Historisch Archief 1877-1940
2
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2553^
MEDISCHE KRONIEK
DIK WORDEN EN
MAGER WORDEN
DOOR PROF. DR. W. STORM VAN LEEUWEN
/. Theoretische Beschouwingen
W OOR het laatste is tegenwoordig meer ambitie
* dan voor het eerste. Velen zuchten, dat zij te
dik zijn en doen de wonderlijkste vragen.
Is het waar, dat men van waterdrinken dik wordt?
Wordt men mager van vruchten eten?
Wordt men dik van zwemmen? ,, Ik heb gehoord:
als men zwemmen gaat, wordt men eerst nog dikker
en pas daarna weer mager".
Is lichaamsbeweging goed?
Is het voldoende om geen suiker in de thee te nemen?
Dat zijn eenige van de vragen en dan volgt er
vast en zeker nog een, die geuit wordt als een wan
hoopskreet: Hoe komt het dat ik zoo dik word, ik
eet toch niet meer dan een ander"?
We zullen niet het geheele vraagstuk grondig be
handelen, want daarover kan men een boekdeel
schrijven, velen hebben dat trouwens gedaan. Maar
een paar opmerkingen zijn toch wel te maken.
En dan wil ik eerst beginnen met sommigen die
lijden onder hun dikte een woord van troost toe te
voegen, om hun dan daarna een illusie te ontnemen.
De troost is: Inderdaad, het is niet geheel en al
uw schuld, ge eet dat geldt althans voor de meesten
niet meer dan vele anderen, die er broodmager
bij blijven. Wie u dus van vraatzuchtigheid beschul
digd, heeft ongelijk.
Maar en nu komt de desillusie - -- voor uw doen
eet ge te veel en als ge mager wilt worden, kan dat
weliswaar langs verschillende wegen geschieden; n
ding hoort er echter bij, ge moet minder eten dan ge
nu doet en misschien gedurende eenigen tijd zoo
weinig eten, dat ge door eigen ervaring gaat leeren
hoe honger aanvoelt.
En nog iets. Ik wil niet zeggen dat dikke meiischen
minder waarheidslievend zijn dan dunne, maar of
hun relaas van wat ze dan op n dag verorberen
altijd geheel en al correct is?
Ik heb een dame gekend.... but that is another
story !
Laten we het voornaamste punt eens onder handen
nemen. Hoe komt het, dat met een zelfde hoeveelheid
voedsel de eene mensch dikker wordt dan de ander?
Het is niet zoo gemakkelijk om daarop te antwoorden,
maar om vast een denkrichting aan te geven, kunnen
we een vergelijking maken en vragen: Hoe komt het
dat de eene machine met dezelfde hoeveelheid brand
stof meer arbeid verricht dan de andere"? Twee
auto's van gelijke grootte leggen eenzelfden weg met
gelijke snelheid af. Bij aankomst heeft de eene zijn
benzinereservoir nog half vol, bij de ander is het leeg.
De eene mensch verbruikt, terwijl hij dezelfde
bezigheden verricht als een ander, minder brandstof
dan deze laatste, de eerste houdt dus over en zet
die overmaat om in vet.
We kunnen dit wat nader preciseeren.
Het voedsel, dat we met brandstof vergelijken,
dient in hoofdzaak voor twee dingen nl. l", voor het
instandhouden van het lichaam, en 2' om het lichaam
uitwendigen arbeid te doen verrichten.
De som van alle processen, die in het lichaam
noodig zijn voor de eerstgenoemde functies: beweging
van hart, ademhalingsorganen, maag en darm,
de arbeid der klieren en het herstel van slijtage"
der cellen, noemen we de grondstofwisseling of
basaalmetabolisme. De intensiteit van dit
basaalmetabolisme varieert sterk bij verschillende indivi
duen, de hoeveelheid voedsel (brandstof) echter die
noodig is om een bepaalde hoeveelheid uitwendige
arbeid te verrichten is aan veel minder schommelingen
onderhevig. Wanneer dus twee personen eenzelfde
hoeveelheid uitwendige arbeid doen b.v. een zwaar
gewicht een berg opsleepen, dan zal de hoeveelheid
extra voedsel die zij daarvoor noodig hebben ongeveer
gelijk zijn, natuurlijk onder de voorwaarde, dat beidt1
aan dit soort arbeid gewend zijn, zoodat niet een van
hen veel onnoodige en onoordeelkundige bewegingen
erbij maakt. Merkwaardig is, dat, wanneer men
uitLAAT UWE CENTRALE VERWARMING
EN BIJKOMENDE INSTACL ATI t S
AANLEGGEN DOOR
DEKON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT
EN GE ZULT TEVREOENTZWN,
rekent hoeveel voedsel (brandstof) noodig is voor een
bepaalde hoeveelheid arbeid, men voor de menschelijke
machine" een nuttig effect vindt van ca. 22 pCt.
terwijl dit voor goede stoommachines ook in die buurt
of iets hooger ligt.
Dus: het basaalmetabolisme is van individu tot
individu verschillend, de hoeveelheid voedsel die
noodig is voor een bepaalde hoeveelheid extra arbeid
is vrij constant. Men zal hieruit begrijpen, dat het
bovengegeven voorbeeld van de twee automobielen
niet geheel juist is. Beter ware geweest te zeggen:
Ik heb twee automobielen, die voor eenzelfde aantal
kilometers evenveel benzine noodig zouden hebben,
de eene echter gebruikt meer olie dan de andere,
komt dus met een leeg oliereservoir aan, terwijl de
andere nog overheeft.
Alvorens verder te gaan, moeten we even bespreken
hoe men aan deze wijsheid komt en hoe men de stof
wisselingsprocessen kan meten. Het zou te ver
voeren, dit in details uiteen te zetten, en ik moet mij
er toe bepalen te vermelden dat men als regel de in
tensiteit van de stofwisseling meet, door na te gaan
hoeveel zuurstof per eenheid van tijd gebruikt wordt
en hoeveel koolzuur wordt afgestaan. Wil men op deze
wijze het saa/-metabolisme bepalen, dan moet men
de proefpersoon onderzoeken in een toestand van zoo
volledig mogelijke rust, liefst 's morgens na het ont
waken, terwijl hij nog geheel nuchter is, zoodat ook
de functie van de digestieorganen op een minimum
is ingesteld. Men bepaalt dan meestal de
zuurstofopname gedurende een half uur en berekent daaruit
hoeveel het in 24 uur zou zijn-geweest.
Theoretisch heeft deze methode groote fouten,
want zuurstof dient om drie verschillende brand
stoffen" te verbranden n.l. eiwit, vet en kool-hydraten
en de hoeveelheid zuurstof, noodig om een gram vet
te oxydeeren, is niet evengroot als de hoeveelheid,
noodig voor een gram eiwit en bovendien: een gram
vet levert ruim twee maal zooveel warmte (in
caloriën uitgedrukt) dus tweemaal zooveel energie, als
een gram eiwit of koolhydraten. Theoretisch is de
zaak dus niet geheel in orde, maar in de praktijk is
gebleken, dat men toch door het meten van de
zuurstofopname een bruikbare maat voor het
basaal-metabolisme krijgt.Men heeft thans betrekkelijk eenvoudige
toestellen int deze metingen te doen. e extra ver
meerdering van de stofwisseling, die noodig is
om nu bovendien ook nog arbeid te kunnen doen,
wordt bepaald door bij de proefpersonen gedurende
het verrichten van een nauwkeurig te bepalen hoe
veelheid arbeid (men zet hem bijv. op een fiets, die
op een statief rust, en waarbij een rem op het achter
wiel is aangebracht zoodanig, dat de arbeid die ver
bruikt Wordt bij het trappen" op een toestel kan
Worden afgelezen) het zuurstofverbruik te bepalen.
L)e proefpersoon krijgt dan meestal een masker op,
dat door buizen met een zuurstofreservoir ver
bonden is, men bepaalt bovendien ook de uit
geademde koolzuur, alles methoden, te ingewikkeld
om uitvoerig te vernielden. Het principe is echter een
voudig. Ik wil weten, Welke de som bedraagt van
een aantal gecompliceerde processen die in het lichaam
plaats vinden en ik meet n factor. Dat is een een
voudige methode, die in de practijk van de genees
kunde bruikbaar is. Dat zij gebruikt mag worden
danken we aan hen die in het laboratorium eerst
alle gecompliceerde bepalingen hebben verricht en
daarna hebben aangetoond, dat voor de practijk een
aantal factoren mogen worden verwaarloosd zonder
dat grove fouten ontstaan.
We meten dus het basaal-metabolisme en als we
dan bij een bepaald persoon een waarde hebben ge
vonden, moeten we nog weten of die waarde hoog
of laag is. Ook dat is vrij eenvoudig, want men ver
gelijkt met de waarden die door anderen gevonden
'zijn bij onderzoek van een groot aantal normale
personen. Die normale personen moeten daartoe echter
in groepen Worden ingedeeld. Ten eerste volgens den
leeftijd, want een kind dat nog in de groeiperiode
verkeert, heeft relatief een hooger basaal-metabolisme
dan een volwassene.Ten tweede volgens den omvang",
want liet is duidelijk, dat een normale, maar groote,
/.waargebouwde man een veel hooger basaal-meta
bolisme zal hebben dan een eveneens normale, maar
kleine man. lin nu komt een moeilijkheid. Hoe zal
ik de begrippen griwt, zmiargebtniml en klein in
getallen uitdrukken? Wegen is niet afdoende, dat
\\eet men allang. Men moet het gewicht wel in aan
raking nemen, maar het nog vermenigvuldigen meteen
,,1'actc r", en het tot een macht verheffen; sommigen
maken nog een andere berekening, waarin ook de
lengte of de /.g. zithoogte" (mooi woord !) voor
komt enz. Maar in ieder geval het gewicht zal er bij te
pas moeten komen, daar kom ik zoo dadelijk op terug.
