De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 10 april pagina 17

10 april 1926 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

No. 2549 UE UROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 WELEER EN NOU door, en me teekeningen v o o r.' ,,cj e Groene Amsterdammer van C o r n c / i s \ e l li III. DE RIDDER /?/)' foog a/ /omf naar Aa/es/Vna henen Daar streed A// tegen woeste Saraeeenen In 'n harnas, dal wij saam nicf kunnen dragen Komt hij in hel .ournooi opnieuw zijn leven wagen 'f Is voor zijn eer, zijn jongvrouw of zijn land. Dat zijn de plichten van den ridderstand. Hij zot in een ol ander Comit Hij gfil de centen en dineerde mee Ln (pal van t prompte) krijgt hij nu de tijding, \'an c/c /oo lang gcwcnsc/ile onderscheiding. Thuis is hef lees!, zijn vrouwtje /.egt: hèpu ' loc. drang liet nu ook op je pvunin ' SCHILDERK UNST DOOR A. PLASSCHAKRT Hel s/i/leven. // Panorami M'^':I:r' Den hlaaj m Over het stilleven, en wat als zoodanig geldt, der tegenwoordigen worden we dus door deze tentoon stelling onvolledig ingelicht; met zekere partijdigheid geschiedt dat over het stilleven in de negentiende eeuvr. Niemand kan ontkennen, dat ik steeds een verdediger ben geweest van het werk van Floris Verster. Integendeel; ik heb onophoudelijk gewezen op de bizondere en afzonderlijke waarden van dezen schilder van stillevens, welke stillevens óf rijk en rijp zijn van hartstocht, of verstilder, dooreen harts tocht, die zich binnen kleine perken met minder zwier maar feller uit op het détail bewoog. Ik h:b het belang van dit alles aangetoond, toen te velen dit niet zagen, maar ik moet hier neerschrijven, dat er verhoudingsgewijs te veel Verster's zijn b.v. tegenover Suze Robertson. Het stilleven van Suze Robertson heeft andere eigenschappen dan dat van Floris Verster; het mist den open, klenrenrijken gloed, maar het is in enkele werken zeker h.'t diepzinnige spel van een innigen geest. Het stilleven van Suze Robertson verschilt b.v. van dat van Floris Verster, door het andere wezen van den achtergrond. Bij Verster's stilleven is de achtergrond een toevoegsel, een iets, dat dient om het stilleven zelf te verduide lijken, of te verrijken; bij Suze Robertson is de achtergrond (en dat ('s meer modern) een deel van het schilderij, en soms een deel niet zonder geheimenis. Hij kan een sterke, opgerande stijging bezitten, of soms zijn als een gordijn, gesloten voor een nog grooter gebeurtenis. Het stilleven van Suze Robertson hier op de tentoonstelling had zeker moeten zijn aangevuld met het groote stilleven met den komKunstzaal VAN LIER GS9 && naait het Postkantoor te Laren (N.-FL) G\s G\SI ANTIQUITEITEN OOSTERSCHE KUNST SCHILDERIJEN NEGERPLASTIEK Dagelijks ook des Zondags geopend kommer, en met nog een ander van appelen, of iets dergelijks, waai tragische aard openbaarder was Ie erkennen voor de K zoekers. Breitner had beter g;kend, (iabriel eveneens; het was aardig geweest van TUerèse Senwartze liet stilleven te Uiten zien uit haar lak r jaren, van den schedel en de sabel etc. (Jok de Zwart, \Villem de Zwart, is onvoldoende. Het eene stilleven met den grooten kruik (museiimluzit) heeft voor mij nooit de bekoring Ivzjten, die het voor de directie van het museum schij.it te bezitten. Beter, hoewel minder uiterlijk-grootsch, is het bloemstuk. Maar twee is niet voldoende voor de Zwart. Deze sonore, afzonder lijke, hoewel toch natuurlijk met Breitner \\r\vante colorist, had en h.eft op ruimer verkgenwoordiging recht; hij is hier miskend. Tholen is goed te zien gegcv.'ii met zijn licht-omhuld werk, dat ,,Gedekte Taf l" wordt g.'noemd, en waar de kundigheid even openbaar is, en duidelijk, als zijn innigheid. (Jok Voerman's stilleven is een waardeering waard. Het stilleven van Voerman is mij dikwijls koel-nauwkcurig; h_'t poëtisch element der kleur wordt er gemist maar dit alles is hier gevonden; 't door hem niet altijd erkende g..-voel drong thans naar voren. Anna Abrahams h:eft een fleurig bloemstuk, Floris Arntzcnius de bekende geplukte kippen, van der JWaaa.1 kon beter dan dit vischstuk; Allebéis groot voor zijn doen in het stilleven met de Turkselie muilen uit 1873, Witsen dor, zooals steeds in een laat bloemstuk; geestig als steeds Bakker Korf f; teeder Piet Meiners, van een teeder geduld dat tot gloed werd; van Mevrouw Mesdag van Houten en van C. Bisschop zijn er speeltuinen; Vincent van och is chronologisch juist vertegenwoordigd tot en met Parijs. Met het werk van de dames Haenen, Hendriks, Bakhuyzen en Rooseboom daarbij, werd door den organisator der tentoonstellings de negentiende voldoende ge karakteriseerd geacht. Ik ben het daarmee niet eens; er worden schilders gemist. . . . maar daar zal ik het verder niet over hebben. Ik wilde het hebben over iets algemeens, dat ge ondervindt, wanneer ge uit den salon der vroeger eeuwen komt tot de typische zaal der negentiende eeuw. Ten eerste is de voordracht van den vorm meer lyrisch dan ooit te voren. De persoonlijkheid, vooral in de weergave van den vorm, is tot een maximum opge voerd, feitelijk in n eeuw, want in het begin ziet ge de hollandsche traditie, haar objectiviteit, nog overduidelijk. Maar dan gaat het met een vaart, en ge kunt begrijpen, dat uit dezen persoonlijken HET adres voor prima PARKETVLOEREN tegen sterk c o n c u r ree r end e prijzen is FRED. MEIJER - Amsterdam v. Baerlestraat 160 - Tel. 25615 - Gev. 1908 eigeitwilligen vorm, een ontkenning der,,objectiviteit' zou kunnen ontstaan, d.e wij dan ook Wirk*. lijk er voeren. De/.e vorm der negentiende eeuw heeft de bekoring van het spontane; hij is niet het leven aangedaan. Mij kon, en zou ontaarden, tot Icegluid.. maar daarvoor bestand hij in zwier. Tegelijk met dit lusla en van den ,,objectieven' vorm, zou i/c klem' een ongewone kracht krijgen de ruimten te vi Hen n et haar gloed, zwa;.rte of fijnheid liet is een der merkwaardigste sensaties van deze ,, vijf-een wen-stil k ven-te n toonstelling", dal waai steeds ge, min of meer natuurlijk, het gevoel hebt dat de kleur der Vroegeren. sterk-g-, bonden aan den nauwkeurig nageganen vorm, liet vlak van liet schilderij bijna niet verlaat, en dus van dichtbii moet worden bezien, ge in het latere en het laat.st der negentiende eenu /iet, dat daar de kleur haai kracht uitzendt, de /aal in, en dat ge dus als een dei verschijnselen van het /.oogeheeten Impressionisme zondt kunnen noemen, dat de kleur de kracht krijgt van een zaal-vullend gezang. Wat toch ook zijn. waarde heeft. DE KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT VERZINKT, VERLOODT. VERKOPERT ONAFHANKELIJK VAN VOPM EN A.FMCTIN3 TEGEN BILLIJKE PRIJZEN. LOONSCHOOPEERAFDEELING

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl