Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2555
MEDISCHE KRONIEK
DIK WORDEN EN
MAGER WORDEN
DOOR PROF. DR. W. STORM VAN LEEUWEN
/// (Slof). De mageren
'T* OT nu toe heb ik meer gesproken over het mager
A worden dan over het dik worden. Toch zijn er
zelfs in den tegenwoordigen tijd nog menschen die
het laatste gaarne Willen en daarbij heb ik dan niet
het oog op de zieken maar op de overigens gezonden,
die vinden, dat ze te mager zijn.
Het kost moeite om dikke menschen mager te
krijgen, maar het omgekeerde is veelal moeilijker.
Voor beide categorien geldt, dat de aanleg" en de
bouw van zoo overwegenden invloed zijn, dat het
niet gemakkelijk is er iets aan te veranderen. Niet
gemakkelijk en vaak ook niet gewenscht. Wie tot een
familie van zwaargebouwde menschen behorrt, kan
wel probeeren niet al te dik te worden, maar hij (of zij)
moet realiseere'n, dat aan zijn constitutie toch niet
veel te veranderen valt en dat men niet ongestraft
de zaak forceeren kan. En zoo is het ook met de
magere menschen. Men kan er met een rustkuur, met
sterke voeding wel een paar kilogrammen op"
krijgen, maar als zij hun gewone levenswijze hervatten
is het meestal al heel gauw er weer af.
Als het niet bijzonder noodig is moet men bedenken
dat mager zijn geen ziekte is en dat de natuur zich
geen geweld laat aandcen.
Natuurlijk is het wat anders indien iemand, die te
voren van normalen omvang was, plotseling zender
bekende reden mager wcrdt. Dan is er kans dat er
wat achter" zit, d.w.z. dat een of ander ziekteproces
bezig is zich te ontwikkelen. Wat voer ziekten dat
dan kunnen zijn, daarover zal ik hier zwijgen, om te
voorkomen, dat een of ander er zijn geval" uit leest
en een diagnose maakt, die vermoedelijk onjuist is,
maar hem toch verontrusten kan. Wel wil ik er op
wijzen, dat men in een dergelijk geval goed duet
met te beseffen, dat het mager worden slechts een
symptoom is en dat men dus niet eerst moet
probeeren om docr meer eten weer dikker te werden,
maar beter doet met zijn arts te raadplegen om van
hem te vernemen wat de oorzaak van het symptoom
is. Wordt die oorzaak gevonden en kan die worden
weggenomen,dan zal de magerheid vanzelf wel weer
verdwijnen.
Als we op deze wijze het plotseling mager worden
met groote waarschijnlijkheid als een symptoom van
een ziekte beschouwen, dan mceten we er nog bij
vermelden, dat een langzaam mager of dikker
worden ook verband kan houden met den leeftijd.
We weten niet Waarom, maar vele menschen werden
op hun ouden dag broodmager zonder dat er van ziekte
sprake is. Men kan dan wel denken dat een of meer
van de organen van interne secretie" uitgeput
raken, maar zekerheid hebben we daaromtrent niet.
Het ligt voor de hand om aan de verminderde functie
van de geslachtsklieren of van bepaalde cellen
daarin te denken, maar heel veel verder komen we
daarmee niet. Want ten eerste is het zeker, dat bij
dieren castratie (dus geheele verwijdering der geslachts
klieren) meestal aanleidingistot vermeerderde
vetverming, en ten tweede zien we bij vrouwen op een tijd
stip dat minstens een deel der geslachtsfuncties op
houdt, dikwijls vetlijvigheid ontstaan en eindelijk
zijn er zoowel mannen als vrouwen die op hoogen
leeftijd in'plaats van mager zeer dik werden.
Deze tegenstrijdige feiten vermeld ik, om te doen
uitkomen, dat er nog veel is, dat we van de stof
wisseling niet weten. Enkele grondbegrippen staan
vast, daar heb ik er een verig maal al eenige van
genoemd. We kunnen de stofwisseling meten, zoowel
de stofwisseling in rust als die gedurende den arbeid.
We kennen eenige factoren die deze stofwisseling
beïnvloeden. Toevoer van schildkliersubstantie, ge
heel of gedeeltelijk wegnemen van de scliildklier, dat
zijn ingrepen, die zoo duidelijk en constant de stof
wisseling wijzigen, dat twijfel uitgesloten is. Totale
castratie, vooral bij het jonge individu, brengt groote
verandering in het lichaam teweeg, en meestal is het
gevolg een wat vertraagde stofwisseling en dikker
worden. Dat zijn twee bekende factoren, maar in het
lichaam zijn er wel tien of twintig andere, waarvan
we wel iets weten, maar de juiste positie in elk bij
zonder geval niet kunnen bepalen.
Zoo zal dan ook in vele gevallen op de vraag,
waarom is bij eenzelfde hoeveelheid voedsel de een
dik en de ander mager (en zelfs eenzelfde individu
op het eene tijdstip veel dikker dan op het andere)
niet anders dan een vaag antwoord gegeven kunnen
worden. Het zit in de familie of het zit in het gestel,
of als men dat liever wil: er is een stocrnis in de in
terne secretie van onbekenden aard. En daar is het
dan mee uit. Ik heb in een verig artikel gewaar
schuwd tegen het gebruik van pillen cf tabletten
die schildklier-substantie bevatten. Daar moet ik neg
iets aan toevoegen.
Het werkzame bestanddeel van de schildklier blijft
zijn volle werking behouden als het in tabletten
ingenomen Wordt, maar de schildklier is wel bijna de
eenige klier waarvan men dat met zekerheid kan
zeggen. Bij schier alle andere klieren (pancreas,
geslachtsklieren.bijnieren) blijft na de passage doe.r ma;<g
en darm niets van de werking over, zelfs is het bij
vele van dergelijke klierextracten niet gemakkelijk om
een werking na inspuiting aan te to< nun.
Zooals ik boven reeds zei, er zijn gevallen van
vetzucht (en van andere ziekten) waarin de diagni se
luiden meet: er zal wel iets met de interne secretie
niet in orde zijn, maar niemand kan weten wat.
Nu zou ik er prijs op stellen om au sérieux genomen
te Worden, wanneer ik meedeel, dat er praeparaten
in den handel zijn (niet n, maar tientallen) die be
vatten een mengsel van zes, zeven ef meer van deze
producten van interne secretie en die wi rden dan
aanbevolen tegen stoornissen in de interne secretie."
Zulk een praeparaat bevat dan bijv. gedro( gd
poeder van: de zwezerik, de geslachtsk.ieren (manne
lijke en vrouwelijke rustig bijeen) het pancreas, de
bijnieren, met neg berstklier, en wat 1< ng, milt, lever
en hart; soms is er schildkliersubstantie bij, si nis niet.
Hiermee is het niet uit. Van elk der bestanddeclcn is
aangegeven hoeveel miligram per tablet aanwezig
is en dat varieert nog van tablet tot tablet !
Wie wat van Parijs wil weten, moet niet alleen de
musea en de boulevards bez< eken, maar ook eens de
andere buurten, die wat minder aristocratisch zijn.
Als ik geneeskundige onderwerpen bespreek, leid ik
de lezers bij voerkeur langs de boulevards en doer
de musea, daar is veel geeds en schoens te /.ien, maar
het mag zijn nut hebben eens een blik te werpen in
wat daaronder is.
In de zoo ingewikkelde menschelijke machine
functioneert iets niet geed, ik denk: de onderlinge
samenwerking van vier of vijf erganen deugt niet,
misschien werken er een paar te veel, of te weinig of
geheel abmrmaal.
Het remedie? Ik neem van de twintig organen die
er zijn, volkomen willekeurig er een stuk of zeven. Ze
zijn bij de wijze waarop ik ze geven zal onwerkzaam.
Toch weeg ik nauwkeurig de hoeveelheid van elk af,
want het wordt een wetenschappelijk praeparaat en
dan is het uiterst-gewichtig of een patiënt H) of 15
miligram gedroogde essenieng per dag eet ! Kn dit
mengsel wordt buiten den arts om den patiënten
in advertenties aanbevolen !
Deze praeparaten zijn alle duur.
De werking is afhankelijk van het feit of er schild
kliersubstantie in zit of niet.l) Zit het erin, dan is
het praeparaat gevaarlijk, zit het er niet in, dan is het
onschadelijk en onwerkzaam, en raad ik aan voor
dat geld liever naar de biescoop te gaan.
De leek daar wijs ik u in het bijzonder op kan
aan het praeparaat niet zien of er al dan niet
schildklierweefsel in zit, ook de naam duidt dat niet aan,
daar die meestal is samengesteld uit lettergrepen van
in-ter-ne-se-cre-tie, met pan of poly er voor en au of
on of ine er achter.
* *
*
Na het schrijven van het bovenstaande lees ik
toevallig een advertentie in een weekblad waarin een
polyvalent praeparaat tegen vetzticht en andere af
wijkingen direct aan het publiek Wi rdt aanbevolen.
Dit praeparaat bevat wel schildkliersubstantie, maar,
zegt de advertentie, door menging met andere stoffen
wordt de nadeelige werking ervan opgeheven. Uit
is uit reclameoogpunt voortreffelijk bedacht, overi
gens onjuist.
Ik heb van Wetten niet veel verstand, alleen heb
ik het gevoel, dat wij er vreeselijk veel hebben. Kon
er niet n bij, die deze dingen beletten zou V
DE KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT
VERZIN KT,VCRLOODT,VERKOPERT
ONAFHANKELIJK VAN VORM EN AFMETING
TEGEN BILLIJKE PRIJZEN.
LOONSCHOOPEERAFDEELING
1) Het is ? wijl ook deskundigen dit wellicht lezen
noodig mijn standpunt t.o.z. van de werkzaamheid
der orgaanpraeparalen na toediening via de maan.
scherp te omschrijven.
Werkzaam is op die wijze de schildklier en de
nevenschildklier (deze laatste komt in de gemengde praepara
ten zelden voor). Van al de andere is bij toediening via
de maag een werking niet met zekerheid vastgesteld.
Misschien hebben tabletten van bijnierweefsel in zeer
groote hoeveelheden een werking, en wellicht is er een
kans dat met de voorkwam van de hypophysis(?) en
de geslachtskUeren (??) iits bereikt kan warden. Hij
onderhuidse/ie inspuiting werken zeker: liet pitiiitrine,
het adrenaline, het insuline, en misschien img een
enkele andere (extract uit geslachtsklieren).
OOKTFRED:JROESKE
ZANDBLAD - SIC ARE N 6 «n 10 ets
EEN DEUGDELIJK
MIDDEL?
Richard Bondam. Die tleilung der
Geseltschaf/. Albcrt Langen. Münchcn, 1923.
/"* EL IJK men ziet is dit boek reeds drie jaar
^J geleden in Duitschland verschenen; in c; n ze pers
trok het niet de aandacht; de Duitsche uitgever ver
zuimde toe-zending van dit werk aan Ntderlandsche
redacties, waartoe t< ch wel aanleiding was geweest
omdat, gelijk nu wordt medegedeeld, de achter het:
pseudoniem versclii lui schrijver onze landgenoot:
C. R. C. Herckenrath is. En thans wordt gipoi gd
belangstelling voor dize studie tin onzent te wekken.
Uit de voorrede vernemen wij voorts, dat de Duitsche
tekst eene omwerking en uitbreiding is van het in
1920 te Parijs verschenen Le Mal S;,cial et ses
Remede s". ;
Mij is niet bekend hoe deze beschouwingen in
Frankrijk en Duitschland zijn ontvangen, maar ik
kan mij niet denken, dat velen in N.derland de gene
zing van de maatschappij langs den door schrijver
aangewezen weg waa:schijnlijk zullen achten. Zeker
zal geen lezcrontkenucndatde heer Herckenrath over
een breede kennis van futen en gegevens bi.scl.ikt, c.p
vt.k rlii gebild allirki heeft gelezen en dat rijke
materiaal tot staving van zijne beweringen kwistig
gebruikt, evenmin dat de door hem aangewezen
heilung"-middelen (én middel eigenlijk) zekere
oorspronkelijkheid bezitten. Maar de lezer zal, dunkt
mij, ook al spoedig bespeuren, dat de kennisneming
van dit allis voor hem geen lichte taak is; wij worden
wat overstelpt, wij worden telkens gevoerd op zijwe
gen, waar ons allerlei merkwaardigs getoond wordt,
en liet duurt dan vaak wat lang, eer wij weer op
het eigenlijke doel afgaan.
Mijn beperkt bestek gedoogt niet, ietwat uitvoerig
bij dit alles stil stil te staan; laat mij in liet alge
meen mogen opmerken, dat schrijver slechts
tweemaatschappelijke klassen kent: de armen en de
rijken; van beide schildert hij das Elcnd"; over
de middenklassen wordt niet of terloops gesproken.
Laat mij ter verdere kenschetsing alken IK g maar
meedeelen, dat volgens den heer H. de wortel van
alle kwaad ligt in ons familie-ert'ncht en dus moet
dit grondig worden aangetast, niet door afschaf
fing, maar door Verallgemcinerung", d.w.z. binnen
zekeren kring van bijv. 100.000 a 200.000 inwoners
moeten allen van rechtswege voor de helft
meeerven in alle nalatenschappen (de andere 50 pCt. valt
den weduwnaar of der weduwe toe.) In eiken kring
van 200,000 inwoners wordt een erfenisbank opgericht
(of een bestaande bank daartoe ingericht) onder
toezicht van eene commissie uit de burgerij. Ieder der
200.000 (volwassenen, kinderen, krankzinnigen, ge
vangenen) krijgt zijn hoofd" in de boeken; op dat
hoofd Worden al zijne porties bijgeschreven en ieder
volwassene kan aan 't einde van een jaar over
zijn credit beschikken, voor kinderen blijven de
posten tot hun mondigheid gereserveerd. Aldus
ontvangt ieder een Arbeitskapital" en zoo valt de
verderfelijke scheiding tusschen kapitaal en arbeid
weg
Dit denkbeeld wordt dan zeer in den breede
ontwikkeld, uitgewerkt, aanbevolen; de prachtige
consequenties daarvan Worden in het licht gesteld
en de daartegen geopperde bedenkingen bestreden.
Ziedaar dan eigenlijk, waarop heel dit uitvoerig
betoog neerkomt. Wie daarin belangstelt en eenig
vertrouwen stelt in dit panacee, weet nu dat hij
in dit werk een omstandige aanwijzing daarvan
vinden kan. Ik voor mij wil wel zeggen, dat ik
allerminst overtuigd ben. Er is ook nog zooiets als
een psychologische kant aan de nooden der samenle
ving en de op dat gebied liggende factoren worden
niet door maatregelen als de voorgestelde terzijde
gesteld. De kunst (en het middel) is niet: om den
menschen onverdiend geld te doen toevloeien,
maar hen te leeren geld "te verdienen en het ver
diende geld goed te besteden.
H. SMISSAERT
Kon. Meubeltransport-Maatschappij
DE GRUYTER Co.
G\S (MI sss DEN HAAG GXD ^> a^>
AMSTERDAM - ARNHEM
Internationale Transporten