De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 24 april pagina 2

24 april 1926 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2551 'N PHILOSOPHENLEVEN FRANS HEMSTERHUIS DOOR PROF. DR. J. WILLE "C* RANS Hemsterhuis (1721?1790), commies bij *- den Raad van State, heeft niet minder naam verkregjn dan zijn vader Tiberius, de Leidsche philoloog, die met Wesseling en Valckenaer bij ons de studie van het Grieksch vernieuwde. Als kunstkenner, maar vooral als wijsgeer; en inzonderheid, om niet te zeggen uitsluitend, in Duitschland. Zijn invloed Werkte daar reeds op de jongere tijdgenooten, en bereikte een hoogtepunt onder het geslacht, dat de 19de eeuw in luidde. Ook waren het weer voornamelijk Duitschers, die in onzen tijd zijn beteckenis uiteenzetten voor de d.i. Duitsche romantiek, en zoo mede voor een moderne veelszins Duitsche levensbeschouwing. Na de verdienstelijke opstellen van Bakhuizen van den Brink van 1834, en van Meyboom van 1850 kwam nu eerst, van de hand van Dr. Brummel, een Wezenlijke Nederlandsche biographie. (Frans Hem sterhuis. Een philosophenleven. Uitgave H. D. Tjeenk Willink). Wie er echter een volledig overzicht in wilde zoeken van den uiterlijken gang en den innerlijken groei van Hemsterhuis' leven, zou teleurgesteld worden. Daarvoor ontbrak te veel materiaal. Wel verkreeg Dr. B., gelukkiger dan iemand vóór hem, toegang tot de groote verzameling Hemsterhusiana te Munster, maar deze is alleen van belang voor de laatste vijftien, toch al best bekende, levensjaren. Over den tijd vóór 1775 zijn de bronnen schaarsch. Geen wonder ook: in 1781 verbrandde Hemsterhuis meer dan 7000 brieven; zijn vriend P. Camper ver nietigde heel zijn particuliere correspondentie. Toch had Dr. B. ons misschien wel iets meer kunnen geven, dan hij deed: door ons zijn omgeving wat breeder te teekenen. De moeder, vernemen we terloops, was een ouderwetsch-godsdienstige, bekrompen" ziel; toch leerde zij Frans oudere en nieuwere Nederlandsche dichters kennen. Vader Tiberius kgde bij de opvoeding nadruk op zelfstandig denken; ook bracht hij hem heel vroeg, zelfs bij wijze van kinderspel, tot de klassieke oudheid. Universeel van aanleg en belangstelling als zijn vader, miste Frans diens 17de-eeuwsche energie; als meer deren van zijn eeuw, en ook van zijn kring, had hij zekere apathische slapheid. Zijn lange studie, besloten zonder promotie , waarin Dr. B. ten onrechte iets bijzonders ziet, betrof hoofdzakelijk ,,philosophie", d.w.z. wis- en natuurkundige wetenschappen. Maar behalve Camper was toch ook Valckenaer zijn vriend. Hij wordt ingenieur: in staatsdienst natuurlijk, bij het leger daaraan had Dr. B. heel niet behoeven te twijfelen. Zijn studie en deze werkkring pasten geheel op elkaar, al waren er ook andere mogelijkheden. Camper werd, mede door zijn toedoen, hoogleeraar; zelf kwam hij straks ook daarvoor in aanmerking, Een mededinger kreeg de plaats; de stadhouder legde een pleister op de wond door de aanstelling bij den Raad van State. Niet zoo vreemde benoeming, als het lijkt: militaire zaken, ook vestirgbouw, had die Raad juist te verzorgen; op zijn ouden dag zien wij ook P. Camper nog er in komen. Het was een eervolle, vrij lucra tieve post, dien H. een kwart eeuw trouw vervulde; dien hij echter daarna, toen een ander geholpen moest worden, ook weer gaarne overgaf, mits het tractement maar bleef. In de politiek was H.gematigdhervormingsgezind aanhanger van den stadhouder: wat ik niet zoo onverstandig kan vinden als Dr. B. wel schijnt te doen. Over het grootste gedeelte van deze periode ont breken ons gegevens. Maar wij kennen H.'kring: de Fagels, de Bentincks, Tavel, de Pinto, en andere, vooral voorname, Hagenaars. Hen cusmopolitischgetint milieu, waarin I-'ransche en Engelsche manieren en denkbeelden, niet het minst ook door persoonlijk verkeer met vreemdelingen, ruimen tot gang hebben. Van een verblijf in Parijs, nog vóór 1/55, door zijn moeder verfoeid om de gevolgen, hooren wij maar even. In 1775 begint eerst de vriendschap met Amalia von Schmettau, de vrouw van den Russischen diplomaat prins Gallitzin; H. was toen 53 jaar, zij 27. Weldra trekt de prinses, ter wille van de opvoeding van haar zoon en dochter en van zich zelve zich terug op een boerderij. Daar geeft zij zich, met H. en een jongen Zwitser, aan de studie, en de vriendschap. Diotima Socrates Lysis. Niemand heeft nog willen twijfelen aan de reinheid van den Platonischen liefdeband in dezen ,,Triangle" (de prins, nummer vier, telde niet mee, dan louter zakelijk, al liet hij zijn vrouw nooit geheel los). Maar men speelde toch gevaarlijk spel. En jalouzie, twisten, intrignes traden vaak in de plaats van wijsgeerige rust en harmonie. Tof de Zwitser vertrok, Diotima zich in Munster vestigde - om de kinderen alweer en Socrates een tweede pouse en amitic" vond in mevrouw' Perrenot. Diodes en Daphne. Maar drukke briefwisseling en herhaald bezoek bestendigden den band met de eerste, al had ook zij in den vicarisTABA SIGAREN «~ ~" ZIJN TOCH DE BESTE ~* generaal Fürstenberg Weer een vriend ontdekt voor alle toekomstige eeuwigheid". Ook nog, toen de prinses aan de verheven moraal van Socrates I en de ,,irrationeele, aan haar gevoelsstemming beantwoor dende gedachten" van Socrates II niet genoeg zielevoedsel bleek te hebben, en heul zocht bij bijbel en katholiek kerkgeloof: dingen, waarbij Hemsterhuis niet beter wist te doen, dan te zwijgen, of een Traite te beloven. Door haar kwam onze wijsgeer in persoonlijke aan raking met F. H. Jacobi, oethe, VVieland, Herder iets van zijn werk had deze al veel vroeger in Holland leeren kennen , door haar en hen verkregen zijn Lettres en Dialognes bekendheid bij Lessing, Mendelssohn, de Dalbergs, Lavater, Kant, en anderen. En waardeering. Alleen Hamann had en hield niets dan afkeer. Grooter vereering bracht nog de eigenlijke romantiek: Hemsterhuis heet lievelings-auteur van Fr. Schlegel en Novalis; ook tot Hölderlinen Schleiermacher strekte zich zijn invloed uit. Toch is het de vraag nog, of zijn invloed wel diep ging. Goethe raakte hij maar even. Herder vertaalde, maar met opmerkelijk supplement. Lessing begroette in hem een Spinozist, terwijl Jacobi hem tegen de Spinozisten wilde gebruiken. En de romantiek vond zeker niet de aanstichting, hoogstens zekere aan leiding bij Hemsterhuis tot haar eigen diepzinnige bespiegelingen. Of zij moest, door sommige trekken misleid, in hem heel hebben gezien, wat hij zeker niet meer dan half was. Want al gevoelde hij een tekort, al bestreed hij uitersten en uitwassen van rationalisme en Aufklarung, al verschoof daarbij ook geleidelijk het zwaartepunt met een sprong in 1775 , zijn gevoelsphilosophie was en bleef rationalistisch ge fundeerd. Dr. B. heeft zich veel moeite gegeven, om ons die wijsbegeerte uiteen te zetten. Alle werkjes bespreekt hij afzonderlijk: de Brieven, van vóór 1775, in het derde, de Samenspraken, van na 1775, in het zesde hoofdstuk, beide groepen met algemeenere beschouwingen in- en uitleidend. \Vat voorafging, had ons al eenigszins voorbereid, een degelijke nabetrachting geven nog de slot-capita: H. in Duitschland, H. en de Duitsche Romantiek. En toch worden ons H.'s denkbeelden niet klaar. Alles komt ter sprake : schoonheidsdefinitie, verdeeling der kunsten; zijn psycho logie, zijn liefdesmystiek, zijn individueel-relatieve moraal met haar eigen ,,orgaan", zijn panth stischgekleurde voorstellingen van God en onsterfelijkheid, zijn geschiedbeschouwing met haar verwachting van de gouden eeuw. Maar wij missen voldoenden samenhang. Dat ligt zeker voor geen klein deel aan H. zei ven, die in zijn minachting voor systemen, eclectisch, dualistisch, spontaan gedreven, berekend-ingehouden, ons een legkaart aanbiedt, waarvan de stukken nooit tot een behoorlijk geheel willen aaneensluiten. Maar juist daarom zouden we Dr. B. dankbaar zijn geweest, wanneer hij, wat strakker methode volgend, hetgeen aaneenpaste, had samengevoegd, en wat ontbrak of overbleef, overzichtelijk aangewezen. Allicht ware dan ook de kritiek breeder en steviger uitgevallen. Goede afzonderlijke inhoudsopgaven hadden wij ook reeds lang in de uitgave van Meyboom. Van belang is de vraag naar den oorsprong van H.' denkbeelden. Dr. B. deelt ons mede, hoevele overeen komsten zijn aangewezen niet Shaftesbury, l.eibnitz, Descartes, Locke, Condillac, Montesquieu, Rousseau, de Schotsche school van den common sense. Maar hij twijfelt gedurig. De zaak is ook moeilijk. Eenerzijds is het waar, dat in de 18de eeuw allerlei, verwante en tegenstrijdige, ideeën als in de lucht dreven. AnderzijJs was echter ook de vrijmoedigheid in het stil zwijgend copieeren, compileereii, imiteeren, zelden zoo groot als toen. Dr. B. dunkt mij te goedgeloovig, wanneer hij uit verzwijging, en ontkenning soms, bij H. van bronnen wil besluiten, dat hij ze niet had. H. was zwak van karakter, en niet vrij van pose en onoprechtheid, meent ook hij. Daarbij verboden de gekozen vormen allen geleerden omhaal. Er is nog iets. Dr. B. had hier, evenals bij de vraag naar II.'s verhouding tot aestbetici als Harris, Home, Lessing, Winckelmann, aandacht moeten schenken aan de 18-de-eeiiwsche tijdschriften, die met hun overzichten en uittreksels veel verder reikten dan de besproken boeken zelf. Ook II. heeft ze zeker gekend: in de eerste plaats, maar niet alleen, dat van zijn vriendin mevrouw De la Fite (,,madame Errata") en haar man de Bibliothèqne des Sciences. Dat Dr. B. Duitsche bronncnjagcrij niet klakkeloos volgen wilde, reken ik hem overigens gaarne tot ver dienste. Zijn boek is mij toch nog wat te Duitsch. Problemen hier en daar en overal. Benaderen, aan voelen, beleven schering en inslag. ,,Sehnsucht nach dem Unendlichen" is het thema van het laatste gedeelte; het irrationalisme de roode draad door heel het werk. Maar dat is het dan ook, wat l lemsterhiiis, en met hem Shaftesbury, thans weer zulk een belang stelling verschafte: zij waren al zoo modern! I lier dreigt het gevaar van onhistorische kenrirg en kleu ring van het verleden; en Dr. B. dunkt mij daaraan niet geheel ontkomen. \Vel ziet hij in II. een over gangsfiguur, die niet los is te maken van zijn tijd; maar zijn omgeving verwaarloost hij, omdat hij ze te veel minacht: dat wanhopig achterlijke Nederland ook van 1780 en 17!>0 ! Maar g.iat het wel aan, Nederland geestelijk te nieten aan Dnitschland, en het eind der 18de aan het begin der 2(iste eeuw? Hen voorbeeld. Dr. B. sluit zich in zijn laatste hoofdstuk onvoorwaardelijk aan bij Fr. Strich, zooals die de bekende polen-theorie toepaste op klassiek en Krachtige Gezondheid Overwin dat vermoeide gevoel, bouwnieuwe kracht op met Sanatogen. Sanatogen plantaardige phosphorus en albumine zal Uw zenuwen ster ken en Uw geheele organisme nieuwe kracht toevoeren. Sanatogen draagt snel en deugdelijk bij tot toeneming der krachten" schrijft Prof. Dr. Eulenburg. SANATOGEN Het Zenuwsterkend Voedsel Vanaf /' l," per bus bij alle apoth. en drog. romantisch: Vollendung-Uncndlichkeit.Pakkend zeker, maar al te eenvoudig, en in den grond onjuisr. In Neder land lieerschte althans nog een levensbeschouwing, die noch met ,,de Klassiek" pendel-h' naar het deismc, noch met de Romantiek naar het pantheisme, maar het rustpunt zocht in het historisch overgeleverde, in het volksbewustzijn levende, christelijk theïsme. Hoe was H.'verhouding daartegenover? Wij hooren er slechts terloops iets over. Maar al had ook Van Heusde, ja Meyboom nog, niet getracht in H. een verzoening van christendom en humanisme te construeeren, toch had deze vraag wel afzonderlijke be handeling verdiend. De plaats van den zich ,,geboren Griek" noemenden wijsgeer onder zijn volk zou er ook beter door zijn bepaald. Socrates werd nier nog bij lange niet algemeen begrepen onder eenzelfde ver eering met |ezus (zie blz. 207). Dat had de Socratische oorlog genoeg bewezen. H. had zich daar volstrekt buiten gehouden. Hij hitld van rost. Dat de kerkleer voor den staatsdienaar nog bindend kon worden geacht, had Van Goens, door Haagsche vrienden genoeg gewaarschuwd, en Van der Marck, daarbij ook door Camper veroordeeld, ervaren. H. lx geerde geen martelaarschap, in het a.lerminst, voor zijn nieuwe heilsleer. Zijn hoekjes gaf hij slechts schoorvoetend uit. in liet l-ransch, in k'une oplage, quasi te Parijs. uitsluitend ter nitdeelii g aan goede vrienden en belangwekkende vreemdelingen, wier namen hij zorgvuldig aanteekende. En zelfs zoo sprak H. zich nog niet openhartig uit; zijn eigenlijke meening ver moedt men soms achter nauwelijks merkbare ironie verborgen. Maar in vriendenverkeer liet hij zich wel vrijer uit. Voorzichtig ried hij ook den onstuimigen Van Goens Dr. Br. gaat dit voorbij : ..quelque-fois Ie monde est modifiéde facon que Ie plus grand malheur qni put arriver. non aux hommes, m ai s a la Société, semit l'apparition de la verite toute mie . 't Betrof de pl'iilosophische beschouwing ' van ,.de heilige moeder", de Kerk: en ook hun dacht de religie nog een goede terg l om liet volk te mennen. al was zijn persoonlijke kijk op kerk, openbaring. geloof en' orthodoxie naar allen schijn die van (.en j^eWonen Voltairiaan. Ons volk was nog niet rijp voor deze dingen; en II. berustte er gemakkelij'k in. Zooals hij ook berustte in de hekeering der prinsen Soms schijnt Dr. B. te twijfelen, of H. zeil' wel stevig houvast had aan zijn ,,magere abstracties": ik be twijfel het ook. Dat zij in zijn eigen land zoo weinig ingang vonden, zullen nog velen geen groot verlie-achten. Ondanks enkele bezwaren hen ik Dr. B. dankbaar voor zijn b. langrijk, goed geschreven boek (tevenLeidscbe d^scrtatie) over een merkwaardige!! land genoot uit oen merkwaardige!! tijd. Kon. Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER 6 Co. G-O a-o co DEN HAAG <^ ff-= «^ AMSTERDAM ARNHEM Internationale Transporten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl