De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 10 april pagina 11

10 april 1926 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 2549 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND II HET VETTE VARKEN" HOLLANDSCHE TAFEREELEN DOOR HERMAN DE MAN II Door Roozendaal 1) OVER de gele ophaalbrug ligt, ten zuiden van den IJssel.een kleine wijk, door udewatersche spotters Overijssel geheeten. In dit foeileelijke stadsdeel mon den tal van toegangswegen. Kon ik u zeggen hoe kubiek leelijk het daar is! De extase van drie of ver timmerman-architecten grijnst er van de gloednieuwe en al-niet-meer-zoo-erg nieuwe gevels. De steenen gruwelkasten die er gebouwd zijn, werden helaas zóó solide opgetrokken, dat nog wel een eeuw het voorhof van het f ij ie stadje zoo knallig blijven zal. Men denkt daarbij aan hardkleurige bazarpullen op een nobel gebouwd oud-Hollandsch kabinet. Er staat daar zelfs een rose hotel! Dat men dadelijk uit dit verknoeid kwartier in 't oneindig wijde ijsselland kan belanden, is een ver ademing. Ge kunt van daaruit kiezen: den straatweg op naar Hoenkoop en (geheel volgend den IJssel) naar Willeskop, terwijl een kale damweg bij den Rolaf, omlaag door de polders, naar Benschop, Polsbroek, Lopik en de Lek voert. Al deze landwegen zijn er zóó verschillend van aard en ook 't landschap is van elk dezer gezien, zóó anders weer. dat ik ze u alle zal toonen mettertijJ. Oudevrater is een stadje als een spinneweb, de markt is de spin. Rondom zijn de draden van liet web gespannen: dat zijn de wegen naar Snelrewaard, Linschoten, Papekop met Ruige Weide, Tureluur en Diemerbroek; voorts de wegen naar Hekendorp, Rozendaal en verderop Haastrecht en dan nog de reeds genoemde. En dat weefsel was niet voldoende; achter al de/c buurten loopen de eenzame Tiendewegen en de landschcidingskaden. Onderling zijn veel dezer buurtschappen nog ver bonden door toepaden, jaagpaden langs tochten en dwarsweteringen, mienten, over paden en kerkgangen 2); van Hoenkoop naar Rozendaal ligt bovendien een schoolkaai, voor de kinderen uit het achterafsche Hoenkoop. Onze tocht gaat recht door, langs den hier zeer kronkclenden IJssel, op Gouda aan. De dijk heet Roozendaal, de polder en de Heerlijkheid Vliet, maar hij ressorteert onder de ge meente Haastrecht. Beurte lings zwenkt de Rozendaalsche dijk door Utrecht en ZuidHolland, maar aan het Vette Varken (een dwarshuis dat de allure heeft van een Schotsch mail-coachhouse) blijven we gedurig in Zuid-Holland. ?Eenmaal daar, zijn we den stomp van 't oude kasteel teVliet al gepasseerd.Dat kasteelrest is niet veel soeps. Een ge weldig dik brok muur, een half aangeplempte kasteelgracht, wat vage spookverhalen, wee roepende martelzielen in den nacht en de her innering aan een ooievaarspaar op een wagenwiel. Drie jaar geleden waren die takkeiidieven er nog. De voorname gasten zijn naar Egypte gegaan en keerden niet weerom. De uijk is nu in den zomer wat verlatener; naar heel dat onbehouwen stuk kasteel kijkt niemand meer. De kindertjes worden nu in 't stadje en daaromtrent d ,or de trouwere reigers gebracht, de reigers uit de rijshoutgriendeii. Hoewel Roozendaal dus niets is als een dijk, waar aan hier en daar welvarende hoeven liggen, heel diep omlaag, en soms stijf geprangd tegen de helling, is dit toch een zeer bijzondere wandelweg. Want, het uit zicht aan de IJsselzijde mag gestremd worden door de boomenrij van den Hekendorpschen dijk aan den overkant, door appelaren in de zomerlanden (uiter waarden) en door de hier en daar verspreide geweldige notenboomen; aan de andere, de Hoenkoopsche zijde is het uitzicht immer vrij, zoodat hij helder weer de toren van Schoonhoven d'aar gezien kan worden. Mij is dat uitzicht over vier of vijf polders een rijk geneucht, Hollandscher dan boschpartijen en heuvel land. Soms mag 't me zijn, of ik er staar over een even maar golvende groene zee, ondergaand in teergroen en crème rulte aan den horizont. Van serene kalmte zijn de avonden over deze vlakte, die reikt tot over de Lek. De levende stilte daar, door enkele diergeluiden niet onderbroken, snoert een devoot mensch de keel. In deze blanke wijdte vergaat u de spot, wordt de prater tot eerbiedig zwijgen gedwongen. Denk nu eens aan de boeren, de daggelders, koopliên en de ambachtslui, die daar tusschen de twee rivierdijken in algeheel isolement wonen en er heel hun levensverlangen in verzadigd vinden. Weet ge dat er boeren wonen met koppen als Tooropsche Apos telen, goedige, eenvoudig-vrome mannen van ras? Want het is een groot blufferig woord en 't is rap gezegd: 'k zou willen buiten wonen.... Maar ik zal u eens voeren tot de verste eenzaamheid van weg gedoken polderwegen en u daar alleen laten met uw onrust, met uw onafg.'dachte gedachten, verlan gens en geringe doch opgeschroefde telangetjes. Laten we 't eerbiedig erkennen: het moeten groote, klare harten zijn, die de zon alleen als makker be hoeven. De meeste hofsteden van dien Rozendaalschen dijk liggen niet in de uiterwaarden, hetgeen nog terug denken doet aan de wilde haren van 't nu getemde riviertje. Een der bijzonderste punten op dien IJsseldijk is Wel de monding van den molenboe/cm van den polder Vliet. Ht.og boven 'i polderland ligt die boezem, opljssehiveau. Aan 't einde, de dikke molen tegen de lucht. ledere molen heeft een karakter, deze watermolen is een dikke rentenier met geld gelijk. Hij heeft een buik en een kin, hij weet wat hij waard is en maakt graag een hoop lawaai. Dan spettert het water den boezem in en ruis-ent en hroebelt en kraakt het in zijn wieken en karkas, alsof hij al 't water wil ver zwelgen uit polder Vliet in een enkel uur. Tegen een donderlucht aan is die bravourmolen op z'n geweldigst. !k Heb hem hooren gieren terwijl de bliksemschichten de lucht braken; ja, toen voelde ik me een nietig kereltje, alleen daar op dien dijk. lederen keer als ik langs dien trouwen wachter kom, bun ik blij dat z'n armen nog niet zijn afg.'hakt door vandalen. Want als ze dien geweldenaar /ouden willen vervangen door een karakterloos stoomgemaaltje, ben 'k in staat voor mijn eigen pleizier dien reus te knijpen. Want even verder, aan ,,de Klnntp", een herbergje Waar de Micnt of rijweg van lloe-nkoop weer aan den dijk komt, staat /un'n dom stnomgeniault je. Vroeger zal daar natuurlijk ook zi.o'n veldheer buiig hoven 't polderland uit gepraald hebben, aldus peins ik in 1JSSELUE/ICHT DE KLOMP" een van mijn gevoelige arcadische buien. Maar de bezinning komt mijn denken inmarcheereh, Molens... ze zijn uit den tijd. Hun schoonheid dus ook. De nieuwe bemalingseisch klemt. Maar wat duivel! ik die ons polderland liet' heb om de actie ervan, wil niet dat passieviteit en gevoeligheid in sch onheidsaar.geh genheden in de stiêkomt van het hiev geboden opbouwende denken. Moeten de molens er aan gelooven < mdat hun tijd v< orbij is, dan wi! ik dat dapper aanvaarden e-n als 't mij geg.vcu is. er voor waken, dat het hierna komende nieuwe bemalingsgebi uw de landsche voornaamheid niet storen komt. Lat is een mannendaad. Niet ver voorbij de Klomp is korten tijd geleden een pontje over den IJssel gezonken, waarbij toen zeven menschen verdronken, (ie zij t het mogelijk allang weer vergeten. Hekendorp, Rozendaal of V'arna in Bulgarije, 't zijn immers maar klanken die vaag onthouden worden uit gcmergele gruwelberichten . Daar boven de Klomp weett zich thans reeds om dit schrikkelijk gebeuren een overleveringsverhaal, dat bestemd is om in telkens iets wentelenelen vorm, van geslacht op geslacht over te gaan. Al de diepste verwachtingen, de uHirgen van geloot en de lidteekens die het leven sloeg in de zielen diev menschen, vormen afschijningen die in dat droei verbaal geweven worden totdat bet legende /.al zijn stndiestof vuur folklóristen. Maar nog voor ,,de Klomp" was op een groote hoeve veel rumoer. Er stonden tilbury's op wichilvecrcncn 't halve erf vol tentwageiis. Want de baas, Grnffie ;->} was jarig. Ei was dus volk. Alle Zonen, kleinzonen en heurlni's wijven, de zwagers, schoonzonen ', nichten en neven, de snaartjcs en de menen 4) met de dikke ooms de familie compleet. Er w-as al gebouwd, (de hofstee": bezichtigd) men was al geweest langs de stallen; 't Vee en door het land en eie kampen, er was koffie gedronken en nu werd et" wat gepraat. Grol'fie /.il np zijn vaste stee, op de eleel aan ikhaardplaat. Ilij is een ouwe pezige hier, met een paai wereldwijze nog klare kijkers en kr.nkigc rimpelklauwen. Met vasten blik kijkt hij kleinzoon in .l'oerenafkonis is, mnelvecht tegen Gioflie's oudsten zoon, met z'n oom dus l >e oom i s gereformeerd, at luis! hel staelsjoi g. De twist wordt vinniger, de stadsmeiieer zigt dingen elie Grnt'tie noch etiuizoongoe'd aanslaan Maar. . . . 't is eigen. Ineens slaat ile de tafel met z'n > hou' den moei!" En na een korte pon jij,( ierl van onzen Kee de n a vond \eiir: w e zijn i u Kro .iieken. Je zal d'r een kalendei i'!. i a i g l e b i j' t k,' i j! 11 i e l v i 11 el e n ! Er is weer v rede >p Ue vadei shoe\re. Ij] ZIMI a'IK istisch wadie atheïst niet , -'t Ilij las dien avond voor bet huis toe gaan ni l h.'t oude Hoek. Maar Gml'l'iestond dan nok heinde en \ er al. een w ijs man aangeschreVea. een wiens wil iren erken nen moest i p 'i -i':de liuis i) Biim tsch.ip Misscheu Oude water en (jouila. '2)Tuepadeii voor kerkgangers. I-i) De groot vade r, nok als hi: overgrootvader is. 4) ichniiiidochttTs en tantes. ver zijn dskleer. w iens onmiskenbaa le

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl