De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 1 mei pagina 1

1 mei 1926 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

He G rocne ammer fcc^/VVccfcblad voor Nederland W. A. URBAN AUTOSTALLING Frankenslag 12 Handel in auto's en toebehooren SCHEVENINGEN ONDER HOOFDREDACTIE VAN G, W. KERNKAMP Redacteuren: H.' BRUGMANS EN TOP VAN RHIJN-NAEFF Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM KEIZERSGRACHT 333 Uitg.: N.V. DE GROENE AMSTERDAMMER AMSTERDAM TOE AND HEEL. OPGERICHT IN 1877 No. 2552 ZATERDAG l MEI 1926 MEDEDEEL IN G Zeer tot ons leedwezen heeft de heer Dr. G. Nolsl Trenifézich genoodzaakt gezien, wegens gezond heidsredenen hef lidmaatschap van de redactie neer (e /eggen. Het zal onze lezers evenzeer als ons verheugen, dat wij niettemin op de medewerking van Charivarius aan dit weekblad mogen blijven rekenen. REDACTIE EN UITGEVERS VAN DE GROENE AMSTERDAMMER HET VERDRAG TUSSCHEN DUITSCHLAND EN RUSLAND VOOR het lezen van diplomatieke verdragen is nog heel wat meer noodig dan het bezit van een diploma, dat je met succes een cursus voor analphabeten hebt gevolgd. Als je het nl. er om te doen is, de eigenlijke be doeling ervan te begrijpen. De tekst zelf laat dikwijls aan duidelijkheid weinig te wenschen over; hij is echter vaak niet bestemd om den wezenlijken inhoud van de overeenkomst onder woorden te brengen, maar om dien te maskeeren. Wij weten b.v. op dit oogenblik precies, wat de bedoeling is geweest van het verdrag, dat op 8 April 1904 te Londen werd gesloten tusschen Frankrijk en Engeland; kort samengevat, komt die hierop neer: Frankrijk liet aan Engeland de vrije hand in Egypte, Engeland aan Frankrijk in Marokko. Slaat men-echter art. 2 van dit verdrag op kortheidshalve zullen wij ons hier bepalen tot dat gedeelte van het verdrag, dat op Marokko betrekking heeft dan leest men daar: De regeering van de Fransche republiek verklaart, dat zij niet voornemens is verandering te brengen in den politieken toestand van Marokko." Van haar kant erkent de Britsche regeering het recht van Frankrijk, als mogendheid die een uitge strekte grens met Marokko gemeen heeft" (in Algiers nl.) om te waken voor de rust in dit land en het te helpen bij alle administratieve, economische, financieele en militaire hervormingen, die het noodig heeft". Een geoefend oog speurt al onraad in die laatste bepaling; de erkenning van Frankrijk's recht" om de rust te bewaren en bijstand te verleenen voor allerlei hervormingen" biedt de gelegenheid tot inmenging en tot het laten gelden van Frankrijk's macht in Marokko. Maar wie in 1904 nog niet wilde gelooven, dat dit verdrag n uit een reeks, waartoe ook soortgelijke overeenkomsten met Italiëen Spanje behoorden de inleiding zou zijn van een politiek, die naar de vestiging van Frankrijk's protectoraat over Marokko streefde, kon zich vastklemmen aan den aanhef van art. 2, waarin Frankrijk immers uitdrukkelijk ver klaarde, geen verandering te willen brengen in den politieken toestand van Marokko. Dit rijk was toen een souvereine staat, waarover Sultan Abdoel Aziz regeerde; wanneer Frankrijk nu den politieken toestand van Marokko wilde laten, zooals hij was, zou het de souvereiniteit van den Sultan moeten eerbiedigen en geen protectoraat over zijn land kunnen vestigen. Zeker, zoo zou het geweest zijn, wanneer de aanhef van art. 2 de bedoeling van Frankrijk onder woorden had willen brengen, in plaats van dien te verbergen. Maar, gegeven de gebruiken der diplomatie, diende het verdrag van 8 April 1904 dat terstond gepubli ceerd werd om Frankrijk's eigenlijke plannen ten opzichte van Marokko te ontsluieren; wat het in werkelijkheid beoogde, stond in een geheim verdrag, dat tegelijkertijd tusschen Frankrijk en Engeland werd aangegaan, maar dat eerst veel later bekend is geworden. Het verdrag van 1904 is niet het eenige, waaraan zich laat demonstreeren, dat de tekst van gepubli ceerde verdragen met gepast wantrouwen moet worden bejegend; het diende hier alleen maar als voorbeeld, dat men in gedachten moge houden, wanneer men de beschouwingen leest over het verdrag tusschen Rusland en Duitschland, dat in het begin dezer week bekend werd gemaakt. De beide mogendheden, die het sloten, hebben verzekerd, dat er geen geheime afspraak is aangegaan. Het is mogelijk, dat zij de waarheid spreken; maar Ie contraire est probable aussi; er kunnen bovendien ook nog geheime overeenkomsten in de maak zijn, waarover men het in hoofdzaak reeds eens is, maar die nog onder preciese bewoordingen gebracht en beze geld moeten worden. Hetgeen bekend is gemaakt, komt voor zoover het de verplichtingen betreft, die Duitschland op zich heeft genomen hierop neer, dat het onzijdig zal blijven, wanneer Rusland door n of meer mogendheden wordt aangevallen, en dat het geen deel zal nemen aan een economischen of financieelen boycot, die tegen dit rijk zou worden uitgevaardigd. Wat dit laatste betreft, moet echter het voorbe houd worden gemaakt, dat uit wat thans in de dag bladen is gepubliceerd, niet met volkomen zekerheid blijkt, of Duitschland //; geert geval zich bij zulk een boycot zou aansluiten; men zou den volledigen tekst voor zich moeten hebben, niet alleen van het verdrag, maar ook van het aanhangsel daarbij, nl. de nota's die gewisseld zijn tusschen Stresemann en Krestinski, om hierover te kunnen oordeelen. De belofte van Duitschland om onzijdig te zullen blijven, wanneer aan Rusland, ondanks zijne vredelievende houding", een oorlog wordt aangedaan, maakt het voor het eerstgenoemde rijk mogelijk, bij het uitbreken van een oorlog, waarin Rusland ge moeid is, zelf te bepalen, of het daarbij neutraal zal blijven, dan wel zich aan de zijde van een der oorlog voerende partijen zal stellen. Immers, het is thans niet meer noodig, met voor beelden toe te lichten, dat bij het uitbreken van een oorlog de rollen van aanvaller en aangevallene niet altijd met zekerheid kunnen worden toegewezen; wanneer een of andere staat daaromtrent een beslis sing moet nemen, kan het die gewoonlijk laten uit vallen zooals zijn belang dit eischt. Tegen het artikel, waarin Rusland en Duitschland elkaar onzijdigheid beloven, zoo een van beiden wordt aangevallen, kan geen formeel bezwaar worden aangevoerd. Beide mogendheden zijn vrij, zulk een verbintenis aan te gaan; beide staan ook buiten den Volkenbond. Maar -- Uiiitsthland heeft vi-r/.ochl, in dien Vul f)e inhoud s/a/it op pagina '24. kenbond te worden opgenomen en zou daarvan reeds deel uitmaken, wanneer de bekende twist over de zetels in den Bondsraad niet was gerezen. Wanneer het straks lid van den Bond zal zijn, kan het zich niet onttrekken aan de verplichting, om medewerking te verleenen aan eventueele maatregelen, die de Bond tegen Rusland zou willen nemen, wanneer dit rijk den vrede verstoorde. Wel heeft Duitschland, voordat het verzocht lid van den Bond te worden, reserves gemaakt ten op zichte van de mogelijkheid, dat het zou moeten dienen voor een eventueelen opmarsch legen Rusland, maar het is niet geheel ontslagen van zijne verplichtingen als Bondslid in het veronderstelde geval; een absolute onzijdigheid zal het niet kunnen betrachten. Het kan niet anders dan argwaan wekken, wanneer het, vlak vóór het oogenblik, waarop het- naar men mag verwachten zijne plaats in den Volkenbond zal innemen, speciale afspraken gaat maken met Rusland. En die argwaan wordt niet weinig versterkt, wanneer men in de bij het verdrag gevoegde nota's leest, dat Duitschland, ook wanneer het in den Vol kenbond is opgenomen, niet kan worden gedwongen mede te werken tot dwangmaatregelen tegen Rusland, daar het van zijne stem afhankelijk zal zijn of Rusland bij een gewapend conflict met een anderen staat, door den Volkenbond tot aanvaller zal worden verklaard. Op zich zelf is dit volkomen juist. Zooals men weet, zal Duitschland geen lid van den Bond worden, wanneer het geen vasten zetel in den Bondsraad krijgt; de beslissingen nu van dien Raad moeten, in gevallen als het boven veronderstelde, met algerueeüe stemmen worden genomen; meent Duitschland dat Rusland niet de aanvaller is, dan kan het door geen meerderheid worden gedwongen mee te doen aan een Bondsexecutie tegen Rusland. De omstandigheid echter, dat Duitschland tevoren zoo uitdrukkelijk ei <>p wijst, dat het van zijne stem zal afhangen, of de artikels 10 en 17 van het Volkenhondspact tegen Rusland kunnen worden aangewend, moet twijfel wekken aan de onpartijdigheid van de beslissing, die het dan zal hebben te nemeiiVoo zoover wij thans mogen oordeelen, schijnt het of Duitschland twee ijzers tegelijk in het vuur wil hebben; of het zoowel met den Volkenbond als met Rusland wil aanbinden, en /ich nog verlangt voor te behouden, hoe het bij een eventueel conflict zal han delen. Maar dan laat het zich ook aanzien, dat in de V'olkenbondsvergadering van den a.s. herfst de kwestie van Ouitschland's toetreding tut deu Bond nog heel wat meer stuf zal opjagen dan in Maart II. het geval was ' KKKNKAMH

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl