Historisch Archief 1877-1940
DE SCHREIERSTOREN IN 1926, VOORZIJDE
AMSTERDAMSCHE
B IJ ZONDERHEDEN
DOORlPROF. DR. H. BRUGMANS
XXX. De Schreiers/oren
A MSf ERDAM is niet denkbaar zonder den
?**? Schreierstoren. Wie Amsterdam in oude tijden
van het IJ naderde, kon reeds van verre het zware
massief van den ouden toren onderscheiden. Aan
den Schreierstoren ging men scheep naar Kampen
en andere steden der Zuiderzee en verderop. Hier
ging men de vaart aan naar de Oostzee en naar het
Noorden. Hier ook aanvaardden de dapperen en de
ondernemenden, maar ook de ongelukkigen en de
bankroeten de reis naar de warme landen van het
verre oosten, waar onder den evenaar de grondslagen
werden gelegd van tropisch Nederland. De grijze
Schreierstoren zag velen gaan en komen; hij zag veel
goede hoop en sterke verwachting, ook veel gereed
succes en stevig resultaat, maar ook veel hopeloos
verlies en jammerlijken ondergang.
De volksetymologie heeft de herinnering aan veel
misère bij vertrek en terugkeer vastgelegd in den
naam van den toren.
Of liever aan dien
naam heeft zij een in
terpretatie gegeven in
verband met de
tooneelen van droefenis
en wanhoop, die zich
aan den voet van den
toren plachten af te
spelen. De Schreiers
toren was de toren der
schreiers, waar men
weende om het ver
trek of de gemiste
terugkomst van ma
gen en vrienden. Het
?tafereel van de
weenende vrouw, die hier
van haar heer en ge
maal heeft afscheid
genomen, is vastge
legd in den ouden
gebeeldhouwden steen
van 1569, die nog is
bewaard. Dat hij hier
thuishoort, bewijst het
?nderschrift
Scrayenhouck". Meer dan deze
«teen was niet noodig
«m de fantasie in be
weging te brengen.
Fokkens, die zich wel
meer grappen veroor
loofde, meent in zijn
beschrijving van Am
sterdam, dat het hui
len der vrouw slechts
schijnbaar was; zij
verborg alleen haar
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
gezicht achter haar schort om haar vreugde te~ ver
bergen; zelfs plaatst hij de insinuatie: ze zou wel
haast een nieuwen man krijgen", die wij gaarne voor
erkening van den ouden Melchior laten. Dan nemen
wij liever de dichters ter hand, die gunstiger denken
van de zeemansvrouw. Antonides, die den IJ: troum
in Vondeliaansche verzen bezong, zegt ervan: '?<
Men zeg f, da! hier een vrou
In een onroerlijk beell verkeerde uit biltren rou,
Toen zij me! deersle kiel haar man vooiuil zagh
[voeren".
Dat is haast Niobe. Maar zij is ons liever dan de
overspelige vrouw van Fokkens.
Intusschen is dat alles natuurlijk fantasie, gegrond
opeen verkeerd begrip van den naam. Dat Schreihoek,
Schreiershoek, Schreierstoren niets te maken heeft
met schreien, is duidelijk. Al was het maar hierom,
dat schreien in het geheel geen Amsterdamsch volks
woord was en is: Amsterdamsche kinderen om
nu van de vrouwen niet te spreken huilen, maar
schreien niet. Ter Gouw heeft een verklaring gegeven,
die aannemelijk is. Wanneer men de kaart van
Amsterdam beziet, kan men constateeren, dat de
Schreihoek vooruitspringt in het IJ en dat de wal
hier als het ware schrijlings met een scherpen hoek
naar binnen afbelt. Die verklaring is te aanvaarden,
zoolang er geen betere wordt gegeven.
Een andere misvatting omtrent den Schreierstoren
wordt ons telken jare opnieuw gesuggereerd op den
Nieuwjaarsdag in den Stadsschouwburg. Wanneer
Gijsbrecht van Heer Peter de schrikmare heeft
vernomen: De vijant is in stadt", dan besluit hij
onmiddellijk poolshoogte te nemen van den toestand:
lek zal terstont om hoogh gaen zien van Schrei
erstoren" en na zijn terugkomst blijkt het, dat hij
inderdaad een overzicht van den toestand heeft
weten te krijgen. Vondel stelde zich dus voor, dat
het Amstelslot stond aan de Oude Zijde tusschen de
Kolk en de Geldersche Kade en dat de Schreiers
toren een van de hoektorens van bet kasteel was.
