Historisch Archief 1877-1940
No. 2550
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
WAT GESCHIEDT
IN ATJEH?
ER
DR. DE VISSER OP DE VERGADERING DER
CHRISTEL IJ K HISTORISCHE P A R T IJ
DOOR J. G. SINIA
Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakensiek
T I Eïochtendblad van de Telegraaf ' bracht lOApril
** j.l. een bijzonder trefferde plaat van Racmaekeis,
ontworpen naar aanleiding van het sneuvelen van
den kapitein Paris bij kampong Sapik (Westkust van
Atjeh). Meer dan het geschreven woord spreekt zoo'n
plaat direct tot het hart en in die enkele forsche lijnen
voelt men wat in het gemoed van den kunstenaar
moet hebben omgegaan, toen hij zijn teekenstift ter
hand nam. Jammer alleen is het dat deze plaat, het
prachtig pogen van den ontwerper ten spijt, niet juist
weergeeft de marsen van een patrouille in Indie en in
vijandelijk land, dat deze plaat dus in zooverre mis
leidend werkt. Want zooals deze patrouille hier mar
cheert, zooals zij hier de wapens draagt, is niet alleen
de kans op een met succes bekroonde klcwangaanval
groot, doch lokt zij deze als het ware uit. Nu zou het
dwaasheid zijn den kunstenaar hierover een verwijt
te maken, immers hij weet niet en is geheel te goeder
trouw. Wij zijn in den loop der jaren wel eens erger
misleid geworden in zake Atjeh en dan we laten
de goede trouw geheel buiten beschouwing door
lieden, die wel wisten, of althans hadden kunnen
weten.
Hoeveel systemen zijn er niet in den loop der jaren
in Atjeh toegepast, die elk voor zich de zoozeer
gewenschte rust zouden brengen, of zoogenaamd ge
bracht hadden. Het bekende soldatenkerkhof te Koeta
Radja levert echter een overtuigend en afschuwelijk
bewijs, wat in werkelijkheid zoo menigmaal bereikt
werd. Het penny wise and pound fo lish"-systeem
vormde als regel de basis, waarop ai die andere sys
temen werden opgebouwd, maar verschil van opvat
ting tusschen civiel- en militair bestuur heeft ook
vaak tot treurige resultaten geleid. Het lijkt ons
onnoodig om ten bewijze hiervan de geheele geschiedenis
van dezen rampzaligen krijg, die in Maart 1873 eer,
aanvang nam, nog eens hier op te rakelen; laten wij
slechts constateeren, dat er in het jaar 1898, toen de
toenmalige kolonel J.- B. van Heutz, gouverneur van
Atjeh werd, een keerpunt in deze geschiedenis intrad,
dat toen het juiste systeem" gevonden en dank zij
een krachtigen wil en een kranig leger ook doorgevoerd
werd. De Generaal v. n Heutz werd in 11)04 opgevolgd
door den generaal van Daalen, die geheel zijn voet
spoor drukte en in het jaar 19(10 kon eindelijk gecon
stateerd worden, dat de Atjehkrijg achter den rug
lag en een beter aspect zich opende. Er volgden i u
lajige jaren v; n rust, zoo nu en dan hoorde men nog
wel eens van uitingen van verzet, doch dit was te ver
wachten en eenige, politieke beteekenis kon daaraan
niet gehecht worden. Maar in deze jaren beschikte men
in Atjeh nog over een officierskorps, dat jaren lang
. daar ginds gepatrouilleerd had, land en bevolking
door en door kende en dus als het ware aangewezen
was om bestuursfuncties te verrichten, of te blijven
verrichten. Deze officieren hebben dit hoewel zij
toch nimmer eenige opleiding tot bestuursambtenaar
hadden genoten, iets wat volgens tal van dergelijke
ambtenaren, in groote eigenwaan, als beslist nood
zakelijk wordt beschouwd en daarom ook vaak aan
leiding geeft tot wrijving deze officieren hebben dit
met eere gedaan, en de rust weten te handhaven,
jaren lang. Maar. . . . Atjeh was immers gepacificeerd
en dus moest ten slotte aan dit militair bewind een
einde komen, ook al om naar buiten te toonen, dat
het zoo betoel-betoel" daarginds in orde was. Zoo
verdwenen de oude, ervaren Atjch-mannen en met
hen een groot deel der troepen. Het civiel bestuur
deed zijn intrede en aanvankelijk dat moet gezegd
worden ook met succes. De laatste jaren hebben
echter wel eenige verandering gebracht.
De Locomotief" gaf een lijstje van onaangename
incidenten" welke zich in twee jaren tijd gedurende de
laatste bestuursperiode hebben voorgedaan. Het gaat
over de jaren '24 en '25, doch wij willen alleen de feiten
van het jaar '25 opnoemen. Wij vinden: Begin '25,
aanslag op een patrouille te Madjang; Aug. '25,
overval op de patrouille De Jager te Tapa Toean;
20 Oct. '25, klcwangaanval op patrouille Wiarda;
23 Oct. '25, kapitein Van der Sluijs Veer gedood te
Sigli, twee gewonden; 23 Oct. '25, tweede aanslag op
patrouille Wiarda, twee dooden, zes zwaar-, drie licht
gewonden ; later nogmaals n doode, tien gewonden.
Dan krijgen wij eindelijk in Maart '26 den overval te
Troemon, waarbij wij twaalf gesneuvelden hebben en
alle karabijnen verloren gaan.
Deze gevallen geven nog al wat te denken, maar
toch,ii Oct. '25 durft men nog te beweren, dat zoowel
de klewangaanval op de patrouille Wiarda, zoowel als
de aanslag te Sigli geheel op zichzelf staande feiten
zijn, die bovendien totaal geen politieken ondergrond
hebben. Na het laatste gevecht in het Troemoiische.
waarbij dan de kapitein Paris sneuvelde, komen
eindelijk de pennen los en natuurlijk krijgen eerst de
militairen er van langs: i n voldoende waakzaamheid,
het niet bijtijds toevoegen van oudere en in den Atjeh
krijg ervaren aanvoerders en soldaten vormen de
voornaamste verwijten. Wat het laatste betreft, kan
men toch weten, dat men onder de soldaten geen
menschcn meer zal aantreffen, die den At jehoorlog
van nabij kennen en dat men, wat aangaat de officie
ren deze slechts nog in de hoogere rangen /.al aantref
fen. Ook de ervaren onder-officieren zijn verdwenen.
Het kan zijn, dat onvoldoende waakzaamheid be
tracht is. doch ieder die wel eens als patrouille-com
mandant in Indiéis opgetreden, weet wat er vaak
van y.ulk eeu patrouille verlangd wurdt, hoe deze vaak
bij wijze van spreken ais eeu citroen wordt uit
geknepen. Eui excuus is dit niet, kan en mag dit ook
nimmer zijn, maar wel moge dit een ai te harde be
oordeeling een weinig verzachten.
Het kan heel goed mogelijk zijn, dat langzamer
hand een zekere verslapping bij den patrouillegang is
opgetreden, doch of nu deze onrust te wijten is louter
en alleen daaraan, valt zeer te betwijfelen. Want /.ou
dan deze verslapping eerst in de laatste twee jaren zijn
opgetreden en niet reeds veel eerder, in al die lange
jaren van rust V Eerder valt aan te nemen, dat hier
van bestuurszijde fouten zijn begaan, welke zich mi
wreken.
Laten wij niet vergeten, dat de Atjehers een fier
en krijgshaftig volk vormen, dat zich niet laat
beleedigen of verongelijken en nog minder als quantite
negligeable wenscht te laten beschouwen Hier zal in de
eerste plaats de fout moeten worden gezneiit en uit den
weg geruimd, doch hieraan dienen natuurlijk vooraf te
gaan goede militaire maatregelen; of dit echter thans
geschiedt is :'.eer de vraag. Het lijkt wel of hier weer
twee factoren eeu zeer belangrijke rol spelen: Be
trachten van zuinigheid, dus alweer penny wise en/, en
een streven om toch vooral te doen uitkomen, dat het
lieusch niet zoo erg is daarginds, dat het werkelijk
maar enkele onaangename incidenten zijn van geener
lei beteekenis. De kapitein Paris is vergezeld van drie
brigades (pi.m. 0(1 man); na liet gevecht bij Kg. Sapik
werden nog drie brigades ouder den kapitein Behrens
daarheen gedirigeerd. Maar deze drie brigades kinnen
van l apa Tuean; dus om op een bepaald gedeelte ver
sterking te brengen, wordt weer een ander gedeelte
ontbloot.
Waan.m de zaak niet dadelijk tiink aangepakt,
waarom niet dadelijk instede van verplaatsing van
troepen iu Atjeh zelf, direct versterking met troepen
van Java? Dit is een raadsel, hetwelk men vruchteloos
tracht op te lossen. Laat ons hopen, dat alles nog met
een sisser afloopt, dat uien wezenlijk hier slechts te
doen heeft met, weliswaar verdachte, doch toch nog
alleen maar onaangename, op zichzelf staande inciden
ten, maar anders. . . . YA'ij vreezen.
ONVERSCHIETBAAR
IBERIATOILE
VOOR GORDIJNEN EN
WANDBESPANNINGEN
EEN EFFEN WEEFSEL
MET
RUSTIGEKLEURSCHAKEEHINGEN
c. M. BREED
R METER