De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 29 mei pagina 4

29 mei 1926 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2556 MALLEMEULENBEWEG1NG DOOR HERMAN DE MAN I AANZWELLEND RUMOER Houd op dan, malle meulen Joh. Stalpertvan der \Viele A.D. 1620 p\ E wind kost niets, ?*--' de molen iets.... Maar dat iets lezer, is iets te veel volgens de doodnuchtere Hollanders, die molens in gebruik hebben. En dat iets kost den molen het lawaaierige leven. Nu zijn er echter lieden, die strijk en zet volhouden, dat er in 't geheel geen sprake is van iets te veel" en dat de molens di.s moeten blijven draaien. Maar de doodnuchteren komen met hun ijzig-secure cijfers en dan blijkt alras dat ,,de wind die niets kost een dure bedrijfkracht is." In dit geschil zal ik niet treden. De meelmuizen hebben al een halve eeuw ingezien, dat steenkool en olie koopen voordeeliger uitkomt dan gratis wind betrekken; de fabrikanten van de Zaan en de hout zagers volgden, daarna de polderbestuurders en ten gevolge van dezen laatsten omnaezwaai krijgt ons meulentje een kwade kans. Maar de Ridders zijn paraat. Onze Hollandsche molen telt vele vrienden, vrien den, die hem door dik en door dun bijstaan. Aller eerst individueel werkzaam, hebben zij zich hecht aaneengesloten, tot de vereeniging De Hollandsche Molen", en al heb ik zoo 't een en ander tegen de argumenten van dezen vriendenkring in te brengen, wat vurigheid betreft is de Hollandsche Molen" niet voor de poes. Het werk diei^'ereeniging is veelzijdig. Uitgaand van het axioma, dat de Hollandsche molen een onmisbaar attribuut van Holland is, bepleit zij zijn voortbestaan allereerst op aesthetische gronden. Maar leep genoeg om te begrijpen, dat een nuchter mensen glad maling aan aesthetiek heeft, poogt zij dezen ook op oeconomische gronden weer gunstig voor den molen te stemmen. Daarom valt het zoo moeilijk het werk dier ver eeniging te bestrijden, op aesthetische gronden alleen, want dan blijven er nog altijd andere pijlen op den boog over. Zie lezer, ik heb niets tegen molens; zelfs zijn er die ik om bijzondere redenen nogal waardeer. En als de molen nog altijd (zooals vroeger) een ideaal en oeconomisch krachtontwikkelend werktuig is, dan acht ik het dwaasheid, hem te vervangen door een motor of stoommachine. Ik heb dus niets tegen de pogingen, door de vereeniging de Hollandsche Molen" aangewend, om aan te toonen dat de molen nog altijd heel goed concurreeren kan tegen andere kracht ontwikkelaars. Alleen.... van deze pogingen ver wacht ik slechts negatieve resultaten. Maar laten we dit eens buiten beschouwing houden, al heb ik te dien opzichte een gevestigde meening, die op stevige stutten steunt. Ik bepaal me liever tot het gevoelsmotief der 1110lenbeschermers, omdat in de beredeneering van dat motief denkfouten schuilen, die ik aantoonen ga. Allereerst een stukje historie. Het sloopen van windmolens had al eenige jaren voortgang, aleer er een concreet plan van vm\ecr bestond. e molenbewcging schijnt gegroeid te zijn uit aanzwellende verontwaardiging, die zich eindelijk vastzette in de vereen'ging bovengenoemd. Direct ontplooide deze vereeniging een buitengewone leven digheid. De pers werd met verontwaar igingsbcnchten gebombardeerd, en zij bleek gewillig en draaide de verbolgenheid van de molenvrienden zonder hoe of ba door 't land. In die booze berichten was het woord schoonheidschennis" regel, en niet de onvriendelijke benami .g vandaai" werd hevig geslingerd. Voorna melijk waar het gold de afbraak van windniolenbema i,ig in polders, waarbij dikwijls he-ele serie's molens sneuvelden. En dat spul ging ongestoord zijn gang, de ingenieurs ontwierpen plannen tot electrificatie van polderbemalingen, of tot aanwending van stoomof motorische bemaling, en de inolenbescheriners scholden hen voor vandalen ; werkelijk, daar z:it weinig actie in die geschiedenis. Want de molentjes sneuvel den toch, en de electrische gemalen werden toch opge steld, en de uitgescholden ingenieurs sliepen er geen minuut onrustig om, al scholden de molenbeschei' :.ers nog ns zoo verwoed. En de boeren? Die super-vandalen? Ge moet weten le/.er, als er in ons land iets geschiedt, waarbij onze boerenstand betrokken is, al is 't maar zijdelings, dan is dat altijd voor zekere publicisten een welkome aanleiding om op deze nijvere vader landers te schelden. Op gecostumeerde hals zijn de boertjes van buiten, u weet wel, die bleeke heertjes met zijden sokjes en een smal zijden petje op n nor, een rooie vagebondszakdoek om den hals en onge looflijk malle klompen aan, nogal van seniel luimig soort. Maar de echte boertjes van buiten, die 's mor gens vroeg de vogels al hooren fluiten, dat zijn pas gemeene kanjers. Zoek nu eens het gemeenste scheld woord op, 't is nog lang niet krachtig genoeg om de slechtheid van het boerlje van buiten te schetsen. Zoo was dat vroeger, zoo is dat (al is het onbegrijpelijk) ot op heden gebleven. En als ik wel eens, in 't publiek een goed woord over het boeren karakter spreek, dan zijn er altijd wel groote en logische denkers, die me den pas afsnijden met een alles-neersabelend: n de dure eieren dan.... Al jaren lang doe ik moeite, zelfs in den kring van intiemen duidelijk te maken, dat er in de boerenhoeven een schat van innig gezins leven verborgen ligt, en in de boerenziel een rijkdom aan nobele gevoelens en prachtig-ingetoomde aan doeningen. Maar, die dure eieren.... Dit uitstapje naar den verongelijkten boer heb ik even willen maken, om u te laten zien, dat het heel gewoon is, dat ook in deze aangelegenheid de zelf zuchtige boer 't weer ontgelden moet. Die kinkels hebben absoluut geen oog voor natuurschoon, en laten, voor een paar duiten bemalingstuks per bun der meer, een sublieme windmolenbemaling rustig vernielen. Bedenken zij, die er hun vaste gewoonte van gemaakt hebben, boeren om hun zuinigheid te be schimpen, dan nooit, dat de Hollandsche boer in wiens bedrijf, bij groote overcompleetheid van werk krachten, weinig speling tusschen kost- en verkoopsprijs der producten voorkomt, alleen kans van slagen heeft, bij een systematisch doorgevoerd zuinig beheer? De ingenieurs trokken 't zich niet aan. Die werkten stilletjes door, en de hurrie drong niet eens tot de oorcn der boeren door. Er moest dus iets anders op worden gevonden. Adviezen van de ver eeniging werden in menig polderbestuur voor kennisge ving aangenomen en de heeren vonden dat naar. Daarom werden de Inspecteurs van den Prov.Water staat gemobiliseerd. Ge moet weten, een polder (be houdens de Calamiteuse in Zeeland) is autonoom, binnen de wettelijke beperkingen die eenmaal ge steld zijn. En over den aard van de bemaling zijn het Bestuur en de leden eigen baas. Maar om een nieuwe bemaling te bouwen, moet er doorgaans geld geleend worden, en zoo'n leeningsbesluit moet door het Provinciaal bestuur goedgekeurd worden. De inspec teurs van den Prov. Waterstaat dienen daarbij als adviseurs. En als deze Inspecteurs nu op de hand der molenbeschermers zijn, dan kunnen ze zoo'n wijziging in de bemaling nog wel eens een poosje tegenwerken, al lukt dit nooit lang. En zie, dat middel bracht wat meer rumoer. Inge landen van polders begrepen, dat ze last konden krijgen van die heerenvereeniging, en 't is voorge komen, dat een besluit tot veranderde bemaling gauwgauw genomen werd, om (naar men mij mededeelde) de heeren,!vóór te zijn. De niolenbewtgii g werd door deze bestuurlijke wrijvingen tusschen polderbesturen eenerzijds en den Prov. Waterstaat en de Prov. Staten anderzijds pikanter, en in dat stadium, meende het Kon. Insti tuut van Ingenieurs, moest er eens een grondige gelegenheid zijn het voor en u gen van windkrachtaanwending te bekijken. En liet Instituut belegde een referatendag, waarop deskundigen van elk kaliber aan 't woord kwamen. De molen werd aan alle kanten bekeken en belast, als schoon ding en als nuttig ding, als lialf-om-hali' nuttig ding zelfs. Terloops kwam ook de beteekenis van den muien als woonkrot aan 't licht, al kan dit niet altijd gelden, want ik weet molens, waarin het heerlijk wonen is. En die bijeenkomst was noodig. Allereerst om een ouden misstand eens grondig recht te zeilen. De inge nieurs, die zich bezig hielden met het afgeven van adviezen voor mechanische polderbeinaiing, waren al aan den vandaal-titel gewoon geraak!. Ze dachten, dat Uit zoo bii hun beroep hoorde. Een molensiniiper is nu eenmaal.... een vandaal, en zijn opdracht gevers, de boeren, dat zijn ook vandalen. Maar op die bijeenkomst werden plo'sciing een serie stellingen neergelegd, die dezen vandalen een riem onder 't hart kwamen steken en waamii /p bemerken konden, dat liet ook op schoonbeidsgronden geoorloofd is molens te sloopen als elat noodig is, en elat het ten andere zijde slap en gevodcrig is, tegen ele/.e onontkoombaarheid zooveel misbaar te maken. Ik had elez-e stellingen g't'nrimileerd, als protest tegen de itlolenlx.-v.'ef;)ng in 't a/gemix-n. en dus niel precies tegen de redevoering van tien heer l leiiri Polak, den voorzitter der Yereeniging de Hollandsche Molen, ter Instituutsvergadering. Allereerst zal ik hier de/e stellingen afdrukken: in een volgend artikel de rede van den heer Polak bespreken en tenslotte de stellingen nader toelichten. Daarbij wordt uitgegaan van de vooronderstelling. dat de wind niel meer concurreeren kan tegen me chanische1 kracht; wanneer eventueel komt va.*! ie staan, dat deze vooronderstelling onjuist is (en dat is niet te verwachten) dan vervalt mijn betoog, of word! tot later gelegenheid opgeschort. I lier volgen de bedoelde 'tellingen. 1. De w indwatcrniolcii is een werklui;1, dat /.ijn ontstaan te danken heefl, louter aan niittigheuNoverwegingen. Zoo (!e/e overwegingen thans niet meer, of niet meer in gelijke male. geleien. is liet daarom billijk en onontkoombaar, da!, ;/. er geen nieuwe winüwatermolens meer worden gebouwd, i), eie bestaande, bij gunstige gelegenheid, worden gesloopt. II. Dat er aanvaardbare gronden kunnen zijn. om nochtans eie wiiidwaternmlens te behouden, omefal ze liet landschap op bijzondere en onvervangbare wij/.e /ouden sieren, moet ontkend worden: <;. omdat zelfs de betrekkeliike schoonheid van eiken LAAT UWE CENTRALE VERWARMING EN BIJKOMENDE INSTALLATItS AANLEGGEN DCOB DEKON FABR.F.W.BRAAT-DELFT EN GE ZULT TEVREDEN ZIJN. , windwatermolen in het polderlandschap problematiek. is; k b. omdat een zuiver utilitair voorwerp, dat schoon is, zijn schoonheid ontleende aan het streng doorge voerde nuttigheidsbeginsel (bijv. een scheepsromp en een silo) en die schoonheid Jus ophoudt werkelijk te zijn, voor het geslacht, in welks levensperiode die nutt-'gheidsgrondcn ophouden te bestaan. 111. Wanneer vaststaat, elat de molen in zijn be staanden vorm door omstand'g'ieelen van praciischen aard onhoudbaar is. mogen alleen rationeele hervormingsmiddelen aanvaard, en moeten alle compromis-middelen op aesthetische gronden streng, afgewezen worden : u. omdat opgelapte schoonheid en verminkt schoon heid geen schoonheid zijn, en voor het, buiten dit tijdsverband oordeelende nageslacht lachwekkend zijn en een erkenning van onmacht inhouden. "IV. Windwatermolens combineeren met elec trische of andere drijfkracht, is dus op aesthelische gronden ontoelaatbaar: a. omdat het camoufleeren van krachten en (ot> materialen in bouwwerk of werktuig, in strijd is met de grondstellingen van de aesthetiek; b. omdat de aesthetiek eischt, dat bij een combi natie van electrische- met windkracht, de combinatie aan de bouworde van het werktuig onmiskenbaar en in harmonische oplossing zichtbaar zij; c. omdat het onder \Vb genoemde onmogelijk aan of bij een windwatermolen is toe te passen, in har monische oplossing. V. Wanneer vaststaat dat de windkracht eioor omstandigheden niet meer te verkiezen is voor polderbemaling, dan mag men van aestheten ver wachten, dat zij al hun energie zullen aanwenden, in de poging de bouwwerken en werktuigen, beiioojigd. voor de nieuwe mechanische bemaling, in harmonie te doen zijn met het polderlandschap en den hemalingseisch. VI. Waar tot op heden niets, of zoo goed ais niets gedaan is in den zin van het onder stelling V bedoelde is het onbillijk de leelijkheid der nieuwe bemalingsgebouwen uit te spelen tegenover de vormelijke schoonheid der molens: </. omdat iu het tijdperk, waarin de molens werden gebouwd, ieder utilitair voorwerp in zich/elt /ekei schoon was, terwijl in het huidige tijdperk een utiliatir voorwerp een kans heeft in zich/elf schoon te zijn; b. omdat het mogelijk moet zijn een ntilitaii voowerp ook in onzen tijd. en wel door bezinning en liefde tot de schoonheid tot harmonie met het om ringende op te voeren. \1I. l lel polderlandschap neemt in verreweg de meeste gevallen niet at in schoonheid, tei gevolge' van het sloopen der windmolens. Evenwel kan thans nog niet ontkend worden, dat het nieuwe betiuilingsgeboiiw, indien het ware opgetrokken in harmonie met doel en omgeving, het landschap mogelijk niel nog meer sieren zou elan eenige windmolens. VIII. Een beroep op het karakteristieke \an een windwatermolen kan onmogelijk als behoud-motiet gelden: ii. omdat te groote heku gen op liet spe! staan om daarvoor iets dat >/;'<'/;/-. karakteristiek is. te sna ren ; h. omdat het polderlandschap in zichzelf zo prachtig, bijzonder en dus ook karakteristiek is, dat de schoonheid van tien watennoiui bii de-ze ^choonheidsweelde vergeleken in het niet zinkt : c da! voor buitenlanders ons polderland niel lan ger . pitorcsk" zal zijn, kan aankidirg worden tot de-rgdelijkcT en nobekr \\aartletrirg, die meer i'i overeenstemming zon zijn mei de intense pivcht van dal polderland. IV De aesilielische nioiie\\n van de molen beschermers diene men. in hei licht van de licdeneiaag-ciie M ;i.. >|V en skli.'ge tormuii L rirg \an ua( schoonheid :- (onder lel l gv. ii/irg da! se! nheiel sleehls een individueel en r., lal ie i_ Ivgnp zonde zijn) te /iel! ais uitii gen eeiiei' aicadische nt gen! lende eenwsche gcsUldheiei, Welke gesteldheid \""i' den modernen vitalcii nienscli i;iet meel' van waarde is i/, als bewijs, dal ele ats'.ikiiek der nioleiibescherr.icrs behoort tol de hierboven geschetste gevoelig heid en picu/en zin, moge geiden, dat zij geheel \an passie'ven aard is: ele moderne, «p liet l'C'j'it' lici -clii'müititl zelf berustende aesthetiek. is daarentegen constructief en weerbaar. De eerste neemt genoegen met het behouden van liet oude, de tweede roept om nieuwe scheppingen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl