Historisch Archief 1877-1940
No. 2554
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
OP DEN ECONOMISCHEN
U I T K IJ K
DOOR JHR. MR. H. SMISSAERT
De werking van onze Armenwet
DE heer J. F. L. Blankenberg, oud-Amsterdammer,
oprichter en oud-voorzitter van Liefdadigheid
Naar Vermogen, gaat, sedert eenige jaren te Parijs
woonachtig, er mee voort (trots het klimmen van
zijn leeftijd), levendige belangstelling te toonen in ons
vaderlandsch armwezen, waaraan hij sedert zijn jeugd
veeltijd, veel liefde en veel zorg gewijd heeft. Terug
getreden uit de actieve deelneming in dit veelomvat
tende sociale werk, blijft hij niet alleen kennis nemen
van wat op dit gebied voorvalt, maar wordt niet
moede, daarvan studie te maken en in verschillende
binnen- en buitenlandsche organen de vruchten
van die studie neer te leggen. Het verwonderde mij
daarom niet zoo bijzonder, toen ik in den Charity
Organisation Quarterly", van April 1.1., uitgave der
welbekende Charity Organisation Society" een
artikeltje van zijne hand vond over Foor Relief in
Holland" met den ondertitel: Some Statistics".
Inderdaad geeft de heer BI. hier niet heel veel meer
dan cijfers, door hem ontleend aan de mededeclingen
van ons Centraal Bureau voor de Statistiek, waaraan
hij slechts enkele kantteekeningen vastknoopt. Maar
onder die cijfers zijn er zoo belangwekkende, dat ik
er de aandacht ook van mijne lezers op vestigen wil,
tevens daarbij wijzende op den indruk, dien zij in
Engeland hebben gemaakt en.... op den induik,
dien zij op ons, hier in Holland, maken.
Dit ter inleiding. Wat ik nu in het licht wil stellen,
is dit: onze gezamenlijke armenzorg-lasten zijn
(in ponden sterling!) gestegen van 2.298.676
in 1913 op 5.959.978 of uitgedrukt in shillings
en pence van 6.10 op 16.11 per inwoner! Dit zijn
cijfers, die ons wel even tot nadenken moeten stem
men. Natuurlijk moeten wij daarbij rn\ t in de (toen niet
zoo heel ongebruikelijke) dwaling vervallen van te
meenen, dat dus de armoede, de behoefte in gelijke
mate gestegen is. Wij hebben hier een statistiek van
wat werd gegeven, niet van wat noodig was. Wil ik
hiermee zeggen, dat meer gegeven wordt dan noodig
is? Ik wil alleen doen opmerken, dat de twee be
grippen elkaar niet dekken en dus niet gelijkgesteld
moeten worden. En ik wil daarbij tevens opmerken,
dat in zekeren zin en tot op zekere hoogte eene zelfs
aanmerkelijke stijging van de armenzorg-uitgaven
tusschen 1913 en 1922 alleszins verklaarbaar is. Want
wie beseft niet, dat ook hier de index" grooten
invloed uitoefent? Onderstand, die in 1913 voldoende
kon worden geacht, zou ongetwijfeld in 1922 beneden
het peil zijn geweest. Ik wil niet zeggen, dat hier
mee alles verklaard is, doch wel, dat hierin een in.i.
zeer belangrijke factor is gelegen, dien wij allereerst
bij pogingen tot verklaring in aanmerking moeten
nemen.
Intiisschcn, hierop hoe gewichtig ook ga ik
voor 't oogenblik niet verder in, want op iets anders
nog wil ik wijzen. Wij kennen drie groote groepen
van armenzorg-instellingen: de burgerlijke, de kerke
lijke, de bijzondere. In welke verhouding draagt elk
dezer drie groepen bij in het totaal der lasten? In
percenten uitgedrukt was ten jare 1913 het deel der
burgerlijke armenzorg 57.11, dat der kerkelijke 30.20,
dat der bijzondere 12.63. Tien jaar later, in 1922,
was de verhouding gewijzigd: de 57.11 pCt. der
burgerlijke was tot 75.10 gestegen; de 30.20 der
kerkelijke tot 17.30 gedaald en de 12.63 der bijzon
dere op 7.54 teruggevallen.
