Historisch Archief 1877-1940
No. 2556
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE AARDAPPELGAL VAN DEN EIK
UIT DE NATUUR:
DE GALLEN
DOOR DR. JAC. P. THIJSSE
TUSSCHEN het teere geelgrocne eikenloof
vertoonen zich nu roode en groene en rood met groen
gestreepte en gevlekte bolletjes en proppen ter grootte
van een aardappel. Nu zult ge zeggen, dat een aard
appel al een zeer ongeschikte maat-eenheid is, want
er zijn groote en kleine, maar ik bedoel hier de gewone
middelsoort aardappelen. Ook kunnen die dingen aan
de eiken wel klein zijn als kriel en zoo groot als een
vuist, dus mijn vergelijking gaat toch heelemaal op en
iedereen weet precies wat ik bedoel. Het afdoend be
wijs daarvoor is wei, dat die dingen aardappelgallen
heeten. Hun vorm wettigt dikwijls ook dien naam en
in 't najaar hebben ze ook de kleur van aardappelen.
Maar dan zijn ze eigenlijk al lang dood.
Ieder voorjaar krijg ik van die dingen toegezonden,
met de vraag, wat of dat voor fraais is. Een paar weken
later krijg ik sparretakjes, waar een soort van bleek
groene sparrekegeltjes aan zitten, maar het zijn geen
kegeltjes, want waar ze open moesten wezen zijn ze
dichtgegroeid en er steken naaldjes buiten hi't fraaie
voorwerp uit. Nog een poosje later krijg ik doosjes
en daar zitten rozetakjes in met rood en bruin en groen
gekleurde kroeskopjes fijn van haar. Al die dingen zijn
gallen, d.w.z. plantendeelen, die speciaal vergroeid
zijn door de aanwezigheid van een of meer opgroeiende
diertjes. Dat ding aan de sparren wordt veroorzaakt
door een soort van bladluisjes; ge kunt de diertjes
later in de rijpe gal gemakkelijk vinden. De kroeskop
van de roos draagt den aangenaam klinkenden titel
van Bedeguar en wordt evenals de aardappelgal ver
oorzaakt door de aanwezigheid van een galwesplarve,
maar dan een andere. Het aantal der galwespen is
legio; de opsomming ervan in ,,Das Tierreich" beslaat
een boek van meer dan 850 bladzijden, compres ge
drukt.
Voor ons Hollanders is er aan de galwespen een zeer
aangename bijsmaak, doordat nu al bijna een halve
eeuw geleden onze beroemde landgenoot Dr. M. W.
Beijerinck omtrent de ontwikkelingsgeschiedenis van
deze merkwaardige organismen baanbrekende onder
zoekingen heeft verricht en belangrijke ontdekkingen
gedaan. Hij was toen nog niet zoo beroemd als thans
en zeker zult ge met evenveel trots en genoegen als ik
vernomen hebben dat hij dezer dagen benoemd is
tot lid van de Royal Society, tegelijk met Einthoven,
Cohen, Bohr, von Goebel, Fairfield Osborn, I-Manck
en Sommerfeld, een waardig gezelschap. Het bericht
van de benoeming gewaagt alleen van Beijerinck's
beroemde ontdekkingen op bacteriologisch gebied,
maar mij dunkt ze hadden de gallen er ook wel bij
mogen noemen.
Ik heb het mooie kwarto boek weer eens uit mijn
kast gehaald. Beobachtungen ber die ersten
Entwicklungsphasen einiger Cynipidengallen von Dr.
M. W. Beijerinck, Amsterdam, johannes Muller 1882.
Daarin vertelt hij van allerlei galwespen, hoe ze met
hun merkwaardige legboren eitjes leggen tot diep in de
zoo goed beschutte eikenknoppen en hoe het
plantenweefsel reageert op de aanwezigheid van de eieren en
larven en zoodoende de aardige bolletjes, knoopjes,
schijfjes, aardappelen, ananassen ontstaan waarin de
larve voedend weefsel vindt.
Als ge zoo'n aardappelgal doorsnijdt, zult ge zien
dat zich daarin een aantal kamertjes bevinden, ieder
met een larve. Deze ontwikkelen zich tot volwassen
insect in het begin van Juli. Beijerinck verzamelde een
aantal van deze wespjes levend, zoowel mannetjes als
wijfjes en bracht ze onder gaas in zijn tuin boven een
partij gezonde kiemplantjes van eiken. Hij zag toen
dat sommige van die wespjes langs de eikestammetjes
in den grond kropen en daar hun eieren afzetten aan
den wortelhals en aan de fijne zijworteltjes. Toen hij
in den herfst die plantjes weer onderzocht, zaten er
aan de wortels gezwellen ter grootte van een hazel
noot en daarin kwamen weer wespjes tot ontwikkeling
en wel allemaal ongevleugclde wijfjes, een heel ander
soort van dieren, dan de wespjes die in Juli eitjes
hadden gelegd. Deze ongevleugelde wespjes waren
al reeds bekend en beschreven onder den naam
van Biorhize aptera, maar niemand had geweten dat
dit nu de kinderen waren van de wespen uit de aard
appelgal. Nu nam Beijerinck ook waar dat deze on
gevleugelde wespen in den winter hun eieren leggen
aan de eikeknoppen en dat die knoppen dan weer uit
groeien tot aardappclgallen. Dit verschijnsel heet
heterogenesis en was door Adler ook al aan andere
eikegaïlen waargenomen. Oe kunt dezer dagen aan de
eikeblaren en vooral aan de' bloeikatjes van den eik
ook aardige glanzig groene knikkertjes vinden ; we
zouden ze de besgallen van den eik kunnen noemen.
Welnu, daar komen alweer zomcrwespjes uit en die
leggen hun eitjes aan de achterzijde der eikebladeren.
Daaruit ontstaan dan de linsvormige galletjes die ge
in October bij duizenden en duizenden aan de bladeren
kimt zien en die meestal van het blad af springen eer
dat zelf vergeelt en afvalt. Die linzengalletjes liggen
dan als confetti op den grond; ge hebt dat stellig wel
eens gezien.
Of de eik ook schade ondervindt van die galletjes?
Och ja, je zoudt kunnen zeggen, dat de stof?, die ver
bruikt wordt om de larven te voeden en de gallen te
doen groeien?, nu verloren gaat voor den houtaanwas,
maar omgekeerd prikkelt de aanwezigheid van het
galdier de plant weer tot sterkeren groei. In de meeste
gevallen behoeven we er ons niet ongerust over te
maken.
Als ge nu in 't eind van Juni een paar eiketwijgen
met aardappelgallen afsnijdt, en die in een groote
stopflesch, van boven met gaas afgesloten, in water zet,
dan kunt ge de diertjes zien als ze uit de gal kruipen.
Ge hebt dan groote kans om niet n soort van diertjes
te zien, maar drie of vier, want zulke gallen worden
naast de wettige bewoners ook nog bewoond door aller
lei indringers. Zoo geeft de studie van de gallen allerlei
verrassingen.
't Is een heel aardige bezigheid voor liefhebbers,
vooral wanneer ze cenige voorlichting hebben. 'Tot
nog toe hadden wij in ons land geen populair boekje
over gallen. Thans echter is in die leemte voorzien,
want de Nederlandsche Natuurhistorische Verecnigintj
heeft ter gelegenheid van haar zilveren feest een rijk
geïllustreerd boekje over de Nederlandsche gallen
uitgegeven, geschreven en geïllustreerd door A. jotnan
De leden kunnen dat boekje verkrijgen voor de luttele
som van een gulden, niet-leden komt hel op ? 2.75 te
staan. De Vereeniging begint hiermee een zeer nuttig
en sympathiek werk. Ons land is te klein dan dat
dergelijke werkjes niet profijt zouden kunnen worden
uitgegeven, maar op deze wijze kunnen wij nu mis
schien allerlei boekjes krijgen over verschillende groe
pen van dieren en planten, alles ter bevordering van
het levensgeluk der Nederlanders en de vermeerdering
der kennis van ons mooie en rijke vaderland.
TOEGEPASTE KUNST
DOOR JAN D. VOSKUII,
Een nieim vaam'el van Huib de Kit
Nu het vereenigingslcven den laatsteu tijd zich
steeds meer ontwikkelt, begint ook het vaandel
weer een belangrijke plaats in de samenleving te
krijgen. Immers zooals vroeger de banieren van de
Gilden, versierd met het Gildewapen" bij feesten
in optochten werden meegedragen, zoo ziet men
thans op herdenkingsdagen boven de hoofden van
betoogers of feestgangers vaandels en vlaggen wap
peren, waarop het embleem van vakvereenigingen
of coöperaties afgebeeld is. Maar zelden treft men
onder die, meestal te kwistig met goud bezaaide
doeken, een enkele aan, welke den toets van een
gezonde critiek doorstaan kan. Dit is, dunkt me,
te wijten aan het feit, dat de leden van vereenigingeu
dikwijls meenen zelf te kunnen ontwerpen, of, vaak
Hierbij deel ik U mede, dat Uwe
coffeïnevrije koffie HAG in geur niet
onderdoet voor andere koffie. Uit een
gezondheidsoogpunt is ze verre boven
de andere soorten te verkiezen, ik
hoop, dat Uw product meer en meer
door huismoeders zal worden ge
waardeerd in het belang van de
gezondheid der huisgenooten.
Zeist, 26.4.26. H. P
Arts voor Zenuwziekten.
in hun naïviteit, dit overlaten aan andere onbe
voegden. Nu heeft bet ongetwijfeld een aardige
symboliek om gezamenlijk het zinnebeeld van den
bond te vervaardigen, maar hieronder mogen
de practische noch de aesthetische eigenschappen
lijden. Daarom is het noodzakelijk het ontwerp
te geven aan een vakman, een sierkunstenaar, die
de vormen en kleuren als 't ware in handen heeft
en geleid door zijn artisticiteit en ervaring, weet
hoe hij deze moet samen brengen, om de gewenschte
effecten te bereiken, welke min of meer verband
houden met de diepere beteekenis van het streven
der club. (Je leek mist hiervoor de practische onder
vinding en het kunstzinnige element, doch aan de
uitvoering kan hij (of zij !) evengoed deel blijven
nemen, zoodat het idee van samen te werken niet
geschaad wordt en evenmin behoeven ,,de gezellige
avondjes", welke het maken van een vaandel meestal
onafscheidelijk met zich meebrengt, hun aantrekkelijk
heid er door te verliezen... Maar de, als zoetsappig
geborduurde (heekleedjes, bewerkte lappen, waarvan
men vaak op eenige nieters afstand nog niet eens de
krenterig neergeschreven opschriften fez.MI kan,
moeteu~zoo spoedig mogelijk de wereld uit, om plaats
te maken voor vaandels niet sprekende kleuren en
groote vormen, welke tegen de kolossale afmetingen
buiten kunnen concurreeren ! De jonge l laarlemsche
sierkunstenaar lluib de tfn, die onlangs voor het
Instituut voor Arbeiders Ontwikkeling een vaandel.
ontwierp, heeft vooral dit laatste volkomen begrepen
Een prachligen puur ronden toon nam hij als onder
grond en daarop bracht hij in fel geel en goud de
eenvoudig en strak gehouden versiering aan, welke
niet de fijn groen getinte letters n kantige
nniameiitiek vormen, terwijl hij ook de bevestiging aan de
stok duidelijk heeft laten uitkomen en deze eveneens
als decoratie gebruikte. Wanneer men zulk een kunst
zinnig vaandel boven de donkere schare van betoogers
ziet waaien, dan moet men erkennen, dat niet alleen
het uitbundige in de kleuren, de massa tol strijd om
betere bestaansvoorwaarden aanvuurt, maar dat
het artistieke en de beschaving er van nog veel eerder
de menigte wil brengen tot het vrij maken en ver
diepen van gevoel en geest !
Een nieinv aanplakbiljet
Voor de groote Duitsche tentoonstelling, op het
gebied van hygiëne, sociale voorzorg en sport, welke
te Düsseldorf van Mei tot October gehouden wordt,
heeft Schn'iirzkonf een duidelijk affiche ontworpen.
Op a'le zuilen in Nederland is dit biljet (hans geplakt.
De helder roode letters en de zwarte figuur vormen
met den fel gelen achtergrond een scherpe tegen
stelling, zoodat het biljet ongetwijfeld de aandacht
van het publiek zal trekken. Het lettertype is een
voudig en bezit geen bijzondere eigenschappen. De
opschriften zijn zooveel mogelijk saamgetrokken,
waardoor zij gebonden zijn tot een streng en rustig
geheel. In de gestalte met de slang, beide zwart van
kleur gehouden, valt een zekeren vlotheid van lijn
niet te ontkennen, maar voor mij mist de bolle
modelleeriug iets van het geestige en markante, hetwelk
dergelijke werken, van een, door hun tijdelijkeii aard,
licht karakter, toch zoo vaak aantrekkelijk kan
maken. Bovendien geeft hier en daar een naturalis
tische vormgeving, welke vooral in het profiel van
het gelaat sterk mede|spreekt, aan deze decoratief
opgezette'gestalte een hinderlijke tweeslachtigheid
l let affiche werd bij Dict: te Düsseldorf uitgevoerd.
PEEK & CLOPPENBURG