Waarschijnlijk is dat een zuiver dichterlijke fantasie;
immers van een volksoverlevering in dien geest is
niets bekend. Wat er in dezen aan traditie bestaat,
plaatst het slot aan de Nieuwe Zijde ergens in de
buurt van den Nieuwendijk. Maar Vondels voor
stelling heeft stellig invloed gehad op de historische
voorstelling van geslachten van Amsterdammers
omtrent den oorsprong van hun stad, zoodat Ter
Gouw het zelfs noodig vond opzettelijk de dwaling
te weerleggen, dat de Schreierstoren een der hoek
torens van het oude Aemstelslot zou zijn geweest.
Wat de Schreierstoren dan wel is, staat historisch
volkomen vast: hij is een gedeelte van den stadsmuur,
dien Amsterdam zich in de vijftiende eeuw heeft
gebouwd. Vóór dien tijd was de stad voor Iriar
verdediging alleen maar omgraeht geweest; blijk
baar was dat volkomen voldoende. Maar in de vijf
tiende eeuw waren de tijden veel moeilijker en ge
vaarlijker: de Bourgondische periode was een tijd
van zeer veel feilen strijd, met Utrecht, met Gelder-,
met Friesland. Amsterdam kwam onveilig te liggen,
zoo dicht bij de Hollandsche grens en bij de Zuiderzee.
Toen het dan ook in de eerste helft der vijftiende
eeuw noodig bleek de stad opnieuw uit te breiden,
omringde men den nieuwen uitleg niet alleen met een
gracht, maar ook met een muur. Het eerst deed men
dat aan de westzijde, waar het tegenwoordige Singel
de stadsgrens werd. rst na 1480 werd ook de Oude
No.
2549DE SCIIREIERSTOREN IN 1>)26. ACHTERZIJDE
J. S. MEUWSEN, HoB. A'dam-R'dam-Den Haag.
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
Zijde ommuurd en omgraeht; hier liep de muur
langsde tegenwoordige Doelenstraat, den
Kloveniersburgwal, de Nieiiwmarkt, waar de St. Antonispoort
nog steeds het aantrekkelijke overblijfsel van dezt
ommuring is, ten slotte de Geldersche Kade. Dt
zware muur was bevestigd door kanteelen met een
weergang daarachter, die rustte op zware gemetselde
bogen. De muur werd van afstand tot afstand af
gebroken door zware torens, Waar die muur uitliet"1
op het IJ en de haven, werd voor afsluiting een massa
le hoekforen gebouwd, natuurlijk ook voor de ver
dediging te water. Aan de Nieuwe Zijde stond bij
den hoek van het Singel de Heilige Kruistoren. latei
de l laringpakkerstoreii genoemd, die jammer genoeg
in IK.Sl) is afgebroken. Gelukkig is zijn wederpartij
aan de Oude Zijde bewaard gebk-ven: hecht en sterk
staat nog de Schreierstoren aao het water.
liitusschen is er wel zeer veel iu en om den Schrei
erstoren veranderd. De turen zelf is thans bepleisterd
De oude kanteelen zijn verdwenen. De schielgatei)
zijn vensters geworden. Ken aanbouw is achter tegen
den toren gi hecht, dit
waarlijk weinig ver
fraanng is. Ook van de.
buitenzijde geeft di
toren niet meer den
indruk van vroeger
Sedert het IJ is
afgedamd en afgesloten
is het gezichtsveld van
liet oude bouwwerk
heel wat ingeperkt
Men ziet
denSchreicrstoren niet meer op
doemen als het baken
van Amsterdam. Ook
verrijst hij niet nieei
uit het water, zooalsl
vo, r eeuwen: hii
maakt daarom den
indruk van kleiner te
zijn dan hij eigenlijk
is.Zoo kan hij volstrekt
niet meerde impressie
geven van een zwaai
en duchtig verdedi
gingsmiddel van Am
sterdam; , hij heeft.
veel van het gewel
dige en inipr.'santi
verloren, dat^liij oud
tij 's moet hebhei,
gehad. Maar ook /oo.
in wat ontluisterden
staat, blijft de Schrei
erstoren ons dierbaar
als een kostbaar K gaar
van het middeleeuw
sche Amsterdam.
DE SCHREIERSTOREN, NAAR EEN OUDE PRENT