Letten wij nu eenvoudigheidshalve alleen op de
burgerlijke en de kerkelijke armenzorg en houden wij
deze cijfers vast voor de wisseling der verhoudingen
in dit tien-jarig tijdvak: 57.11 en 75.10 pCt. voor de
overheid, daarentegen 30.26 en 17.36 pCt. voor de
Kerk. Maar wij zagen ook, dat het geheel der ge
zamenlijke armenzorg-lasten in den loop dier tien
jaren van ruim 2} op bijna 6 millioen pond is ge
stegen en de vraag is dus of de Kerk, terwijl haar
aandeel in het totaal percentsgewijze slonk, toch niet
in volstrekten zin hare uitgaven heeft zien toenemen.
Dit is inderdaad het geval: die 30.26 pCt. der Kerk
in 1913 vertegenwoordigde een bedrag van rond
700.000, terwijl de 17.36 in 1922 op 1.034.652 pond
neerkwam. M.a.w.: de verschillende kerkelijke orga
nisaties hebben in deze decade meer dan 300.000 pond,
d.i. ruw-weg gerekend 3 millioen 6 ton in guldens
meer aan hare armen ten koste gelegd.
Zeer zeker is dit een merkwaardig feit; de offer
vaardigheid spreekt hieruit duidelijk. En dit is het
dan ook, wat de (Engelsche) redactie van den Charity
Organisation Quarterly treft: zij stelt ons land als
beschamend voorbeeld voor oogen aan Engeland,
dat, zegt zij, meer en meer den weg van staats
armenzorg opgaat. ,,De op den belastingbetaler druk
kende, last" zoo merkt zij op is weliswaar
van 57 pCt. op 75 pCt. van het geheel gestegen, maai
de kerken, hoewel haar aandeel daalde, hebben haar
bijdrage van 700.000 op l millioen pond verhoogd en
brengen nog steeds een zeer respectabel deel van het
geheel op".
Deze beschouwing is juist. Maar, eigenaardig ge
noeg, wordt zij niet gedeeld door vooraanstaande
figuren in de Ncderlandsche kerkelijke armenzorg.
Zij toch letten meer op het feit, dat de burgerlijke
armenzorg hare millioenen uitgaven in veel sneller
tempo ziet rijzen (men kan zeggen: doet rijzen), dan
de Kerk, die naar hun inzicht teruggedrongen wordt
door de overheid.
Het is geen wonder, dat deze aangelegenheid juist
in den laatsten tijd weer de aandacht heeft getrokken,
want aan het einde van 1925 was het 12.1 jaar ge
leden, dat onze nieuwe Armenwet (van 1912) in
werking trad en de oude wet van 1854 verving. Dat
feit gaf ook den heer 11. de Wilde aanleiding, in het
Diaconaal Correspondentieblad voor de Gerefor
meerde Kei ken in Nederland" (December 1925),
zijne meening daarover te zeggen. De heer de Wilde
dan wijt het door hem betreurde verschijnsel van
wassende overheids- en dalende kerkelijke armen
zorg aan de wet en die wet wijt hij aan de politiek,
aan het streven der hervormers", die niet ophielden,
om eene herziening van de armenwet te vragen en
daarbij den voorrang aan de publieke armenzorg
wilden toekennen.
De heer Blankenberg om tot hem terug (e
kceren - komt in het Aprilnuntmer van dat orgaan
daartegen, terecht, op; hij herinnert er o.a. aan, dat
ook de samenstellers van het bekende Nuts-rapport
inzake wijziging van de wet het subsidiair karakter
der burgerlijke armenzorg op den voorgrond stelden,
gelijk ook deed minister Heemskerk, die de (latere)
wet van 1912 ontwierp, in hel Parlement verdedigde
en in het Staatsblad bracht. Ook de heer Blanken
berg vindt het toenemend percentage der openbare
armenzorg een hoogst betreurenswaardig resultaat",
maar hij ziet voor de Kerk geen anderen uitweg, dan
dat zij van hare zijde door bijzondere krachtsin
spanning al het mogelijke te werk stelle om de burger
lijke armenzorg tot een minimum te beperken.
Wat mij betreft, ik sluit mij geheel bij de zienswijze
van den heer Blankenberg aan. l lij heeft volkomen
gelijk, als hij, terloops, opmerkt, dat de wet van
1854 dezelfde uitwerking heelt gehad als die van
1912, n.l. toeneming van de openbare
armenzorglasten. En hij had daaraan kunnen toevoegen dat
hier een ironie der feiten spreekt. Wan! die wet van
1854 beoogde vooral: paal en perk te stellen aan het
wassen der publieke lasten uithoofde van onderstand.
Die wet werd ingediend door een minister, die naar
het huidig etiket was een man van rechts", wiens
streven er op gericht was de armenzorg in hoofdzaak
over te laten aan kerkelijke en bijzondere instellingen.
DIERSTUDIES
Voor de vele bewonderaars van de
tcekeningen van onzen medewerker
II. Verstijnen en om te voldoen aan de
vele tot ons gerichte aanvragen, hebben
wij een zestigtal van de beste Dierstudies
in een album uitgegeven. Gedrukt op
Iraai kunstdrukpapier en in steviüen
band verschenen:
O
lier
en
nze XVveii c
Karukterstudies tl oor
II. VERSTIJNEX,
met ruize-rijmen van
C II ARI VARI U S
en een voorwoord van
A. F. I.PORTIELJE
De prijs van het album is \ 'J.ö,
terwijl het bij iederen boekhandelaar
is te verkrijgen.
/)i' f 'ili/i't't'/'
I7an Holkema <?->' H"ijrcnihr/".< I ' il</.- .Jlij.
Wat heeft men mei die wet bereikt? Aanhankelijk,
d.i. tot de wijziging in 187n, het tegendeel der be
doeling, want de kerkelijke armenzorg, die in 1854
niim de helft van liet totaal voor hare rekening nam,
zag haar aandeel in 1809 op pi. in. 42 pCt. terug
gebracht en de burgerlijke armenzorg was het, die
(in 1809) voor bijna de helft opkwam. Na 187(1 komt
daarin wel eenige kenteiing, maar liet is nu vuoral
tusschen 1870 en 1890 de bijzondere wel
dadigheid, die aan de winnende hand is en wier
percentcijfers stijgen. In 1912: een nieuwe armenwet.
weer van een man van rechts" en weer de ver
klaring, dat van de overheids-armcn/.org hel subsi
diair karakter nadrukkelijk moet worden gehand
haafd".
Wij zagen reeds, wat er na 12', jaar praktijk nok
van d' c bedoeling is terechtgekomen. De /aak is,
natuurliik, dat wij hier staan voor een /eer samenge
steld verschijnsel, waarop de letter en de geest der
wet feitelijk weinig invloed uitoefenen, omdat het
in zijn we/en wordt beheerscht door allerlei factoren.
die buiten den wetgever omgaan. Kon ik uitvoeriger
zijn dan mij toegestaan is, ik /ou gaarne de voor
naamste (lier factoren aanwij/en: misschien is daartoe
later wel gelegenheid. Laat mij dus than< volstaan
met op het verschijnsel te hebben gewezen en laat
mij eindigen met het nuchtere maar juiste woord
van minister Heemskerk in zijne toelichting tot de
armenwet 1912: naarmate liefdadigheid meer op
bloeit, zal het terrein van de overheidszorg inkrimpen".
Amsterdamsche Hypotheekbank
HEERENGRACHT 581, AMSTERDAM
OPGERICHT l 882
Geeft uit:'4V2 pCts. PANDBRIEVEN
1^^ in stukken van ZZZI
f 1000*- en f
500.en sluit Leeningen onder Ie Hypothecair verband op
zeer billijke conditie n. DE DIRECTIE.
DE AMSTERDAMSCHE 5
/ \
\~
A
\
\l
Als gij zeker wilt rijn. dar bij Uw overlijden ut
uitkeering ronder cenig be.:\vaar of oponthoud aan den
door LI bedoelden persoon zal geschieden, sluit dan
Uw levensverzekering bij de Amsterdamschc, Nieu\ve
Spiegelstraat 17. Amsterdam. Haar verzeke
?ringsvoorwaarden zijn kort en duidelijk. Geen lastige
uitzonde
ringsbepalingen. die de uitkeering in gevaar brenger,
\
\ /