Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2556
MALLEMEULENBEWEG1NG
DOOR HERMAN DE MAN
I
AANZWELLEND RUMOER
Houd op dan, malle meulen
Joh. Stalpertvan der \Viele A.D. 1620
p\ E wind kost niets,
?*--' de molen iets....
Maar dat iets lezer, is iets te veel volgens de
doodnuchtere Hollanders, die molens in gebruik hebben.
En dat iets kost den molen het lawaaierige leven.
Nu zijn er echter lieden, die strijk en zet volhouden,
dat er in 't geheel geen sprake is van iets te veel"
en dat de molens di.s moeten blijven draaien. Maar
de doodnuchteren komen met hun ijzig-secure cijfers
en dan blijkt alras dat ,,de wind die niets kost een
dure bedrijfkracht is."
In dit geschil zal ik niet treden. De meelmuizen
hebben al een halve eeuw ingezien, dat steenkool en
olie koopen voordeeliger uitkomt dan gratis wind
betrekken; de fabrikanten van de Zaan en de hout
zagers volgden, daarna de polderbestuurders en ten
gevolge van dezen laatsten omnaezwaai krijgt ons
meulentje een kwade kans. Maar de Ridders zijn
paraat.
Onze Hollandsche molen telt vele vrienden, vrien
den, die hem door dik en door dun bijstaan. Aller
eerst individueel werkzaam, hebben zij zich hecht
aaneengesloten, tot de vereeniging De Hollandsche
Molen", en al heb ik zoo 't een en ander tegen de
argumenten van dezen vriendenkring in te brengen,
wat vurigheid betreft is de Hollandsche Molen" niet
voor de poes. Het werk diei^'ereeniging is veelzijdig.
Uitgaand van het axioma, dat de Hollandsche molen
een onmisbaar attribuut van Holland is, bepleit zij
zijn voortbestaan allereerst op aesthetische gronden.
Maar leep genoeg om te begrijpen, dat een nuchter
mensen glad maling aan aesthetiek heeft, poogt zij
dezen ook op oeconomische gronden weer gunstig
voor den molen te stemmen.
Daarom valt het zoo moeilijk het werk dier ver
eeniging te bestrijden, op aesthetische gronden alleen,
want dan blijven er nog altijd andere pijlen op den
boog over.
Zie lezer, ik heb niets tegen molens; zelfs zijn er
die ik om bijzondere redenen nogal waardeer. En als
de molen nog altijd (zooals vroeger) een ideaal en
oeconomisch krachtontwikkelend werktuig is, dan
acht ik het dwaasheid, hem te vervangen door een
motor of stoommachine. Ik heb dus niets tegen de
pogingen, door de vereeniging de Hollandsche Molen"
aangewend, om aan te toonen dat de molen nog altijd
heel goed concurreeren kan tegen andere kracht
ontwikkelaars. Alleen.... van deze pogingen ver
wacht ik slechts negatieve resultaten. Maar laten
we dit eens buiten beschouwing houden, al heb ik te
dien opzichte een gevestigde meening, die op stevige
stutten steunt.
Ik bepaal me liever tot het gevoelsmotief der
1110lenbeschermers, omdat in de beredeneering van dat
motief denkfouten schuilen, die ik aantoonen ga.
Allereerst een stukje historie.
Het sloopen van windmolens had al eenige jaren
voortgang, aleer er een concreet plan van vm\ecr
bestond. e molenbewcging schijnt gegroeid te zijn
uit aanzwellende verontwaardiging, die zich eindelijk
vastzette in de vereen'ging bovengenoemd. Direct
ontplooide deze vereeniging een buitengewone leven
digheid. De pers werd met verontwaar
igingsbcnchten gebombardeerd, en zij bleek gewillig en draaide
de verbolgenheid van de molenvrienden zonder hoe of
ba door 't land. In die booze berichten was het woord
schoonheidschennis" regel, en niet de onvriendelijke
benami .g vandaai" werd hevig geslingerd. Voorna
melijk waar het gold de afbraak van
windniolenbema i,ig in polders, waarbij dikwijls he-ele serie's molens
sneuvelden. En dat spul ging ongestoord zijn gang,
de ingenieurs ontwierpen plannen tot electrificatie
van polderbemalingen, of tot aanwending van
stoomof motorische bemaling, en de inolenbescheriners
scholden hen voor vandalen ; werkelijk, daar z:it weinig
actie in die geschiedenis. Want de molentjes sneuvel
den toch, en de electrische gemalen werden toch opge
steld, en de uitgescholden ingenieurs sliepen er geen
minuut onrustig om, al scholden de molenbeschei' :.ers
nog ns zoo verwoed.
En de boeren? Die super-vandalen?
Ge moet weten le/.er, als er in ons land iets geschiedt,
waarbij onze boerenstand betrokken is, al is 't maar
zijdelings, dan is dat altijd voor zekere publicisten
een welkome aanleiding om op deze nijvere vader
landers te schelden. Op gecostumeerde hals zijn de
boertjes van buiten, u weet wel, die bleeke heertjes
met zijden sokjes en een smal zijden petje op n nor,
een rooie vagebondszakdoek om den hals en onge
looflijk malle klompen aan, nogal van seniel luimig
soort. Maar de echte boertjes van buiten, die 's mor
gens vroeg de vogels al hooren fluiten, dat zijn pas
gemeene kanjers. Zoek nu eens het gemeenste scheld
woord op, 't is nog lang niet krachtig genoeg om de
slechtheid van het boerlje van buiten te schetsen.
Zoo was dat vroeger, zoo is dat (al is het onbegrijpelijk)
ot op heden gebleven. En als ik wel eens, in 't publiek
een goed woord over het boeren karakter spreek, dan
zijn er altijd wel groote en logische denkers, die me
den pas afsnijden met een alles-neersabelend: n de
dure eieren dan.... Al jaren lang doe ik moeite, zelfs
in den kring van intiemen duidelijk te maken, dat
er in de boerenhoeven een schat van innig gezins
leven verborgen ligt, en in de boerenziel een rijkdom
aan nobele gevoelens en prachtig-ingetoomde aan
doeningen. Maar, die dure eieren....
Dit uitstapje naar den verongelijkten boer heb ik
even willen maken, om u te laten zien, dat het heel
gewoon is, dat ook in deze aangelegenheid de zelf
zuchtige boer 't weer ontgelden moet. Die kinkels
hebben absoluut geen oog voor natuurschoon, en
laten, voor een paar duiten bemalingstuks per bun
der meer, een sublieme windmolenbemaling rustig
vernielen. Bedenken zij, die er hun vaste gewoonte van
gemaakt hebben, boeren om hun zuinigheid te be
schimpen, dan nooit, dat de Hollandsche boer in
wiens bedrijf, bij groote overcompleetheid van werk
krachten, weinig speling tusschen kost- en
verkoopsprijs der producten voorkomt, alleen kans van slagen
heeft, bij een systematisch doorgevoerd zuinig beheer?
De ingenieurs trokken 't zich niet aan. Die
werkten stilletjes door, en de hurrie drong niet eens
tot de oorcn der boeren door. Er moest dus iets
anders op worden gevonden. Adviezen van de ver
eeniging werden in menig polderbestuur voor kennisge
ving aangenomen en de heeren vonden dat naar.
Daarom werden de Inspecteurs van den Prov.Water
staat gemobiliseerd. Ge moet weten, een polder (be
houdens de Calamiteuse in Zeeland) is autonoom,
binnen de wettelijke beperkingen die eenmaal ge
steld zijn. En over den aard van de bemaling zijn het
Bestuur en de leden eigen baas. Maar om een nieuwe
bemaling te bouwen, moet er doorgaans geld geleend
worden, en zoo'n leeningsbesluit moet door het
Provinciaal bestuur goedgekeurd worden. De inspec
teurs van den Prov. Waterstaat dienen daarbij als
adviseurs. En als deze Inspecteurs nu op de hand der
molenbeschermers zijn, dan kunnen ze zoo'n wijziging
in de bemaling nog wel eens een poosje tegenwerken,
al lukt dit nooit lang.
En zie, dat middel bracht wat meer rumoer. Inge
landen van polders begrepen, dat ze last konden
krijgen van die heerenvereeniging, en 't is voorge
komen, dat een besluit tot veranderde bemaling
gauwgauw genomen werd, om (naar men mij mededeelde)
de heeren,!vóór te zijn.
De niolenbewtgii g werd door deze bestuurlijke
wrijvingen tusschen polderbesturen eenerzijds en
den Prov. Waterstaat en de Prov. Staten anderzijds
pikanter, en in dat stadium, meende het Kon. Insti
tuut van Ingenieurs, moest er eens een grondige
gelegenheid zijn het voor en u gen van
windkrachtaanwending te bekijken. En liet Instituut belegde een
referatendag, waarop deskundigen van elk kaliber
aan 't woord kwamen.
De molen werd aan alle kanten bekeken en belast,
als schoon ding en als nuttig ding, als lialf-om-hali'
nuttig ding zelfs. Terloops kwam ook de beteekenis
van den muien als woonkrot aan 't licht, al kan dit
niet altijd gelden, want ik weet molens, waarin het
heerlijk wonen is.
En die bijeenkomst was noodig. Allereerst om een
ouden misstand eens grondig recht te zeilen. De inge
nieurs, die zich bezig hielden met het afgeven van
adviezen voor mechanische polderbeinaiing, waren
al aan den vandaal-titel gewoon geraak!. Ze dachten,
dat Uit zoo bii hun beroep hoorde. Een molensiniiper
is nu eenmaal.... een vandaal, en zijn opdracht
gevers, de boeren, dat zijn ook vandalen.
Maar op die bijeenkomst werden plo'sciing een
serie stellingen neergelegd, die dezen vandalen een
riem onder 't hart kwamen steken en waamii /p
bemerken konden, dat liet ook op
schoonbeidsgronden geoorloofd is molens te sloopen als elat
noodig is, en elat het ten andere zijde slap en gevodcrig
is, tegen ele/.e onontkoombaarheid zooveel misbaar
te maken.
Ik had elez-e stellingen g't'nrimileerd, als protest
tegen de itlolenlx.-v.'ef;)ng in 't a/gemix-n. en dus niel
precies tegen de redevoering van tien heer l leiiri
Polak, den voorzitter der Yereeniging de Hollandsche
Molen, ter Instituutsvergadering. Allereerst zal ik
hier de/e stellingen afdrukken: in een volgend artikel
de rede van den heer Polak bespreken en tenslotte de
stellingen nader toelichten.
Daarbij wordt uitgegaan van de vooronderstelling.
dat de wind niel meer concurreeren kan tegen me
chanische1 kracht; wanneer eventueel komt va.*! ie
staan, dat deze vooronderstelling onjuist is (en dat
is niet te verwachten) dan vervalt mijn betoog, of
word! tot later gelegenheid opgeschort.
I lier volgen de bedoelde 'tellingen.
1. De w indwatcrniolcii is een werklui;1, dat /.ijn
ontstaan te danken heefl, louter aan
niittigheuNoverwegingen. Zoo (!e/e overwegingen thans niet
meer, of niet meer in gelijke male. geleien. is liet
daarom billijk en onontkoombaar, da!,
;/. er geen nieuwe winüwatermolens meer worden
gebouwd,
i), eie bestaande, bij gunstige gelegenheid, worden
gesloopt.
II. Dat er aanvaardbare gronden kunnen zijn. om
nochtans eie wiiidwaternmlens te behouden, omefal ze
liet landschap op bijzondere en onvervangbare wij/.e
/ouden sieren, moet ontkend worden:
<;. omdat zelfs de betrekkeliike schoonheid van eiken
LAAT UWE CENTRALE VERWARMING
EN BIJKOMENDE INSTALLATItS
AANLEGGEN DCOB
DEKON FABR.F.W.BRAAT-DELFT
EN GE ZULT TEVREDEN ZIJN. ,
windwatermolen in het polderlandschap problematiek.
is; k
b. omdat een zuiver utilitair voorwerp, dat schoon
is, zijn schoonheid ontleende aan het streng doorge
voerde nuttigheidsbeginsel (bijv. een scheepsromp
en een silo) en die schoonheid Jus ophoudt werkelijk
te zijn, voor het geslacht, in welks levensperiode die
nutt-'gheidsgrondcn ophouden te bestaan.
111. Wanneer vaststaat, elat de molen in zijn be
staanden vorm door omstand'g'ieelen van
praciischen aard onhoudbaar is. mogen alleen rationeele
hervormingsmiddelen aanvaard, en moeten alle
compromis-middelen op aesthetische gronden streng,
afgewezen worden :
u. omdat opgelapte schoonheid en verminkt schoon
heid geen schoonheid zijn, en voor het, buiten dit
tijdsverband oordeelende nageslacht lachwekkend
zijn en een erkenning van onmacht inhouden.
"IV. Windwatermolens combineeren met elec
trische of andere drijfkracht, is dus op aesthelische
gronden ontoelaatbaar:
a. omdat het camoufleeren van krachten en (ot>
materialen in bouwwerk of werktuig, in strijd is met
de grondstellingen van de aesthetiek;
b. omdat de aesthetiek eischt, dat bij een combi
natie van electrische- met windkracht, de combinatie
aan de bouworde van het werktuig onmiskenbaar
en in harmonische oplossing zichtbaar zij;
c. omdat het onder \Vb genoemde onmogelijk aan
of bij een windwatermolen is toe te passen, in har
monische oplossing.
V. Wanneer vaststaat dat de windkracht eioor
omstandigheden niet meer te verkiezen is voor
polderbemaling, dan mag men van aestheten ver
wachten, dat zij al hun energie zullen aanwenden, in
de poging de bouwwerken en werktuigen, beiioojigd.
voor de nieuwe mechanische bemaling, in harmonie
te doen zijn met het polderlandschap en den
hemalingseisch.
VI. Waar tot op heden niets, of zoo goed ais niets
gedaan is in den zin van het onder stelling V bedoelde
is het onbillijk de leelijkheid der nieuwe
bemalingsgebouwen uit te spelen tegenover de vormelijke
schoonheid der molens:
</. omdat iu het tijdperk, waarin de molens werden
gebouwd, ieder utilitair voorwerp in zich/elt /ekei
schoon was, terwijl in het huidige tijdperk een
utiliatir voorwerp een kans heeft in zich/elf schoon te
zijn;
b. omdat het mogelijk moet zijn een ntilitaii
voowerp ook in onzen tijd. en wel door bezinning en
liefde tot de schoonheid tot harmonie met het om
ringende op te voeren.
\1I. l lel polderlandschap neemt in verreweg de
meeste gevallen niet at in schoonheid, tei gevolge' van
het sloopen der windmolens. Evenwel kan thans nog
niet ontkend worden, dat het nieuwe
betiuilingsgeboiiw, indien het ware opgetrokken in harmonie met
doel en omgeving, het landschap mogelijk niel nog
meer sieren zou elan eenige windmolens.
VIII. Een beroep op het karakteristieke \an een
windwatermolen kan onmogelijk als behoud-motiet
gelden:
ii. omdat te groote heku gen op liet spe! staan
om daarvoor iets dat >/;'<'/;/-. karakteristiek is. te sna
ren ;
h. omdat het polderlandschap in zichzelf zo
prachtig, bijzonder en dus ook karakteristiek is, dat
de schoonheid van tien watennoiui bii de-ze
^choonheidsweelde vergeleken in het niet zinkt :
c da! voor buitenlanders ons polderland niel lan
ger . pitorcsk" zal zijn, kan aankidirg worden tot
de-rgdelijkcT en nobekr \\aartletrirg, die meer i'i
overeenstemming zon zijn mei de intense pivcht van
dal polderland.
IV De aesilielische nioiie\\n van de molen
beschermers diene men. in hei licht van de
licdeneiaag-ciie M ;i.. >|V en skli.'ge tormuii L rirg \an ua(
schoonheid :- (onder lel l gv. ii/irg da! se! nheiel
sleehls een individueel en r., lal ie i_ Ivgnp zonde
zijn) te /iel! ais uitii gen eeiiei' aicadische nt gen! lende
eenwsche gcsUldheiei, Welke gesteldheid \""i' den
modernen vitalcii nienscli i;iet meel' van waarde is
i/, als bewijs, dal ele ats'.ikiiek der
nioleiibescherr.icrs behoort tol de hierboven geschetste gevoelig
heid en picu/en zin, moge geiden, dat zij geheel \an
passie'ven aard is: ele moderne, «p liet l'C'j'it' lici
-clii'müititl zelf berustende aesthetiek. is daarentegen
constructief en weerbaar. De eerste neemt genoegen
met het behouden van liet oude, de tweede roept om
nieuwe scheppingen.