De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 29 mei pagina 7

29 mei 1926 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2556 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE AARDAPPELGAL VAN DEN EIK UIT DE NATUUR: DE GALLEN DOOR DR. JAC. P. THIJSSE TUSSCHEN het teere geelgrocne eikenloof vertoonen zich nu roode en groene en rood met groen gestreepte en gevlekte bolletjes en proppen ter grootte van een aardappel. Nu zult ge zeggen, dat een aard appel al een zeer ongeschikte maat-eenheid is, want er zijn groote en kleine, maar ik bedoel hier de gewone middelsoort aardappelen. Ook kunnen die dingen aan de eiken wel klein zijn als kriel en zoo groot als een vuist, dus mijn vergelijking gaat toch heelemaal op en iedereen weet precies wat ik bedoel. Het afdoend be wijs daarvoor is wei, dat die dingen aardappelgallen heeten. Hun vorm wettigt dikwijls ook dien naam en in 't najaar hebben ze ook de kleur van aardappelen. Maar dan zijn ze eigenlijk al lang dood. Ieder voorjaar krijg ik van die dingen toegezonden, met de vraag, wat of dat voor fraais is. Een paar weken later krijg ik sparretakjes, waar een soort van bleek groene sparrekegeltjes aan zitten, maar het zijn geen kegeltjes, want waar ze open moesten wezen zijn ze dichtgegroeid en er steken naaldjes buiten hi't fraaie voorwerp uit. Nog een poosje later krijg ik doosjes en daar zitten rozetakjes in met rood en bruin en groen gekleurde kroeskopjes fijn van haar. Al die dingen zijn gallen, d.w.z. plantendeelen, die speciaal vergroeid zijn door de aanwezigheid van een of meer opgroeiende diertjes. Dat ding aan de sparren wordt veroorzaakt door een soort van bladluisjes; ge kunt de diertjes later in de rijpe gal gemakkelijk vinden. De kroeskop van de roos draagt den aangenaam klinkenden titel van Bedeguar en wordt evenals de aardappelgal ver oorzaakt door de aanwezigheid van een galwesplarve, maar dan een andere. Het aantal der galwespen is legio; de opsomming ervan in ,,Das Tierreich" beslaat een boek van meer dan 850 bladzijden, compres ge drukt. Voor ons Hollanders is er aan de galwespen een zeer aangename bijsmaak, doordat nu al bijna een halve eeuw geleden onze beroemde landgenoot Dr. M. W. Beijerinck omtrent de ontwikkelingsgeschiedenis van deze merkwaardige organismen baanbrekende onder zoekingen heeft verricht en belangrijke ontdekkingen gedaan. Hij was toen nog niet zoo beroemd als thans en zeker zult ge met evenveel trots en genoegen als ik vernomen hebben dat hij dezer dagen benoemd is tot lid van de Royal Society, tegelijk met Einthoven, Cohen, Bohr, von Goebel, Fairfield Osborn, I-Manck en Sommerfeld, een waardig gezelschap. Het bericht van de benoeming gewaagt alleen van Beijerinck's beroemde ontdekkingen op bacteriologisch gebied, maar mij dunkt ze hadden de gallen er ook wel bij mogen noemen. Ik heb het mooie kwarto boek weer eens uit mijn kast gehaald. Beobachtungen ber die ersten Entwicklungsphasen einiger Cynipidengallen von Dr. M. W. Beijerinck, Amsterdam, johannes Muller 1882. Daarin vertelt hij van allerlei galwespen, hoe ze met hun merkwaardige legboren eitjes leggen tot diep in de zoo goed beschutte eikenknoppen en hoe het plantenweefsel reageert op de aanwezigheid van de eieren en larven en zoodoende de aardige bolletjes, knoopjes, schijfjes, aardappelen, ananassen ontstaan waarin de larve voedend weefsel vindt. Als ge zoo'n aardappelgal doorsnijdt, zult ge zien dat zich daarin een aantal kamertjes bevinden, ieder met een larve. Deze ontwikkelen zich tot volwassen insect in het begin van Juli. Beijerinck verzamelde een aantal van deze wespjes levend, zoowel mannetjes als wijfjes en bracht ze onder gaas in zijn tuin boven een partij gezonde kiemplantjes van eiken. Hij zag toen dat sommige van die wespjes langs de eikestammetjes in den grond kropen en daar hun eieren afzetten aan den wortelhals en aan de fijne zijworteltjes. Toen hij in den herfst die plantjes weer onderzocht, zaten er aan de wortels gezwellen ter grootte van een hazel noot en daarin kwamen weer wespjes tot ontwikkeling en wel allemaal ongevleugclde wijfjes, een heel ander soort van dieren, dan de wespjes die in Juli eitjes hadden gelegd. Deze ongevleugelde wespjes waren al reeds bekend en beschreven onder den naam van Biorhize aptera, maar niemand had geweten dat dit nu de kinderen waren van de wespen uit de aard appelgal. Nu nam Beijerinck ook waar dat deze on gevleugelde wespen in den winter hun eieren leggen aan de eikeknoppen en dat die knoppen dan weer uit groeien tot aardappclgallen. Dit verschijnsel heet heterogenesis en was door Adler ook al aan andere eikegaïlen waargenomen. Oe kunt dezer dagen aan de eikeblaren en vooral aan de' bloeikatjes van den eik ook aardige glanzig groene knikkertjes vinden ; we zouden ze de besgallen van den eik kunnen noemen. Welnu, daar komen alweer zomcrwespjes uit en die leggen hun eitjes aan de achterzijde der eikebladeren. Daaruit ontstaan dan de linsvormige galletjes die ge in October bij duizenden en duizenden aan de bladeren kimt zien en die meestal van het blad af springen eer dat zelf vergeelt en afvalt. Die linzengalletjes liggen dan als confetti op den grond; ge hebt dat stellig wel eens gezien. Of de eik ook schade ondervindt van die galletjes? Och ja, je zoudt kunnen zeggen, dat de stof?, die ver bruikt wordt om de larven te voeden en de gallen te doen groeien?, nu verloren gaat voor den houtaanwas, maar omgekeerd prikkelt de aanwezigheid van het galdier de plant weer tot sterkeren groei. In de meeste gevallen behoeven we er ons niet ongerust over te maken. Als ge nu in 't eind van Juni een paar eiketwijgen met aardappelgallen afsnijdt, en die in een groote stopflesch, van boven met gaas afgesloten, in water zet, dan kunt ge de diertjes zien als ze uit de gal kruipen. Ge hebt dan groote kans om niet n soort van diertjes te zien, maar drie of vier, want zulke gallen worden naast de wettige bewoners ook nog bewoond door aller lei indringers. Zoo geeft de studie van de gallen allerlei verrassingen. 't Is een heel aardige bezigheid voor liefhebbers, vooral wanneer ze cenige voorlichting hebben. 'Tot nog toe hadden wij in ons land geen populair boekje over gallen. Thans echter is in die leemte voorzien, want de Nederlandsche Natuurhistorische Verecnigintj heeft ter gelegenheid van haar zilveren feest een rijk geïllustreerd boekje over de Nederlandsche gallen uitgegeven, geschreven en geïllustreerd door A. jotnan De leden kunnen dat boekje verkrijgen voor de luttele som van een gulden, niet-leden komt hel op ? 2.75 te staan. De Vereeniging begint hiermee een zeer nuttig en sympathiek werk. Ons land is te klein dan dat dergelijke werkjes niet profijt zouden kunnen worden uitgegeven, maar op deze wijze kunnen wij nu mis schien allerlei boekjes krijgen over verschillende groe pen van dieren en planten, alles ter bevordering van het levensgeluk der Nederlanders en de vermeerdering der kennis van ons mooie en rijke vaderland. TOEGEPASTE KUNST DOOR JAN D. VOSKUII, Een nieim vaam'el van Huib de Kit Nu het vereenigingslcven den laatsteu tijd zich steeds meer ontwikkelt, begint ook het vaandel weer een belangrijke plaats in de samenleving te krijgen. Immers zooals vroeger de banieren van de Gilden, versierd met het Gildewapen" bij feesten in optochten werden meegedragen, zoo ziet men thans op herdenkingsdagen boven de hoofden van betoogers of feestgangers vaandels en vlaggen wap peren, waarop het embleem van vakvereenigingen of coöperaties afgebeeld is. Maar zelden treft men onder die, meestal te kwistig met goud bezaaide doeken, een enkele aan, welke den toets van een gezonde critiek doorstaan kan. Dit is, dunkt me, te wijten aan het feit, dat de leden van vereenigingeu dikwijls meenen zelf te kunnen ontwerpen, of, vaak Hierbij deel ik U mede, dat Uwe coffeïnevrije koffie HAG in geur niet onderdoet voor andere koffie. Uit een gezondheidsoogpunt is ze verre boven de andere soorten te verkiezen, ik hoop, dat Uw product meer en meer door huismoeders zal worden ge waardeerd in het belang van de gezondheid der huisgenooten. Zeist, 26.4.26. H. P Arts voor Zenuwziekten. in hun naïviteit, dit overlaten aan andere onbe voegden. Nu heeft bet ongetwijfeld een aardige symboliek om gezamenlijk het zinnebeeld van den bond te vervaardigen, maar hieronder mogen de practische noch de aesthetische eigenschappen lijden. Daarom is het noodzakelijk het ontwerp te geven aan een vakman, een sierkunstenaar, die de vormen en kleuren als 't ware in handen heeft en geleid door zijn artisticiteit en ervaring, weet hoe hij deze moet samen brengen, om de gewenschte effecten te bereiken, welke min of meer verband houden met de diepere beteekenis van het streven der club. (Je leek mist hiervoor de practische onder vinding en het kunstzinnige element, doch aan de uitvoering kan hij (of zij !) evengoed deel blijven nemen, zoodat het idee van samen te werken niet geschaad wordt en evenmin behoeven ,,de gezellige avondjes", welke het maken van een vaandel meestal onafscheidelijk met zich meebrengt, hun aantrekkelijk heid er door te verliezen... Maar de, als zoetsappig geborduurde (heekleedjes, bewerkte lappen, waarvan men vaak op eenige nieters afstand nog niet eens de krenterig neergeschreven opschriften fez.MI kan, moeteu~zoo spoedig mogelijk de wereld uit, om plaats te maken voor vaandels niet sprekende kleuren en groote vormen, welke tegen de kolossale afmetingen buiten kunnen concurreeren ! De jonge l laarlemsche sierkunstenaar lluib de tfn, die onlangs voor het Instituut voor Arbeiders Ontwikkeling een vaandel. ontwierp, heeft vooral dit laatste volkomen begrepen Een prachligen puur ronden toon nam hij als onder grond en daarop bracht hij in fel geel en goud de eenvoudig en strak gehouden versiering aan, welke niet de fijn groen getinte letters n kantige nniameiitiek vormen, terwijl hij ook de bevestiging aan de stok duidelijk heeft laten uitkomen en deze eveneens als decoratie gebruikte. Wanneer men zulk een kunst zinnig vaandel boven de donkere schare van betoogers ziet waaien, dan moet men erkennen, dat niet alleen het uitbundige in de kleuren, de massa tol strijd om betere bestaansvoorwaarden aanvuurt, maar dat het artistieke en de beschaving er van nog veel eerder de menigte wil brengen tot het vrij maken en ver diepen van gevoel en geest ! Een nieinv aanplakbiljet Voor de groote Duitsche tentoonstelling, op het gebied van hygiëne, sociale voorzorg en sport, welke te Düsseldorf van Mei tot October gehouden wordt, heeft Schn'iirzkonf een duidelijk affiche ontworpen. Op a'le zuilen in Nederland is dit biljet (hans geplakt. De helder roode letters en de zwarte figuur vormen met den fel gelen achtergrond een scherpe tegen stelling, zoodat het biljet ongetwijfeld de aandacht van het publiek zal trekken. Het lettertype is een voudig en bezit geen bijzondere eigenschappen. De opschriften zijn zooveel mogelijk saamgetrokken, waardoor zij gebonden zijn tot een streng en rustig geheel. In de gestalte met de slang, beide zwart van kleur gehouden, valt een zekeren vlotheid van lijn niet te ontkennen, maar voor mij mist de bolle modelleeriug iets van het geestige en markante, hetwelk dergelijke werken, van een, door hun tijdelijkeii aard, licht karakter, toch zoo vaak aantrekkelijk kan maken. Bovendien geeft hier en daar een naturalis tische vormgeving, welke vooral in het profiel van het gelaat sterk mede|spreekt, aan deze decoratief opgezette'gestalte een hinderlijke tweeslachtigheid l let affiche werd bij Dict: te Düsseldorf uitgevoerd. PEEK & CLOPPENBURG

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl