Historisch Archief 1877-1940
No. 2557
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
HOOFIEN'S ROOMBOTER
WORDT SPECIAAL BEREID
COMOEDIANA
DOOR HENRIK SCHOLTE
ONZE KOLONIËN
voor ,,de Groene Amsterdammer
door J. C. Sinia
T J I E TA
DOOR J. G. SINIA
BIJ het bladeren in oude schetsboeken ziel
mijn oog plotseling een schels van een grillig
gevormden boom. Tjiela sfaaf er bij en een
flaium. Leuk hoe zoo n eenvoudig krabbe/l/e weer
dodelijk allerlei oude herinneringen kan opwekken.
J\/u zie ik mij zelf weer staan op den top van
dien heuvel, waarop de woning van den vorst \'an
Tjiela (een vazalstaatje van Soppeng. op Z. W,
Ce/ebes l ligt en over de dichte kruinen der hoornen.
</ie dezen heuvel bekleeden. overzie ik een groot
gedeelte van dei heerlijke land van Soppeng.
Oogenschijnlijk niel zoo ver weg, maar in
werkeJijkheid toch een goede dagmarsch van mij verwijderd,
zie ik de Boeloe doea (= Twee bergen : op de
ieekening rechts van den boom) en daar ligl ook
?ons bivak, dat ik van morgen heel vroeg, toen hel
nog jonge licht de berghellingen in zachlrooden
gloed zette, verlaten heb. Nog een dagmarsch
verder, waar lusschen hel zware bergwoud
kampong Callang verscholen ligt, pakken zich diehle
wolken boven het gebergte samen. Dat belooft
niel veel goeds voor morgen, denk ik, en de
overtocht der verschillende riviertjes, welke wij dan
zullen moeten doorwaden, zal wel met vele bc
2waren gepaard gaan.
De wind jaagt kreunend door het hou/ en ergens
in een woning tokkelt iemand op een ketjaping
(Boegineesche /weesnarige guifaar). Erg prettig
gestemd voel ik mij niet. Is het dat naargeestig
geluid van den wind, dat mij zoo somber maakt.
of zit de komende regen mij dwars? Ik weet het niet.
Midden in den nacht word ik wakker, en hoor
het ru/schen van den regen.
,,Hoedjan keras toean littenan" (?het regent
Jiard heer luitenant) verzekert mij bovendien nog
?de schildwacht, wiens waakzaamheid ik even aan
den tand gevoeld heb. Wij hebben geen prelligen
f/tig in hef vooruitzicht!
OOKTFRED:JROESKE
ZANDBLAD- SIGAREN 8 en10 ets.
Openluchttheater Frankendaal :? ,.Df Gele
Mantel ', door G. Hazellon en J. Benrimo.
\ rOOR onzen mooien en bij het duisteren van den
v avond zelfs wat plechtig aandoenden
zomerschouwburg is dit van ouds bekende Chineesche sprook
je maar zeer gedeeltelijk geschikt. Ongedwongenheid
en natuurlijk vrijheid moge het effect der handlangers"
en het heele gedoe rondom den eigenlijken text
vcrgrooten, de kern van dit sprookje verliest bij een
minder strenge styleering ongetwijfeld aan kleur en
aan^bevallige onwerkelijkheid. Onze fantaisie is wel
sterk genoeg om :op een inraquareltinten geverfd
tooneel deze primitieve vcrtooning, door een binocle
bekeken, voor Chineesch te laten doorgaan, maar
wanneer wij in liet rustiger licht der natuur, waar
elk theatraal effect zooveel zwaarder gewogen en
zooveel eerder te licht bevonden wordt, deze praatzieke
poppetjes zien rondscharrelen onder den Westerschen
avondhemel, dan doorzien wij te veel den toeleg
der Amerikaansche auteurs;: hun neiging tot
mooidoen, hun zucht om te pateeren met in den grond
zinledige en al te. spoedig vervelende chinoiseric.
Vergis ik mij niet, dan hebben de beide schrijvers.
toen destijds The ycllow Jacket" opgang begon te
maken, laten verklaren, dat het hun met dit stuk
heilige ernst was. Men behoeft daaraan niet te
twijfelen; voor een listige persiflage is de inhoud
nog wel te gevoelig. In bouw volgt het zelfs nauwkeurig
het oud-Chineesche drama, waarvan wij, meest uit
Fransche vertalingen, enkele voorbeelden kennen.
Maar ook al stond het drama bij de Chineezen lang
niet op de hoogte hunner pure poëzie, dan nog kunnen
die enkele voorbeelden, langdradig en onpractisch
als zij naar Westersche opvatting zijn, iedere
vergelijking met hun modern-Amerikaahsche na
bootsing doorstaan: deze laatste en het blijkt bij
een reprise duidelijker dan vroeger is Welis
waar kunstig op een oude cultuurgeënt, maar ontbeert
daardoor juist die onmiskenbaar antieke sfeer, die al
het primitieve aannemelijk, al het diepzinnige op
recht maakt. En de werkelijke diepzinnigheden, die
men uit De gele Mantel" overhoudt, "pleegt men
naderhand, zelfs bij een vluchtig onderzoek, in de
oude boeken der Chineesche wijsheid terug te vinden.
Er is dan m.i. ook maar n mogelijkheid om de
illusie, die dit stuk wil scheppen, op het tooneel te
bewaren: een regie, die vóór alles streeft naar de
onderhoudende, lichte en vlotte charade, waarom
men niet al te luid lacht en waaruit soms argeloos een
sierlijke wending overschiet.
Zeer terecht heeft Verkade indertijd het stuk
in dien stijl ten tooneele gebracht: irreëel en
wat droomerig, met Kloppers, den onverstoorbaren
handlanger, en zijn genooten als de eenige maar
tegelijk de meest Chineesche werkelijkheid.
Ook nu blijft Kloppers nog de ziel der yertoouing.
Men wordt door deze onvergelijkelijke metamornhose
(innerlijk nog volkomen T dan uiterlijk) geboeid,
zóó zelfs dat hij afleidt van de eigenlijke han
deling: men volgt hem geamuseerd, 'wanneer hii
stil -zit en leest in zijn heusche Chineesche krant en
met de lippen mummelt; wanneer hij rijst eet met
stokjes, alsof hij zijn leven lang niet anders heeft
gedaan; every inch" een zoon van het
Hemelsche Rijk.
Wat de talrijke personages uit hel eigenlijkesprookje
betreft, zij vormen ongetwijfeld in hun iiitdossching
en grime een kostelijke collectie Chineesche typen,
maar nu en dan komt, na het eerste succes van hun
optreden, de Westersche natuur toch danig om den
hoek kijken. Xelfs van Dalsum, prachtig in zijn
entree op een onstuimig ros (dat er niet is),'ontkwam
daaraan niet geheel.
B»* Den gaafsten indruk maakten wellicht Henri
Eerens als een vervaarlijk keizer, Ferd Sterneberg.
de natuurgetrouwe Chineesche Narcissus en Eva
Beek, verrassend als de bekoorlijke, frèle
Fruimebloesem, de geliefde van den jongen prins, dien Kommer
Kleyn ditmaal zér verdienstelijk voor zijn rekening
had genomen, /.ijn dansend gevecht ingestudeerd
door Kloppers met dien typisch-Chineeschen stand
als ruiter-zonder-paard, was zeker een hoogtepunt
van den avond. Vera Bondam, in de mooiste vrou
wenrol (het stuk telt er vele !) kon der, warmen
indruk, dienTilly Lus indertijd wist te geven, niet ge
heel verdrijven. En Hans van Meerten, eerst als het
wonderlijk Chineesche godje, dat men wel wilde aan
raken om te zien of het al te wijze hoofd ook
knikkebolde, daarna als de groote onbekende met
het,,peerhoog voorhoofd van Chineesche filosoof", door Nijhot'f
bezyngen, had nu en dan een voortreffelijke into
natie, maar toen de confetti-sneeuw hem eindelijk
deed sneven, miste men zijn raisonneerende
intermezzi toch niet bovenmatig. Voor het grootste deel
moet dit zeker aan zijn rol toegeschreven worden,
de zwakste van het stuk, juist omdat zij de pretentie
van Chineesche diepzinnigheid het meest aan ons op
dringt.
Een zorvuldige bezetting der kleine rollen getuigde
ook ditmaal van het streven der regie naar een
waarlijk Chineesche illusie, zouder dat die echter bij
machte was om de onvoik .menheden van dit stuk
te verdoezelen.
Hotel Duin en Daal" - Bloëmendaal
Str. koud en warm water op alle kamers
PRIVÉBADKAMERS - Telefoon 22223
CHINEESCHE JADE
DOOR JAN D. VOSKUIL
Hen tentoonstelling van Jadc in c/e Kon.
Kunstzaa/ Kleikamp Ie 's Gravenhage
V\/"ANNEER men den bundel Chineesche verzen.
** samengesteld en bewerkt door /n/cs Scliiinnann
doorbladert, dan treft men in de beeldspraken telkens
vergelijkingen met jade aan. En geen wonder, want
jade of jaspis is alleen reeds als materie beschouwd,
/.ulk een prachtige stof met haar onuitputtelijke rijk
dom aan kleuren, dat het eenvoudig noemen van
haar naam al, gelijk een tooverwoord, een schoone
omschrijving is voor de fantasieën van den kunstenaar.
e Chineesche dichter heeft hiervan ruimschoots
gebruik gemaakt, nu eens vergelijkt hij het schijnsel
van de maan niet een ontelbaar aantal jaspispaarlen,
dan weer zijn het de wangen van een meisje, die zoo
blank waren als jaspis" of ook wel is het de witte rijp
welke hem doet denken aan stof van jade". In een
ontroerend vers vertelt de dichter Li-Tai-Po, hoe hij
voor de menschen op zijn jaspisfluit een diep be
wogen" lied zong, maar dat niet door hen begrepen
werd, doch waarvan de schoonheid eerst tot hen door
drong, nadat hij zijn lied voor de goden gespeeld had,
die zeer verheugd waren ! Een onbekend dichter uit
de vijftiende eeuw zegt:
Van hef nabije meer drong zoel geluid
Van jaspisfluit: muziek geworden droom.
Zang van verlangen en van liefde ....
Uit het bovenstaande blijkt reeds, welk een ver
eering de Chineezen steeds voor het jade gehad hebben,
maar wanneer men daarbij nog weet, dat vorsten
elkander vaak voorwerpen schonken uit dit edele
materiaal vervaardigd en dat de overoude symbolen
van hemel en aarde ook dikwijls van dezelfde kost
bare materie gemaakt zijn, dan zal men begrijpen, dat
sedert onheugelijke tijden, het jaspis zeer hoog bij
den oosterling staat aangeschreven. Over het alge
meen krijgen wij het hier slechts sporadisch te zien,
en daarom ook moet men niet verzuimen om eens
bij Klcikamp in den Haag te gaan kijken, naar de
prachtige en uitgebreide verzameling jade, welke daar
thans te zien is. Van de alleroudste tijden, als de
;?> ha n g-periode (17( >(>--! 122 j. v.Chr.) af zien wij hier de
typische sierkuust, gebruiksvoorwerpen en beeldjes,
uit liet voor ons zoo sprookjesachtige heinelsche
rijk", geëxposeerd. Als vreemdelingen dwalen wij
langs deze zonderlinge dingen, welke door hnn weel
derige kleurwisseliug en vormen zoo geheel anders
zijn dan hetgeen wij zelf maken. Ook de geest, welke
uit die voorwerpen spreekt is zoo moeilijk voor ons
te verslaan, omdat de tijd en de psyche waaruit hij
gegroeid is een geheel ander karakier heeft gedragen.
Alleen het algemeen menscheiijke en het gevoel voor
vormgeving en kleurverdceling kunnen wij er in
waardeeren, /.oo trof mij de, inderdaad als rijp zon
blanke tint, van een dekselknop en'ook het diepe
groen van een groote en mooi versierde vaas uil de
Ch'ieu-luug-periodc. Verder zag ik er, iu allerlei ver
schillende tinten en vaak rijk bewerkt, gespen arm
banden, sabelhouders, fabeldieren, vaasjes, kommen,
ringen, halssnoeren, amuletten en nog ontelbare
andere voorwerpen, waarlijk te veel om op te noemen.
Dit alles was niet alleen uit jade vervaardigd, maar
ook waren er vele dingen van agaat, amcthvst,
smoked-kristal, rose kwarts, goud-kleurig en heider
fonkelend bergkristal. Van de beeldjes is mij het
sterkst een groote Kwan-Yin figuur bijgebleven van
emerald groen jade met roodachtig bruine vlekken en
violettcn weerschijn, zwierig en toch strak van lijn
gehouden, terwijl op het gelaat een fijne expressie ligt.
Maar ook de kleinere Kwau-Yiu figuren vaak uit ander
materiaal samengesteld, zijn niet die van Lao-Tséeen
diepere beschouwing volkomen waard. Krachtig van
vorm is een groote vogel van amthvstkleurig agaat.
maar meer interessant dan mooi lijkt mij het met
versch'llende steensoorten versierde scherm van grijs
groen jade met zwarte en bruine vlekken. De gesloten
vormgeving lijkt \ oor het jade wel de beste, omdat het
zoo'n zeldzaam harde materie is. Voor mij komt de
schoonheid van een voorwerp eerst goed tot uit
drukking, wanneer ook het karakter van het materiaal
mede spreekt. Volgens deze opvatting beschouwd,
vindt men op deze tentoonstelling naast de dingen,
welke minder sterk van conceptie zijn, ook vele, die in
alle opzichten recht op onze bewondering hebben !