Historisch Archief 1877-1940
No. 2556
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
KONING LODEWIJK NAPOLEON BEZOEKT DEN HOOGDUIÏSCHEX
SCHOUWBURG
INTERIEUR VAN HET GRAND-THEATRE \"ÓÓR 1900
AMSTERDAMSCHE
SCHOUW BURGEN
IN DE 19E EEUW
DOOR H. K. TEUNE
II
Het Grand-Théalre
HET was in 1791, dat eenige voorname Amster
dammers en Zaandammers, vooral Duitschcrs,
verontwaardigd, dat in den Hollandschen Schouw
burg zoo weinig Duitsche kunst werd gegeven,
concessie aanvroegen tot het stichten van een
Hoogduitschen Schouwburg in de Wagenstraat (thans
Amstelstraat). Een der Zaandammers leverde het
heiwerk, waarvoor in tegenstelling met de gewoonte,
«iken palen werden gebruikt, op welke palen het
tegenwoordige gebouw nog altijd rust; bij de ver
bouwing in 1905 bleek, dat zij van het grond vocht
niet het minst hadden geleden. Voorts werd in de
stichtings-acte bepaald, dat mocht n der oprichters
overlijden, zijn aandeel over zou gaan aan de o ver
blijvenden, zoodat ten slotte n de eigenaar zou
?worden.
In het laatst der 18e eeuw en in het begin der
19e herbergde de Hoogduitsche Schouwburg of te
wel ,,Deutsches Theater in der Wagen-oder
Amstelstrasze" een Hochdeutsches Jiidisches
Gesellschaft", onder directie van den heer Dessauer. Deze
Dessauer, waarvan, in het eind der negentiende eeuw,
de zoon nog Kapelmeester was in den
Tivoli-Schouwburg, had zijn muziekschool in de Kerkstraat en
voerde met zijne leerlingen de belangrijkste Duitsche
?Opera's op, waarbij de hoofdrollen vervuld werden
door gasten van 't een of ander Hoftheater in
Duitschland, waar de toestanden door de verschillende oor
logen meer dan treurig waren. Doch hoe meer ons
land onder den invloed van Frankrijk kwam, hoe
minder publiek deze voorstellingen trokken, zoodat
Dessauer moest abdiceeren en zijn gezelschap plaats
maken voor een Fransch Vaudeville-gezelsehap,
dat onder de regeering van Koning Lodewijk
Napoleon (1806?1810) zich mocht verheugen in
grooten bloei, vooral, omdat deze Koning, die de
trappen van den Stadsschouwburg niet kon beklim
men, het Deutsches Theater en zijn gezelschap be
schermde en zelfs een aparte deur in het gebouw liet
aanbrengen, om ongezien in zijn loge te komen.
Van deze deur waren bij de verbouwing de sporen
nog duidelijk te zien. Toen echter in 1810 Nederland
opgenomen werd in het Fransche Keizerrijk en
koning Lodewijk ons land verliet, verdween het
Fransche gezelschap, om plaats te maken voor een
italiaansche Opera (de tegenwoordige is dus niet de
?eerste in Amsterdam), terwijl tevens de zaal werd
gebruikt voor concerten en voor uitvoeringen van
liefhebberij-voorstellingen.Doch door den ontzettendtn
Napoleonistischen druk leed elke onderneming schip
breuk en ofschoon nog korten tijd het gebouw werd
verhuurd aan koorddansers en andere kunstenmakers,
werd het in 1811 aan de kunst onttrokken, om dienst
te doen als Keizerlijk loterijkantoor.
1813 bracht verandering. Het loterij-kantoor ver
dween en weer werd het gebouw, na eenigen tijd leeg
te hebben gestaan, verhuurd aan een Duitsch Opera
gezelschap, onder directie van Friedrich Haberkorn,
die alle groote Duitsche zangers en zangeressen van
zijn tijd als gasten naar hier bracht. Ook deze Opera
verdween, en in bonte rij volgen de directie's elkander
op, zoowel Hollandsche, Duitsche als Italiaansche,
terwijl in de kermisweek het gebouw gebruikt wordt
alsvaux-hallen concertzaal. Veel belangrijks brachten
de volgende twintig jaren echter niet, totdat in 1834
de heer G. A. Amelung (grootvader van Henriëtte
van Kuyk) in 1835 het gebouw huurde voor zijn
Duitsch Opera Gezelschap. Het was deze Amelung,
die, toen hem bleek, dat de Fransche concurrent op
de Erwtenmarkt (nu Salvatori) alle opera's mocht
opvoeren, terwijl hem de opvoeringen van Robertder
T.eufel" en van die Stumme von Portici" geweigerd
werden, zich tot Koning Willern I richtte met een
verzoek de censuur ook uit te strekken tot den
directeur der Fransche Opera, Vautrin, en inderdaad
kwam bij den Raad der Gemeente Amsterdam een
besluit van Zijne Majesteit in,,,dat de algemeeneregel
behoort te worden in acht genomen, dat wanneer de
opvoering van zeker stuk aan eenen of anderen
schouwburg is toegestaan, zulks zonder bijzondere
redenen niet aan anderen, binnen dezelfde stad, kan
worden verboden". Als bijzonderheid dient nog ge
meld, dat in dezen tijd de Hoogduitsche Schouw
burg het kaarslicht verruilde voor gaslicht.
De Hoogduitsche Schouwburg in de Amstelstraat
de naam Wagenstraat werd aan een
zijstraatgegevenbleef echter trots alle moeite en zorg aan de opvoe
ringen der Opera's en comedie's besteed een last
voor de eigenaren, die tot op een paar waren ver
minderd. Als dan ook in 1851 nog slechts n over is,
namelijk een zekere Spitberger, consul van Rusland,
tracht deze het gebouw te verkoopen en het lukt
hem daarvoor te winnen de heeren Abr. van Lier en
Alb. Schoeman, die het gebouw overnemen voor de
som van veertigduizend gulden. Het is aan den lieer
Abraham van Lier, dat het Anisterdamsclie publiek,
van groot tot klein, eene ontzaglijke stijging der
kunst in zijn stad te danken heeft in de zevenen dertig
jaren van zijn directeurschap. eze directie opende het
tot Grand Tneatre des V'ariété's" omgedoopte ge
bouw niet eene opvoering van ,,Preciosa" van C. M.
von \Vuber, welk stuk voorafgegaan werd door eene
Inwijdings-cantate van Joh. M. Coenen. Buiten het
Hollandsche gezelschap, waartoe o.a. behoorden van
Ollefen, Jan Stoete, Ben van Lier, enz. trad in liet
stichtingsjaar nog een Dnitsch gezelschap op onder
directie van Franz Stollwerck, den lateren beroemden
chocoladefabrikant en werden zelfs kleine opera's
opgevoerd, o.a. ,,Mathildc" van Joh. M. Coenen, die
er kapelmeester was. Maar vooral maakte van Lier
zich vele vrienden door het laten optreden in 't Grand
JUUU
DE HOOGDUITSCHE
SCHOUWBURG
J l ET GRAND-THEATRE
IN 1874
Theater (deze naam droeg het vanaf 1801) van alle
beroemde sterren uit het buitenland, niet alleen,
ofschoon in hoofdzaak, Duitschcrs, maar ook
Franschen, Italianen en zelfs Hollanders. Door dit
gastspel kwam van Lier dikwijls in strijd met de overheid,
vooral met de censuur, die onder leiding van Tneophile
van Hoorn en N. P. Berlage moest waken voor de
zedelijkheid en de eer der Amsterdamsche burgerij
en dit deed op eene manier, die de ergernis opwekte
van alle theaterdirecteuren. Alle stukken, die niet
strookten met de gevoelens der censoren, werden
kortweg verboden of zoo besnoeid, dat zij onherkenbaar
waren. Van Lier nu kwam op de lumineuse gedachte,
den censoren een poets te bakken. Hij richtte in hel
rand-Theater een sociëteit op, waarin de afgekeurde
stukken op Zondagavond voor de leden en hunne
introducé's werden opgevoerd en gedurende eenige
jaren waren die Zondagavonden voor de kunst
minnende Amsterdammers ee'n bron van genot, de kas
des heeren van Lier ten profijt, den heeren censoren
ten spijt. Theodor Döring, Bogutnil Dawison, Emil u.
Ludwig Devrient, Marie Seebach, om de
voornaamsten te noemen, vierden er triomfen en het
GrandTheater verkeerde in grooten bloei. Ook toen de
censuur in 1866 werd opgeheven en de voordeelige
Zondagavonden vervielen, gelukte het van Lier
het publiek naar z'n schouwburg te trekken, vooral
door het opvoeren der Offenbach-operette's, die
avond aan avond volle zalen trokken, en tevens door
Hollandsche tooneelvoorstellingen van het
Rotterdamsch Tooneelgezelschap van J. Ed. de Vries, waar
bij Mevr. Kleine, Mevr. Albregt en de heeren Peters,
Mooi en Veltman. Tijdens den Fransch-Duitschen
oorlog in 1870 was het een Fransch gezelschap, dat
den Schouwburg bespeelde en gaf Madame Agar, de
groote tragédienne, er gastvoorstcllingcn, als,,Phèdre"
en als Elmire" in ,,Tartuffe".
Van 1872- 1874 tradeti de ,,V'ereenigde
Tooneelisten", onder directie van Stumpff en Veltman
erop, meest leden van het Stadsschouwburg-ensemble
die door de verbouwing zonder engagement waren en
waarvan een gedeelte ook nog bleet', nadat Albregt
en van Ollefen de directie hadden op zich genomen
van den ommantelden ,,Houten kast". In dit laatste
ja:ir werd het (irand-Theater van binnen vernieuwd,
het parterre, dat tot dusverre de geheele beneden
ruimte innam, werd in tweeen gedeeld, het
dozijnkaart jes-systeem, die verkocht werden in Caf
Roctcmeier (nu Centraal Theater) werd afgeschaft
en de prijzen verhoogd, zeer ten gerieve van de
directie, die beroemde gasten als Clara Zicgler, enz.
kon doen optreden.... N'ooit heeft de Vereenigiiig
het \ederlandsch Tooneel" een succes geoogst als
in de jaren 1879 -1882, toen zij, verdreven uit den
Stadsschouwburg, in het Grand Theater een gastvrij
onderdak vond. Louis Bouwmeester debuteerde er als
pas geëngageerde, Mevr. Kleine, Josephine de Groot,
Christine Poolman, Tourniaire en zooveel anderen
(nu veelal vergeten) gaven er hunne talenten en de
voorstellingen werden door pers en publiek als om
strijd geprezen. In dit lijdvak valt ook de eerste
gast voorstelling van la grande Sarah", die op 25
Maart 1882 voor 't eerst in Holland optrad en wel
als Phèdre", daarna die voorstellingen herhaalde
in 1888 en 1893. Ook Ludwig Barnay en
Mitterwurzer, de groote Duitsche karaktcrspelers traden
er op, kortom het groote tooneelleven in Amsterdam
concentreerde zich in liet Grand-Tnenkr. Fji de
periode 1882 -1885, de voornaamste ontwikkelingstijd
van Mevrouw Frenkjl-Bouwmeester deed den loop naar
dezen schouwburg niet verminderen. Avond aan
avond, als zij optrad, 't zij in ,,Marguérite Gauthier",
in Frou-Fron" en al de andere groote rollen van
't ,,Sarah"-genre, bleek liet, dat de Amsterdamsche
kunstminnaars ook hun eigen kunstenaars konden en
wilden eeren. Dit was wel de gulden tijd van het
Grand-Theater en z'n directeur Abraham van Lier.
Helaas stierf deze eminente man in 1887, een schouw
burg achterlatend, waarvan heel kunstlievend Amster
dam eiken avond alle rangen vulde, een naam achter
latend als een humaan mensen en een vriend der
tooneelspelers. Zijn drie zoons Lion, Isouard en
Joseph zetten de zaak voort, maar trots gastspelen
van Ernst Possart, Monnet-Sully, het
TheatreLibre", onder directie van Antoine, Eleonora Duse,
Reicheniberg, Frederieq l'èbvre, LugnéPoe met het
Theatre de l'Oenvre; trots de voorstellingen van de
Kon. Vereenigiiig het Nederlandse!! Tooneel" van
1890 1894, ging langzaam maar zeker de exploitatie
achteruit en moest het gebouw zwaar \vrhypotliekeerd
worden, om in exploitatie te blijven. Toch hecfthet
nog jaren geduurd, tot 1911, vóór de debacle der van
Liers intrad en de naam van Lier, die zestig
jaren lang aan het Grand Theater als voor altijd
verbonden scheen, voorgoed had afgedaan.