Historisch Archief 1877-1940
No. 2551
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
UIT DE NATUUR:
VOOR DE GROOTE
DIEREN
DOOR DR. JAC. P. TH IJ SS E
T N den laatsten tijd beginnen we hoe langer hoe
?^ meer ongerust te worden over het lot van de
groote zoogdieren, de groote vogïls, de groote rep
tielen. Het schijnt wel alsof de mensen op deze wereld
geen plaats meer kan overlaten aan olifanten en
neushoorns, leeuwen, gorilla's, nijlpaarden, giraffen,
walvisschen, alken en arenden, de groote krokodillen
en nog een groot aantal andere dieren, die kort en
goed gezegd om de een of andere reden door den
mensch worden verdelgd. Van sommigen meenen wij,
dat ze niet naast ons kunnen hjstaan, omdat onze
veiligheid er mee gemoeid is of de veiligheid van onze
waardevolle huisdieren. Andere moeten. het loodje
leggen, omdat wij den grond uoodig hebben, waarop
zij hun bestaan vinden en nog andere worden vervolgd
en gedood om de producten, die ze ons leveren:
slagtanden, huid, spek, vleesch of veereu.
Deze derde categorie doet ons dadelijk gevoelen,
dat de verdelgiug dom en onredelijk en daarom on
toelaatbaar is. Indien die producten waarde hebben,
dan is het natuurlijk eerder noodig om de dieren,
die ze ons leveren aan te fokken, dan ze uit te roeien.
Niemand zal er aan denken om de koeien en schapen
uit te roeien, maar met de olifanten en walvisschen
begint het er al wat op te lijken. De ruime Oceaan,
de ongebaande wildernis bevatten dan ook heel
andere mogelijkheden, dan de stal of de weide.
Geen wonder dan ook, dat weldenkende meuschen
uit alle deelen der wereld in verzet komen tegen de
vernietigende jachtmethoden, die zij terecht
brandmerken als een misdadig bedrijf. Zij gaan nog
verder en betwijfelen het, of het ook wel bij den
tegenwoordigen stand van zaken noodig is dat wij aan
sommige dieren hun woonplaatsen ontnemen. De
aarde is nog groot genoeg, om aan de groote hoefdiereu,
aan de groote mensch-apen de mogelijkheid te laten
van een veilig en voorspoedig bestaan. En wanneer
dat gelukt, dan is er ook kans dat de groote roof
dieren ook nog een plaats aan tafel kunnen blijven
vinden.
Het kan zoo meevallen, ook met de roofdieren.
In dit opzicht hebben wij in de laatste vijftig jaren al
heel wat geleerd. Ik behoef maar te herinneren aan
de beren in de Amerikaansche nationaalparken. Wat
hebben wij vijftig jaar geleden niet zitten rillen bij
het lezen van avonturen met de grizzly-beren, de
grootste, wildste, gevaarlijkste dieren uit het Wilde
Westen. En uu nu wandelen de toeristen met
een handcamera naar den eersten den besten
grizzly, die stroop komt snoepen in de afvalhoop van
het hotel. Thompson Seton en zijn vrouw kampeeren
heel gemoedelijk in de wouden van Montana en
Wyoming en 's morgens als ze wakker worden blijkt
het dat een poema coegoear, de ..leeuw" van Amerika,
rondom hun slaapzakken heeft gekuierd, de sclioone
slaapster het. f l besnuffeld en er toen stil is van door
g'gaan. Aan zulke dingen moeten we nog wannen,
maar intussehen is dat toch alvast gebeurd.
Het blijkt, dat wij onze Natuurlijke Historie eens
grondig moeten herzien. Hoen wij dat bijtijds, dan
zal het ook blijken, dat de ondergang van al die dieren
lang niet noodzakelijk of onvermijdelijk is en dat
dezelfde mensch, die thans nog dien ondergang zou
bewerken, geroepen is, om maatregelen te treffen
tot instandhouding van de schoone en merkwaardige
dierenwereld.
Het heeft om een haartje g"scheeld of de Ameri
kaansche bison was van de wereld verdwenen, uit
gemoord door roodhuid en blanke, door de blanken
vooral. Lees daar Roosevelt's boek maar eens op na
of de g'schiedenis van den aanleg van den eersten
Pacific-railway. Eindelijk bestonden er in de heele
wereld nog maar een paarhonderd van die bisons.
Juist bijtijds is men die gaan besehermen en thans
zijn ze er weer bij duizenden, zoo veel en zoo levens
krachtig, dat men er al aan begint te denken, om ze
economisch te exploiteeren en misschien kunnen we
ons over eenige jaren vergasten aan buffelbult in blik
of dergelijke versnaperingen.
Als een wild dier maar eenmaal een bruikbaar
en voordeelig huisdier kan worden, dan is zijn bestaan
verzekerd, maar dair zijn wij het toch eigenlijk als
wild dier kwijt, en dat is alweer jammer. Aardiger
is het wanneer het voordeelige dier als wild dier blijft
bestaan en zoo behandeld wordt, dat er geen sprake
meer is van verdelging, maar dat de bevolking op
eenzeker peil gehandhaafd blijft. Zoo gaat het,
hopen wij, al met de pelsrobben en wellicht is er nog
kans, dat' de walvisschen ook nog bijtijds een goede
behandeling ervaren.
Eenander dier, dat het nog net op het nippertje
zal brengen tot de waardigheid van wild dier-huisdier
is de muskusos (Ovibos moschatus). Die muskus is
een vergissing, er is aan het heele beest niets dat
naar muskus riekt. Reeds Sverdrup heeft ons dat
verteld in H>()4, en hij stelde toen voor om den naam
muskusos te laten vervallen (hel beest heet zoo iu
alle talen) en liever te spreken van Poolvee.
Stefansson dikt dat in zijn Frer.dly Aretic nog eens aan.
Hij weet te vertellen dat eens de nieren van een paar
zeer oude Poolvee-stieren wat ,,sterk" gesmaakt
hebbeu, maar dat overigens vleesch en vet, in 't bijzon
der het nekvel van deze dieren, zeer smakelijk zijn.
Hij noemt ze het meest bij hun wetenschappelijke!!
naam van Ovibos, wat schaapos beteekent en de
naam schaapos wordt ook al gebruikt in een enkel
Nederlandsch Leerboek der Dierkunde. Die naam is
etymologisch ook alweer niet vrij van bedenking en
ik zou ook liefst het woord Poolvee gebruiken als dat
maar vatbaar was voor een meervoud. Ik denk dus
dat we het maar bij schaapos zullen laten. De schaap
achtigheid zit hem in de dikke wollen wintervacht
en die wol kan zelfs gesponnen worden en geweven.
Sverdrup heeft ook de m:lk van de schaapos-koeien
(lastig toch) gedronken en onze ovibos geeft dus alles
wat we van goed vee kunnen verwachten.
In vroeger tijden leefde de Ovibos in heel
NoordAmerika zuidelijk tot iir Ohio, maar tegenwoordig
komt hij niet ver meer bezuiden den poolcirkel.
Thompson Setoir ontmoette er n m Augustus HUI
bij Aylmer l.ake op den (Usten breedtegraad in wat
hij noemt de Arctische Prairie. Ze komen het meest
voor op (jroenland en de andere Pool-eilanden van
hel Westelijk Halfrond, tegenwoordig veel op Melville
Island en vroeg r waren z ? bijzonder talrijkop Banks,
maar daar /.ij.i ?/.? uitgeroeid door de Eskimo's.
Stefansson vertelt ons, dat het heel makkelijk is.
om schaaposseti uit te roeien. Ze leven in kleine kud
den, meestal niet talrijker dan 4(1 stuks en uu hebbeu
ze de gewoonte om als zij aangevallen worden een
soort van carréte vormen, de kalfjes in 't midden, de
weerbare dieren daar omheen, de gehoornde koppen
naar buiten gericht. Zoo wachten zij den aanval at
en nu is het buitengewoon gemakkelijk om ze te ira
deren en ze af te maken niet speer of geweer. Dat is
dan ook op groote schaal gebeurd en Stefansson zelf
heeft op zijn grooten zwerftocht van HUé! 191 7 her
haaldelijk een kudde schaapossen ueergescho'en, om
te eten te hebben. Hij maakt het heel plausiebel, dat
't het beste is om de kudde in zijn g'heel te do.iden,
ook de kalfjes, maar een dergelijke proviairdeering
lijkt ons toch wel wat overdadig.
Dit is leven zooals de Eskimo's doen. Tegenwoordig
begint men in te zien, geleerd door de waarnemingen
van Stefansson, Rasmussen, Macmülan en Mikkelsen
dat er voor eeir gewijzigd etr geperfectiouueerd
Eskimobestaan wel iets te z 'gevu valt en liet denkbeeld van
koloniseering van de Noord-Canadeesche eilanden wint
al meer en meer veld. Daarbij zullen dan twee wilde
huisdieren betrokken zijn, het rendier in de streken.
waar de vegetatie hoofdzakelijk bestaat uit
korstmossen,de schaapos daar waar gras eir bloemen de
overhand hebben. Reeds is men ook bezig om schaap
ossen over te brengen van die eilanden naar Alaska,
waar uren ze1 ook zeer goed kan gebruiken en waar ze
vanzelf niet zoo makkelijk zouden komen, omdat ze
nog al honkvast zijn en zelfs in den winter niet graag
over het ijs heen hun eiland verlaten.
Dit vangen van sclraapossen voor .Alaska heeft eet?
gerucht doen ontstaan dat men op Groenland en
elders bezig zou zijn, om systematisch den schaapos
uit te roeien, maar dat is gelukkig niet waar gebleken
te zijn. Intusschen is men" toch waakzaam geworden.
,,Men" dat zijn eenige coiumissie's die zich gevormd
hebben in sommige landen van Europa en die zich
ten doel stellen het probleem van het behoud van de
groote wilde diereu der wereld te bestndeeren en door
onderling overleg te komen tot het vinden en uit
voeren van de goede maatregelen om dat behoud
teverzekeren. We zullen daar nog wel meer van hooren.
De rotsvastliggende
Ziedelijkste eo
troowbaarste
ermachiee
4 RK, 2-tact f
625.4 RK, 4-tact (Blackburne) f
775.TECHNISCH HANDELSBUREAU
- E. E K E E R Jr.