Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2550
COMMUNALE
AESTHETIEK
DOOR MR. E. VAN BOLHUIS
De z.g. schoonheidsparagröat
TT OE verwonderlijk doet het niet aan, wanneer
** men voetstoots hoort of leest, dat de plaatselijke
overheid zich tegenwoordig op het gebied der
aesthetica beweegt, dat zij zich bezig houdt met de zorg
voor het uiterlijk der gebouwen, welke op het gemeen
telijk territoir verrijzen ! De Nurks vindt misschien
de vrouwenmode een geschikter object voor over
heidszorg, speciaal het been feminini generis. En
menigeen van het met prettiger gemoed gezegende
deel der bevolking zal uitroepen: ,,Ookop dit punt
nog overheidszorg ? Ook hier knellende banden leggen
en aan de burgers weer een deel van de zoozeer
door hen begeerde vrijheid ontnemen ?" De meer
algemeene sociale zorg accepteert de groote massa
ten slotte, maar deze aesthetische zorg giet toch wel
den laatsten druppel in den emmer van het geduld en
doet hem onvermijdelijk overloopen. Men \veiischt zich
terug in de dagen van olim, toen men, niet gebonden
door dergelijke banden, vrij-uit kon bouwen en zich
zelven uitleven.
Maar toch de medaille der vrijheid heeft ook
haar keerzijde. Al is de ideale toestand een leven
zonder wetten en verordeningen, dit ideaal is niet te
bereiken. En men behoeft zelfs niet eens een bijzonder
kunstzinnig mensch te zijn, om te kunnen constateeren
dat er in de laatste halve eeuw veel is gebouwd, dat
den toets der kritiek niet kan doorstaan. De
troostelooze rechte straten met haar huizen-met-balconnetjes
in onze groote steden bewijzen dat voldoende.
Zeker, men bouwt een huis en bekostigt dien bouw
zelf. De een echter tracht een eonfiturentaart
bedriegelijk na te bootsen en een ander heeft onnaspeurlijke
aanvechtingen om den fabrikant van tuindwergen
en soortgelijke voorwerpen te bevoordeeld!. Het
huis komt klaar; het staat er en blijft jaren en jaren
staan. En het aspect van de straat wordt ten slotte
bepaald door elk huis afzonderlijk.
Hieruit blijkt wel, dat het niet alleen een zaak van
den particulier alleen is, hoe deze zijn woning of pak
huis wenscht te bouwen, maar dat tegelijkertijd
het gemeentebelang daarmede gemoeid is. Niemand
zal dat durven ontkennen.
Het was de gemeenteraad van Laren (N.11.), die
nu ongeveer 13l ., jaar geleden den eersten sloot gaf
tot de gemeentelijke zorg ten aanzien van het uiterlijk
der gebouwen. En sindsdien volgt de eene gemeente
ua de andere dat goede voorbeeld. Zelfs beginnen
de provinciale besturen reeds hun aandacht ie wijden
aan dit nieuwe onderdeel van overheidsbemoeiing.
Men bereikt dit doel als volgt. Aan de Bouwver
ordening wordt een z.g. schoonheidsparagraaf of
welstandsbepaling toegevoegd, waarbij bepaald wordt
dat het uiterlijk der gebouwen zoodanig moet zijn,
dat het noch op zichzelf, noch in verband met de
omgeving uit een oogpunt van welstand aanstoot
geeft en dat het College van Burgemeester en Wet
houders (het Dagelijksch Bestuur) nadere eisenen
kan vaststellen met betrekking tot den vorm en de
samenstelling van de uitwendige deelen der gebouwen.
Dientengevolge treedt de gemeentelijke overheid
op als beoordeelaar van de aesthetische waarde
van de bouwplannen, welke op grond van de Woning
wet aan haar goedkeuring onderworpen zijn. Echter
niet zoo maar. Natuurlijk laat het Dagelijksch
Bestuur zich daaromtrent door bevoegden inlichten.
De laatste jaren is daarvoor zelfs in vele gemeenten
een speciale commissie in het leven geroepen, een
z.g. schoonheidscommissie, waarin bouwtechnische
ambtenaren, architecten van onderscheidene rich
tingen, soms ook schilders of particulieren (dus leeken)
zitting hebben. Het gemeentebestuur blijft van
zelfsprekend ? vrij het advies van de schoonheids
commissie al dan niet op te volgen; de instelling van
een dergelijke commissie sluit echter in zich de ver
wachting, dat haar adviezen niet alleen onl vangen
doch ook opgevolgd kunnen worden.
Men zal zeggen: ,,Het kan nu allemaal wel waar /ijn,
dat het noodig is, dat de gemeentelijke overheid
E. J. Van Schaick
MAKELAAR
Korte Jansstraat 25b;a Utrecht
WONINGBUREAU
Assuranties Telefoon 125
uit aesthetisch oogpunt toezicht op de bebouwing
uitoefent, maar waarin vindt dat toezicht zijn rechts
grond? Niet te ontkennen toch is, dat het nog al in
grijpt in de vrijheid der burgers, en dat gaat toch
zoo maar niet". Dergelijke opmerkingen hoort men
dagelijks en daarom is het niet ondienstig om eens
na te gaan, waarin de schoonheidsparagaaf haar
rechtsgrond vindt.
De Woningwet van 1001 schrijft in de artikelen
l en 3 den Gemeenteraad gebiedend voor om voor
schriften vast te stellen ten aanzien van het bouwen
en geheel of gedeeltelijk vernieuwen van woningen
en om voorschriften i- het leven te roepen met be
trekking tot reeds bestaande woningen in het algemeen
en nopens behoorlijke bewoning.
Opgrond van deze bepalingen zijn de gemeentelijke
Bouwverordeningen ontstaan.
De Woningwet eiseht echter slechts technische
voorschriften en wel met het oog op een behoorlijke
volkshuisvesting. Nergens vindt men een bepaling.
welke van het gebied der techniek treedt op dat der
aestlvjtica. In de Woningwet is dus voor de rechts
kracht der schoonheidsparagraaf geen grondslag te
vinden.
Artikel 135 der Gemeentewet is het wetsartikel,
dat den Gemeenteraad de groote regelingsbevoegd
heid op zijn rechtsgebied geeft. Allicht vinden wij
hier wat wij zoeken, al is de Gemeentewet ook een 50
jaar ouder dan de Woningwet !
Artikel 135 bepaalt, dat aan den Raad behoort het
maken van de verordeningen, die in het belang der
openbare orde, zedelijkheid en gezondheid worden
vereischt en andere, betreffende de huishouding der
gemeente.
Onder welk begrip van dit artikel valt nu de ge
meentelijke zorg voor het uiterlijk der gebouwen,
welke zooals wij reeds bevonden hebben - zeker
reden van bestaan heeft? Niet onder dat der openbare
orde; daarmede heeft zij niet te maken; dat begrip
zou alleen kunnen slaan op de technische zijde van
het bonwen. Noch de zedelijkheid, noch de gezond
heid komt ook in aanmerking. Betreft deze zorg dan
de huishouding der gemeente?
Een veelkleurige jurisprudentie op artikel 133
toont aan, dat het begrip ,,huishouding" uiterst
rekbaar is. Men kan zeggen, dat onder dit begrip al
datgene kan samengevat worden wat niet meer
speciaal valt onder de openbare orde, de zedelijkheid
of de gezondheid en toch in het belang der gemeente
is. Alles wat een gemeentebelang is of kan zijn,
betrett ten slotte de huishouding der gemeente.
Zoo nok de zorg voor het uiterlijk der gehouwen.
Eigenaardig is liet, dat wij geen rechterlijke be
slissing konden vinden, waarbij de gemeentelijke
welstandshepaling uitdnikkilijk verbindend is ver
klaard. Eenigszins te beg.iipen is dit wek, de
aspirautboiiwcr zal natuurlijk in zijn ligen belang, wanneer
het ook maar even kan, zijn bouwplannen wijzigen
in de door de schoonheidscommissie en door Burge
meester en Wethouders aangegeven zin,
Op grond van de voorgaande o\crwcgingen moet
men wil tot de conclusie komen en gdukkig'.
dat de schoonhc'dsparagraal' zeker rechlsgi Idig is.
Met de Wouingwit als Zoodanig lueft zii echter niets
te maken: en het is slecht:, uil een oogpunt van
s\stematiek, dat het vnorschritt meestal in de Bouw
verordeningen wordt opgenomen.
.M i;, de schoouluidsparagraa]' dus rechtsgeldig.
niettemin wordt er in elke giineeule bijna pu'indiik
oppositie tigui gevoerd, l'i Zv r dagen was dit nog
het geval in lllaricum, dus bijna daar, waar de wieg van
de bepaling stond. De (i nieeuteraad heet; in dat geval
ten slotte e;ven hei advks der schoonheidscommissie
en dat van Burgemecstir en Y> et houders in, de ge
vraagde bouwvergunning in hoogu" IK roe p verleend.
Geheel onbegrijpjijk is deze oppositie niet. (ken
quaesties toch zijn zon subtiel, a.is juist die, welke
het schoonheidsgevoel betreffen. Smaken Verschillen
en over smaak valt niil te twisten, heet hit. J;1,
niets is zon suhjeeiü.'l als de kuustH/V///,!,'. maar ook
(het napraten buiten b. schouwing gelaten) als de
kunst »',,'<!nli'fi'iii^: niet aileeüop liet lei'sle. doch
op liet laatste komt het aai:.
Een bonte samenstelling dir schoonheidscommissie
zoodal allerlei elementen daarin te \h.deii zijn
moet dm waarborg geven, dat /oowel de or.dersclu
ideue kunstuitingen als knust waardccrhigi n in haar
adviezen tot haar lec'nt komen. De advkzeu toch aan
de Dagelijkscl'e Besiuren der gemeenten moeten
na alle subjcc'ieve ovi rwigii gui t..!', -.|nt:c een
objectief element krijgen in dien zin, dat alleen de
bouw van datgere voorkomen wordt, dat redelijker
wijs aan hei overgroot^ dn l tier gi-nneiUeiiann aan
stoot zou geven. Dai kunren e advie/eit door de
gemeentebesturen ge,-ci\ ptn rd in opgevolgd worden,
daar zij alleen naar een zoo objectief mogelijke!) maat
staf hun bcslissinu omtrent de ingediende bouw
plannen kunnen nemen.
Foutieve beslissingen kunnen natuurlijk niet geheel
voorkomen w.irdeii: alle mcuschemverk is teilbaar.
Doch met een goede tm passing der
schonniieidsparagraat' kan e.' 1:1 hè' a l ge m ecu e gemeente
belang en in lul belang o, r inwoner-, individueel
een behoorlijke Ivnnuwiug der gemeenten. Ver/.ekii'd
worden.
l invers1- ai, April l ''"'i.
BATENBURG 6 FOLMER
(G. W. FOLMER)
DEN HAAG,
HUYGENSPARK22
BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS
MET SAFE-INRICHTING
VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE
INTERNATIONALE TRANSPORTEN
OVER DEN MYSTIEKEN
S T A A T
T~\ K goddelijke pracsentie in den mystieken staat
^ wordt door de meeste katholieke theologen
aan eene wonderbaarlijke inwerkii g der godluid
toegeschreven, en dus beschouwd, volkomen te liggen
buiten het natuurlijke bewegen der menschelijke ziel.
In een korte, helder geschreven verhandeling heeft
de Jezuiet Picard I) eene leer ontwikkeld, welker
grondgedachten met wat gceden wil in een paar
onklare teksten van den H. Thomas zouden kunnen
worden teruggevonden, en die mij toeschijnen eerder
te zijn geïnspireerd door een moderne, (uit het Ousten
stammende) wijsheid. Picard staat de overtuiging
voor, dat de ontwikkeling van den Christelijken
mystieken staat - met uitzondering van der H
Theresia's :evciul>' tvoninu- - getrouw den draad volgt
der normale zielsprocessen, l lij stilt du.-, als beginsel
voorop, dat de godluid, in den een of anderen vorm,
al van nature (indien men dat zoo mag uitdrukken)
in elke menschelijke ziel tegenwoordig is. I lier dreigt
echter het gevaar van het ontologisme, een door de
katholieke kerk in de vorige eeuw veroordeelde
leer, volgens welke de idee der godheid, als
c/i.?iini/iliciti'i', gelijk zij in ons aanwezig is, van zelve
het bestaan zou inhouden, en dus aan (iod zelf zou
deelhebben. Om deze klip te ontzeilen, moet Picard
aannemen, dat (iod wel in elk menschilijk bewustzijn
aanwezig is, doelt enki-1 in een onderbewustzijn
en in dit g'estelijk duister we! vaag gevoeld (..aan
geraakt") maar niet onderscheiden wordt. Werd e v
namelijk eene eigenschap aan toeg"kend of ontzegd.
werd Hij iigens andere bewnstzij isinhnudcn afge
bakend en werd Hij aldus aanschouwd, dan zou Hu
als idee in den mensch aanwe/.ig zijn, en waren wij tot
de ilh'sie van het niitnlogisme vervallen. Picard
situeer! dus nnder den drennxl van onzen ileckenden
geest een onmetelijk g'bied \an intnilie\e zekerheden
die w,'l raken aan de diepste werk-lijklu d.'it van lexen
en natuur, maar aan de onderscheidingen van
nndenken ontsnappen.
Deze vage, identiteitslooz1.' en vonnlooze
godsintuitie, dit directe maar duistere ..grijpen" de:
Undh', id, kan door irgespanmn aandachlS'ieleitii'gen
en ni\stieke gebeden (waaraan ieii welomschreven
gndslccr al ten grondslag ligt) opg lv\cn wiTilen in
een half-helder bewuslzün, waarmede de /iel. naar
mate de mystieke groei \oi-n t-ehrijdt, zich meer ei.
meer vertrouwd maakt, totdat de godheid, die t'1'
dusverre alleen als een trage, ja passieve
tegenwomdisjhcid aangevoeld w.'is, met n slat; in »ns binnen
dring!, en zich \.ior goed \ an ons /ieieleven meeste:
maakt. Hier is eindelijk de slotphasc van den
mystiekeu slaat ingetreden.
I.. 11. c;K()NDIi>
Kon. Meubeltransport-Maatschappij
DE GRUYTER 6 Co.
^ ^ c,o DEN HAAG ? ? ?
AMSTERDAM - ARNHEM
Verz. van Tentoonstellinggoederen