Laat ik eerst twee gevallen noemen, waarin ondanks
alle moeilijkheden e bepaling van liet
basaalmetabulisine zulke duidelijke uitslagen geeft, dat niemand
twijfelt: dat is bij de lïasedowsche ziekte, waar de
stofwisseling verhoogd is en bij het cretinisme of bij
aangeboren gebrek aan scliildklierweefsel, Waar du
stofwisseling zeker te laag is. I;n, dat wil ik er dadelijk
bij zeggen, in het laatMe geval kan men door
scl'.ildkliurtabletten te laten eten het liasaahnetabolisine
tot normale Waarden zien terugkcercn, waarbij clan
tevens de ziekteverschijnselen, teweeggebracht door
het gebrek aan scliildklierweefsel, verdwijnen.
In deze gevallen is dus de zaak eenvoudig. Maai' nu
AU CAVEAU PARISIEN"
American Bar - Dancing Amsterdam
Afternoon-ThéDansant 4 6.30
Soiree-Dansante 8.45?12
ALS GROOTSTE ATTRACTIE VOOR DEN DANS
DE BEROEMDE ENGELSCHE BAND
THELONDON SYMPHONY FIVE"
bij de vetzucht. Als we daar het basaalnietaboiisme
meten, vinden we als regel geen duidelijk verschil
met normale menschen. $>
Is dan de geheele uiteenzetting die ik boven gaf
fout?
Dat behoeft niet zoo te zijn. Ter eerste kan er een
afwijking zijn, betrekkelijk klein, zoodat ik ze niet
gemakkelijk meet, maar die, dag in dag uit inwerkend,
maakt, dat iemand dikker Wordt: dan kan het nog
zijn, dat de stoornissen juist zich voordoen gedurende
de voedselopname, zoodat ze bij het onderzoek van
den geheel nuchteren patiënt niet blijken. Onder
zoekingen van den jongsten tijd wijzen wel in die
richting. En tenslotte: de vergelijking met normalen
is zoo moeilijk. We meten een zeker zuurstofverbruik
en moeten dat terug brengen tot een eenheid"
van omvang of van gewicht, en nu wil het ongeluk
dat juist de dikke man zich daardoor van den
dunnen onderscheidt, dat hij twintig kilo meer
weegt, welke twintig kilo hoofdzakelijk uit vet en
water bestaan d.w.z. een weefsel dat een veel lager
basaalmetab u srne heeft dan de zeventig kilo normaal
menschelijk weefsel, dat de dikke en de normale
geineen hebben. Moet ik die twintig kilo vet en water
aftrekken? Is dat geoorloofd? Hn hoe weet ik of
ik twintig of dertig kilo moet aftrekken? Ik zou
moeten schatten hoeveel de dikke man wegen zou
(voor vrouwen geldt natuurlijk hetzelfde, uit beleefd
heid spreek ik 'maar steeds van den dikken man)
indien hij niet abnormaal dik was en dat is niet ge
makkelijk en zeker niet nauwkeurig.
VAN NELLE'S TABAK
KWALITEIT
ALOM VERKRIJGBAAR
DROOMEN
Traas* drijven mi/n (Jroomcn door duistere kamer ..
De schemering dwarrelt in t/r/yze vlokken lan^s mi
vensters ....
/Je wereld rs wit s///. . . . (/room ....
/Je hoornen staan s/om .... schuw. . . . /oom . . .
-?Hoc za/ nu de oude stroopershut liggen'.'.
.... hef wilde sluilzand is toegedekt. . . .
Ln d oude dennen .... en hoooe heuvels ....
en o, de zere/7 kleine kolken ....
hn de beek, waar we .s zomers zoo heerlijk stoeiden. . .
Zou de oude, grijze, moede siroopvr
nu zvverre/7 door witte omver/c hjkh<'/(ij
Ol bij l laaiende vuur van nivslieke smidse
s^eivee/'/oo/x'fi smeden ?*
Ol vreemde, droeve wijzen spelen
op d oude, geliclde harmonica.
omhurkl door d idiote, verwilderde doch/ersj
Over dl de verre, verlaten landen
daalt '/.wijdend de witte wade neer....
Óók over de ijroole. lichtende steden ...
Óók over de zwarte, duistere linnen ....
Óók over de verre, varende schepen ....
Witte, wille, wille droomen.
waar zi/n .ullie toch vandaan gekomen.J
Kon, Meubeltransport-Maatschappij
DE GRUYTER 6 Co.
cv» <^ <M> DEN HAAG <~> ? <~>
AMSTERDAM ~ ARNHEM
Bewaarplaatsen voor Inboedels