wit kraagje,
als hij kokkie's kunst uitbundig prees,
en juichte over haar goed en zuinig
beheer. Ze kón de werkwijze van zijn
ouden huisjongen, die in "een uur de
grootste kamer van het huis van top tot
teen afgelapt had, niet eerlijk waardee
re n, en haar mond troksmal, als hij hem
zijn goed ingereden bediende" noemde.
Ze wou niet onvriendelijk zijn, maar
volgens Hollandschen maatstaf leek het
naar niets....
l* En hij, die zich niet vergiste in haar
woordcnlooze afkeuring, zei iets over
dat dwaze gemors met zeepsop in Hol
land en dat onophoudelijkefgeklop van
kleeden, tot ze kapot waren.
Maar het moeilijkst van alles vond
ze het , om den kleinen, ouden Chinees
te aanvaarden, die, van het oogenblik af
dat ze hun huis waren gaan inrichten,
over het erf had rondgeslenterd, om er
het oog op te houden, dat er niet gestolen
werd, en die er nu nog steeds liep, zoo
onbevangen als een kind en zoo zorge
loos als een koning.
Eigenlijk kende ze hem zelfs al langer,
want een van de eerste dagen, dat ze
in Indiëwaren, hadden ze hem op straat
ontmoet. Hallo, A Tjoei," had haar
man vol vreugde geroepen, en het oude
kereltje, mager als een lat, in schoon
gewasschcn vodden, was stil blijven
staan, had wat uit de hoogte
teruggegroet, en, op dringend vragen, verteld,
dat hij geen werk had en ook geen eten;
dus dat hij wel dood zou gaan....
Hii sprak op een zoo objectieven en
nuchteren toon, dat zij beiden, met hun
Europeesche overschatting van het
belang van dood en leven, en met hun
felle, jeugdige gehechtheid aan hun
nieuwe bestaan, er van geschrokken
waren.
Maar zoolang ik leef, hoef jij toch
niet dood te gaan, A Tjoei," had hij
geroepen, terwijl hij snei in zijn por
tefeuille zocht, is dit genoeg?"
Het is genoeg, heer", had hij rustig
geantwoord, en toen de jonge man er op
aandrong, dat hij toch vooral, als het op
was, het in het hotel zou komen zeggen,
en zoodra ze een eigen huis hadden,
bij hen in dienst zou gaan, had hij ernstig
geknikt, en: Goed, goed", gezegd, alsof
hij toch niet zeker wist, of hij daar wel
op zon kunnen ingaan.
En nu zwierf hij over het erf, zonder
precies omschreven bezigheden, zelf
standig en vol initiatief, ijverig en
blijmoedig, maar lusteloos, als hij een
opdracht kreeg en afkeerig van allen
dwang. De muren van dev oorgalerij,
die gebladderd waren, vonden ze een
middag keurig bijgeverfd, en toen de
jonge man er zijn voldoening over uit
sprak, antwoordde hij stug: Ik kan
zoo iets niet zien; het hinderde mij
allang" Hij sleep messen, en waschte
borden voor de kokkie, droeg het eten
naar het spenkamertje en onderhield de
waschbakken; maar aan schoenen poet
sen had hij het land en dat koperen
kranen zouden glimmen, vond hij over
bodig.
Is er geen creoline in huis, voor de
vloer van de mandikanier?" vroeg de
jonge man op een ochtend, dat de stem
ming nog al stormachtig was, zoodat de
huisjongen zich beijverde om te ver
zekeren, dat het er was, en dat hij ook
gezien had, dat Tjoei het gisteren ge
bruikt had. Maar het magere mannetje,
onaanzienlijk als een insect, nii't zijn
smalle borstje en zijn spichtigen hals,
keek den vertoornden heerscher onbe
wogen aan en zei: Wat zal ik er om
liegen; het is er wel, maar ik h -b het
niet gebruikt, jullie maakt die mandi
kanier niet zoo vuil; Irjt is heusch niet
noodig".
En het strakke gezicht hoog boven
hem ontspande zich, en met een heel
anderen klank in zijn stem zei de baas
alleen: Zoo, vind je dat, oue man?"
,,Niemand heeft hier zoo'n bevoor
rechte positie als A Tjoei". zei ze soms
met een werkelijk benijden in haar
oogeti, je kunt tegen hem nooit een
hard woord zeggen".
Ach, hij is zoo scheel en leelijk en
ik ken 'm al zoo lang", verontschul
digde hij zich, maar hij voelde, dat hij
niet heek-maal eerlijk was. Dacht hij
niet soms met ontzag, dat niemand zoo
waarachtig vrij was als dit kleine
scharminkeltje, dat ontbering en wel
stand met dezelfde onafhankelijkheid
had gedragen, en dat in zijn rustige zeker
heid volkomen onaantastbaar was?
7P.K.,4cyl.,57/97,
Kleppen in den kop
SPIDER
Normaal f 2350.
Luxe . . f
2550.DE IMPORTEUR
J. LEONARD LANG
Ballonbanden
Vierwielremmen
TORPEDO
f Normaal f
2600.
Luxe . . f
2800.
_ Stadhouderskade 114 - AMSTERDAM
UW INTERIEUR LEEET
JAREN MET U MEDE
LMT HETDOOP DE]
TE 00/TEMEEK
VERZOPEN ?
VACANTIEREIZEN1926
Reizen per speciale BENNETT-Trein
21 dagen door België, Frankrijk, Zwitserland C
en Italië, eerste klas hotels
*Reizen door de Fjorden en het Binnenl. v.Noorwegen
17 dagen, alles eerste klas, vanaf *- J""
Reizen per Oceaanboot naar de Noordkaap
18 dagen van Holland Holland incl. fooien, C
vanaf *?
VRAAGT GRATIS INL. EN BROCHURES
BENNETT
LEIDSCHESTRAAT 25
- AMSTERDAM
VICTORIA-WATER
' TRecds meer
x'dan 4o jaren
OBEIUAHNSTEIM
in Nederland
ingevoerd
Toen kwam de gebeurtenis, dat ze
een kebon ontsloegen, omdat hij hun
goten had laten vervuilen. De kebon
was een sterk, zwijgzaam heest, meteen
smeulenden blik; hij had met een mes
in zijn hand gestaan, toen hij weg moest,
en tegen de bedienden had hij gedreigd,
dat hij zich wreken zou.... De jonge
menschen, vol van hun eigen leven,
hadden het incident vergeten, zoodra,
nauwelijks een uur later, de plaats
vervanger, protégévan de kokkie, zijn
entree had gedaan, maar in de bijge
bouwen werd er druk over'het geval
nageredeneerd, en den heek-n dag
waren ze er vol van.
Maar toen, den volgenden ochtend,
de jonge man in de schemering krachtig
de deur van zijn slaapkamer open stoot Ie,
om te gaan paardrijden, trapte hij met
zijn gespoorden voet tegen iets, dat
op den grond lag. Verschrikt trok hu
terug en draaide het licht op. en daar
lag, als een kind in elkaar gerold, het
magere kereltje, met zijn rare,
kakhoofdje en zijn stokkige armen, hui
verend in de koele ochtendlucht. . .
., Je kon niet weten", zei hij, knorrig
omdat hij betrapt was, ,,ik vertrouwde
dien kebon niet en menschen als n
zijn altijd zorgeloos". En mopperig en
stijf sukkelde hij het trapje af naar zijn
eigen kamertje, waar modeplaten van
Europecsche d,unes graeieuselijk aan
den muur paradeerden en een portret
van den Duitschen Keizer een eereplaats
had .
liet was natuurlijk volkomen zinne
loos van hem geweest; de deur van de
slaapkamer was goed gesloten; de oer
kracht van den kebon zou zijn weer
stand zeker niet meer geteld hebben
dan dien van een muskiet. en de sterke
meester zelf had wel twee kebous kunnen
staan.
Maar van dit oogeiiblik af benijdde
zij den armen, kleinen Chinees niet meer
om zijn bevoorrecht plaatsje: als hij.
eigenzinnig als altijd, een zwaar karpei
alleen wenschte te torsen, bijna brekend
in zijn smallen rug. keek ze naar hem,
zooais je naar een uit het nest gevallen
vogel 'kijkt, l-ii wanneer hij weerde
eenige was, die /iin stem liet uitschieten
en op een eigenaardige manier kakelde,
terwijl alle anderen uit eerbied voor de
Europeanen fluisterden, dan'trok over
haar gezicht de/elfde'/.aclitheid "als bij
haar man'en ze vrocg~geduldig: ,./ing
je, A Tjoei'"' L
v.VOLLENHOVEN 'S STOUT
II