De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 24 april pagina 4

24 april 1926 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 255f MICHIEL ADRIAENSZ. DE RUYTER DOOR PROF. DR. H. BRUGMANS HET is al vele jaren geleden dat ik het kantoortje van een eenvoudig bierhandelaar binnentrad en dezen man bezig vond aan de lectuur van een ouden foliant. Bij mijn navraag bleek mij, dat het niets minder dan het Leven van De Ruyter van Gerard Brandt was, dat dezen koopman zoozeer boeide, dat hij mijn binnenkomen niet eens had opgemerkt. Hij was in zijn jonge jaren zeeman geweest en had de zee nog altijd lief. Onze zeegeschiedenis had hem altijd geboeid en zoo had hij Brandt weten te bemach tigen, niet maar een moderne bloemlezing, maar een echten ouden foliant, die in zijn torsene kloekheid het voorgeslacht voor ons doet leven, En hij verdiepte zich daarin met alle toewijding, haast met die wijding, die de groote figuur van den Vlissinger Michiel toe komt. En hij vergat bij het leven en bedrijf van Michiel Adriaensz. de Ruyter veelal zijn eigen leven en bedrijf. Ik heb dat altijd zeer karakteristiek gevonden ais een bewijs, hoe dicht de oude zeeheld nog bij ons volk staat. Iets van- De Ruyter te hooren, is toch nog altijd voor velen, ook van ons geslacht, een vreugde en een voldoening. Misschien is het tegen woordige onderwijs minder geschikt om de jeugd in de nabijheid van zoo forsche kracht te brengen als De Ruyters deel was, dan dat van een vorige periode. Maar zoolang Nederlanders Nederlanders blijven, zoolang ons volk niet alle besef van eigen kracht en waardigheid heeft verloren, zal men dezen eenvoudigen man blijven eeren, die als echte man uit het volk dat volk boven alles stelde en die wist te sterven voor de vlag van zijn vaderland. Welk een sterke levenskracht moet ons volk in den aanvang der zeventiende eeuw hebben geborgen, als uit de lagere rangen der maatschappij een man van de beteekenis van dezen zeeman kan voortkomen. Stellig, het milieu heeft hier zeer stimuleerend gewerkt. Een gewichtig handelscentrum als Vlissingen in die dagen was, is zeker wel de plaats om zeevulk aan te kweeken. De prikkelende zeelucht de jonge Michiel had ze maar voor het opsnuiven. En de wijde verge zichten van hemel en zee -?-- hij had ze dagelijks voor oogen. Is het wonder, dat de kloeke, forsche jonge man van zijn prilste jaren af naar de zee verlangt en dringt, dat ouderlijk gezag hier te kort schiet en dat hij niet rust, voordat hij de wijde oneindigheid ingaat V Maar De Ruyter is lang niet de eenige Zeeuw, die het zeegat is uitgegaan; de Zeeuwen leven in die dagen meer te land dan ter zee, gelijk Zeeland eigenlijk meer zee dan land is. Wat heeft dezen eenvoudigen Vlissingschen jongen dan onderscheiden van zijn landgenobten? Zonder geluk vaart niemand wel, zegt het oude spreekwoord; het geluk heeft De Ruyter stellig in menig opzicht en in menig oogenblik gediend. Maar toch heeft het betrekkelijk lang geduurd, voordat De Ruyter 's lands zeedienst heeft gekozen en nog langer, voordat hij een waarlijk beroemd man is geworden. Hij vaart lange jaren ter koopvaardij, in dienst van de heeren Lampsens en van anderen. Hij vaart naar alle windstreken en kusten en krijgt de reputatie van een handig en kundig en ook eerlijk scheepskapitein. Alleen in 1641 had hij als kapitein 'M. A. DE RUYÏKR en schout-bij-nacht op 's lands vloot een zeiltocht gedaan naar Portugal, dat het vorige jaar zich on afhankelijk had gemaakt. Hij had daar gevochten met de Spanjaarden en ontving van koning johan IV een gouden keten met gedenkpenning. Maar dan is voor hem het krijg voeren weer voorbij. Hij gaat dan weer ter koopvaardij varen en besluit ten slotte in 1652 voor goed aan wal te blijven. Hij huwt dan l -3 ^.A*-?^'^ V3%|% i,:- ?4;< w, -....vj^ SCIIILI)ERI| VAN KEKD. HOI voor de derde maal en besluit als fatsoenlijk hurgu rustig in Vlissingen zijn verdere dagen te slijten ,,0ok nam hij afscheid van zijne reeders, hun dan kende voor de genoten gunst en besloot, aan land blijvende, van de middelen, die hij, in zoovele reizen . zoo /.uur als eerlijk had gewonnen, gerust te leven' zegt Brandt. De Ruyter was toen reeds vijf-en veertig jaar oud. Dat alles is zoo gewoon mogelijk. Van hcroiek \* hier weinig, van romantiek nog minder. Maar er i> hier iets van duurzamer allooi: er is plichtsbesef, er is vaderlandsliefde. Brandt zegt het zoo eenvoudig Maar kort daarna bleek aan hem hoe licht de menschelijke voornemens door eenig voorval veranderen , want de eerste Engelsche oorlog, die in het jaar 1052 een aanvang nam, belette zijn voornemen. Men zocht te dien tijd naar iemand, dien men het gebied over de zeemacht, straks gemeld, kon toevertrouwen en de heeren Staten van Zeeland wierpen het oog op De Ruyter, die daarover dooi eenige Heeren werd aan gesproken, met het verzoek, dat hij het vaderland in deze gelegenheid /.ou ten dienst staan. Unch hi.i toonde zich gansch ongenegen en gaf hun zijn voor nemen van voortaan niet meer in zee te gaan en rustig aan land te leven te kennen. De tlecren hielden echter aai; en beweerden, dat hij, die zoo groute bekwaamheit had om 'l l.and dienst te doen. zich, ais een goed burger en hVlhehber des vaderlands, mi hij daartoe werd aange/.ncht, niet behoorde .'nek te maken; onk gaf men voor, dat het maar om een tocht zou te doen zijn. Eindelijk liet hij zich na eenit' beraad en overleg door 't hard aanstaan der Heeren bewegen. Maa> WILLEM V. D. VELDE DE |.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl