De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 1 mei pagina 2

1 mei 1926 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2552 Opruiming Fototoestellen Enkele gelegenheidstoestellen, w.o. met Zeiss-lenzen. Kodaks vanaf fl. 5. Alles onder garantie geleverd. J O S, HARTOG Hoofdstcëg 17 Nobelstraat 28 ROTTERDAM UTRECHT DE BEZETTING VAN HET MINISTERIE VAN LANDSVERDEDIGING DOOR ICKDIKN Changct de duntf TOT nu toe genoten de ministers der militaire departementen in de volksvertegenwoordiging in den regel van n voordeel: een voordeel dat hun in een enkel opzicht een voorsprong gaf in de jaarlijksche competitie-wedstrijden". Zij stonden daar als vakman tegenover dilettanten; zij kwamen uit als een in n richting gespecialeerde professional tegenover amateurs met neigingen naar veel- of alzijdigheid. De heer Limburg bleek als formateur afkeer/g van militaire professionals, van handicap of van beide. In zijn beknopte handleiding voor den for mateur" in negen deelen, had hij nadrukkelijk de militairen uitgesloten van de bezetting der militaire departementen. In dit gedeelte van zijn werk als formateur heeft hij succes gehad: de burger-minister voor het in wording zijnde of heetende departement van lands verdediging is in het kabinet-de Oeer als oeuvre posthume van den voorafgaanden formateur over genomen. Minder genoegen heeft de heer de Geer zelf van zijn volgzaamheid beleefd. Het is te hopen dat toekomstige formateurs uit het gebeurde een les zullen trekken. Want waarlijk het ne enkele voordeel dat de militaire minister als professional in de Kamer be zitten kan door zijn vakkennis, mag men hem wel gunnen. Zoo gemakkelijk is de positie dier ministers in de Kamer niet, dat er reden bestaat om hun dit houvast te ontnemen. Integendeel leert de ervaring dat dit vrijwel het eenige is, waarvoor de Kamer nog wel eens eerbied betoont. Men vraagt zich af hoe Mr. Limburg tot deze zonderlinge culte de iincompétcnce" gekomen is. Van een man als den heer Limburg mag men niet veronderstellen, dat de vijandigheid van den V.U.B. tegenover de militaire wereld hem tot de principieelc afwijzing van het militaire element gevoerd heeft. Was het dan het verlangen om het eene militaire departement niet boven het andere te bevoordeelen? Daarvoor bestond schijnbaar eenige reden. Het is niet onmogelijk, dat de marine zich eenigermate achtergesteld zou gevoelen, wanneer bij de be slissing over de groote reorganisatie, die voor dit deel der weermacht in uitzicht gesteld is, de leiding van het departement weder in handen van een officier der landmacht kwam. Deze verklaring schijnt echter reeds dadelijk niet te rijmen met de pogingen van den heer Limburg om den secretaris-generaal van Oorlog voor de militaire departementen te bestemmen. Bovendien zou op die wijze aan een overweging van bijkomstige beteekenis beslissende waarde zijn toegekend. Bij de oplossing van het marine-vraagstuk zijn zulke groote belangen betrokken, dat dergelijke ge voeligheden geen gewicht in de schaal mogen leggen. Er waren trouwens reeds aanwijzingen, die deden N.v. % F. VAN DER HEIDE HILVERSUM 'SQRAVELANDSCHEWEQ. TEL. 1150. VRAAGT U EENS TEEKEN INGEN EN PRIJSOPGAAF VOOR HET SMAAKVOL INRICHTEN VAN uw LANDHUIS OF VILLA. BEKNOPT PROSPECTUS FRANCO. betwijfelen of de marine beter uit is met de opdracht van het interimaat aan een burger, dan wanneer een landmacht-officier daarvoor was aangewezen. Het feit, dat de burger-minister de door zijn voorgan ger op de begrooting uitgetrokken gelden voor de vernieuwing van twee torpedo-bootjagers en een onderzeeboot daarvan weer heelt afgevoerd, is in dit opzicht een sprekend voorbeeld. >> Tevens was dit teekenend voor de houding der Regeering tegenover het marine-vraagstuk. Op zich-zelf is het natuurlijk rationeel, wanneer een minister geen gelden aanvraagt zonder dat hij over tuigd is van de nood/aak der uitgave. Hoogstwaarschijnlijk komen er echter /eer vele posten op de begrooting voor die gehandhaafd bleven, zonder dat de noodzaak der uitgave door dezen minister reeds ten volle doorschouwd was. Wanneer men dit in aanmerking neemt, vestigde het schrappen van dezen post den indruk, dat de Re geering bijzondere redenen had om aan de behoefte der uitgaven voor de vervanging van opgevaren Indische marinevaartuigen te twijfelen. Indien dit juist is en de Regeering zelfs nog in twijfel verkeerde tegenover het vraagstuk of zij liet materieel der Indische vloot tot de tegenwoordige sterkte wilde handhaven, hoe lang moest het dan nog duren voor zij op grond van een goed gevestigde overtuiging de leiding zou kunnen nemen in de zooveel inge wikkelder marine-vraagstukken, waaraan zij e.'n oplossing moet geven? De erkenning dat de Regeering tegenover een zoo elementair vraagstuk nog geen besluit kou nemen, was een sprekend getuigenis hoe vreemd zij zich gevoelde tegenover het marine-probleem ?-- dan wel hoe weinig men zich gedurende ile vorming der regcering aan dergelijke vraagstukken van primordiale beteekenis gelegen liet liggen. Dat zij op dat gebied slechts een onbeschreven blad meebracht, bleek trouwens reeds uit de Regeetingsverklaring. Zij stelde daar de samenvoeging der militaire departementen voor als vaststaande en bracht splitsing der marine in twijfel, terwijl toch het eerste volgens de algemeene opvatting niet tot uitvoering behoort te komen voor de splitsing aan vaard is. Het heeft dan ook maar zeer kort geduurd of de Regeering moest in zoover weer op haar aan vankelijke verklaring terugkomen en den oiiverbrekelijken samenhang van beide veranderingen erkennen. Ook omtrent de vraagstukken, die bij het andere militaire departement om een oplossing vragen, was er reden te twijfelen of de Regeering tegen haar taak opgewassen zou zijn. De regeeringsverklaring bevatte dienaangaande slechts eenige vage toezeggingen niet z.g.n. demo cratische allures, die zich weinig hoven de banaliteit verhieven. Voor zoover daarin iets positiefs in uit zicht werd gesteld, moest het bovendien practisch reeds herroepen worden. De voortzetting van de versobering der weermacht" scheen meer een woord om vriendelijk te stemmen dan een belofte van beteekenis. Hoe weinig men daarvan na de eindelooze versoberingsactie mocht verwachten is door minister van R. zelf reeds in zijn Memorie van .Antwoord op hoofdstuk V111 te kennen gegeven, waar hij meedeelde dat de bezuinigiugslijn asymptotisch verloopt en dat thans door het opraken der mobilisatie-voorraden de uit gaven zich weldra in de stijgende lijn zouden begeven. De verklaring dat deze versobering onder meer'' zou worden verkregen door 's Lands verdediging te concentreereii in de mobiele strijdkrachten, waar,,door een belangrijke vermindering van het afzonderlijk personeel der vesting- en kustverdediging mogelijk is" was zeer geschikt om den indruk te vestigen, dat de Regeering afstand wilde doen van het vestingstelsel ten bate van het veldleger. Aangezien echter de mobiele strijdkrachten niet bestaan kunnen zonder verzekerde aanvulling en aanvoer van levens- en strijdmiddelen, zouden deze strijdkrachten na de opheffing van het vestingstelsel zelf belast moeten worden met de beveiliging van het gebied, waar voor die aanvulling gezorgd wordt. Aldus zou de concentratie op de mobiele strijd krachten aanstonds leiden tot het verlies tier mobi liteit. Maar het heek- plan werd weer weggevaagd duur de M. v. A. bij de vest ingsbegroot ing, waar de hand having van het vestingstelsel en versterking van het Z. en'(). front der vesting Holland verdedigd wordt. Het reeds zoo sobere object der in de Regeeringsverklaring aangekondigde versobering was daarmee alweer verstoven. Toch is besparing dringend nnodig, m de eerste plaats voor de weermacht zelve. Want in hare be wapening en uitrusting ontbreekt veel \an het allernoodigste. Er was grond vuur de verwachting, dat het inzicht iu de noodzaak om in die leemte te voorzien den heer v. R. niet zou untbtekeu. Als hoofd van het niunitie-buieau tijden^ de mobi lisatie is hij ruimschoots in de gelegenheid geweest te ondervinden, hoe moeilijk het is om na de mobili satie het op dat gebied verzuimde te hei'Mellcn. In een uitnemende d»or Krijgswetenschap gepubli ceerde studie heeft tl e lieer van R. /ijn ervaringen meegedeeld en tal van maatregelen aangegeven, die in vredestijd genomen moeten worden. Iu zoover /uu de heer v. R. dus als geroepen kumeu BATENBURG 6 FOLMER (G. W. FOLMER) DEN HAAG, HUYGENSPARK22 BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS MET SAFE-INRICHTING VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE INTERNATIONALE TRANSPORTEN Het ongeluk is echter, dat daarvoor geld noodig is en dat het legerbestuur daarom voor de /ware taak gesteld is, geld, vél geld te vinden door besparing op andere onderwerpen. Dat dit niet te verkrijgen was door de aangekon digde versobering, is buiten kijf. Minister v. H. gal reeds te kennen dat de/e zelfs niet tegen de te ver wachten stijging zal kunnen opwegen. De onmisbare besparing zal alleen te \erkrijgen zijn uit een reorganisatie. Maar om deze te kunnen ont werpen en doorvoeren is een grondige kennis en ervaring onmisbaar. Summa siinimaruni bestond bij beide militaire departementen wegens den aard en het belang der daarbij aanhangige vraagstukken meer dan ooit behoefte aan een krachtig leider met goed gevestigde overtuiging omtrent de groote te volgen lijnen. De door den heer Limburg en op zijn voetspoor door den formateur betrachte culte de l'imcompétence" u',is dus hier allerminst verantwoord. De heer van Roven heeft inmiddels de fout on gedaan trachten te maken door zich terug te trekken. De voldoening over zijne vervanging door den heer Lambooy is echter niet ongemengd. Te veel tegenstrijdigheden zijn in de korte voor afgaanden loopbaan van den jougsteii minister ge bleken. Reeds dadelijk bij zijn eerste optreden heeft het verwondering gewekt, dat hij, die te voren het z.g.n. Standaardstelsel fel bestreden had, zitting nam in een kabinet dat ongetwijfeld iu de richting van dat stelsel zou dringen. De verwondering steeg toen de minister, die geko men was om de splitsing der marine door te voeren, een verklaarden tegenstander van die operatie aan liet departement riep om hem met de leiding daarvan te belasten. De recente verandering van houding van den heer L. tegenover liet votum betreffende het gezantschap hij den Paus moge men mede op rekening van Monseigneur schrijven, die eerst aftreden gebood ei? daarna toetreden gedoogde zij kan toch bezwaarlijk strekken om het vertrouwen in de beginselvastheid van den heer l.ambouy /elf te versterken. Bovendien was hij iu zijn vorige periode er in ge slaagd, uin van den aanvang af de marine tegen zich in te nemen duor de leiding van het depaitement in handen (e leggen van een officier var lageren rang, waardoor diens superieuren, aar het departement zelf, practisch ondergeschikt werden Zelfs de burger-minister toonde beter begrip vai verhoudingen, door aan dezen ongezonden toestaiu' dadelijk een einde te maken. Hu aan het andere departement was verwarring en ontstemming over een reeks onberaden planner: zooals bijv. het zonderlinge denkbeeld om dei commandant der mobiele stri.idmaelit tevens te In lasten met het opperbevel, met inbegrip van al u> vele en velerlei daarbij behoorende functies. Ten gevolge van een eil ander wordt ministe Lambooy thans met heel wat minder vertrouwei begroet dan bij zijn eerste optreden. De lieer de (k-er is een formateur /onder wederga een heel Kabinet zette lui in een haiulomdraaiei ii; elkaar, (ieen wonder, dat hij de oplossing van eei simpel vraagstuk als de vervanging van dui ministe van landsverdediging a.h.w. uit den mouw schudt Zijn taak eischt echter toch wel iets meer dan di van een goochelaar; ook voor den formateur is vlot heid en vlugheid van hand van beteekenis maa vuur hem is dat niet voldoende. Het zal nog moeien blijken of dit geval de uit zondering wordt, waarop ons spreekwoord doelt haa^tigi -poen. zelden cued. Kon. Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER 6 Co. CAS <ro ^ DEN HAAG <^> ? ? AMSTERDAM ~ ARNHEM Verhuizingen per Auto-Trein

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl