De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 5 juni pagina 16

5 juni 1926 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

16 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2557 BOEKBESPREKING Dr. J. Wille, Heiman Dullaart, zijn leven, omgeving en werk, Zeist, G. J. A. Ruys' U. M. 1926. Lode Baekelmans, De doolaar en de weidsche stad, L. J. Janssens en Zonen, Ant werpen, 1924. In het algemeen is het voor de kunst van betrekke lijk weinig belang, of een kunstenaar Jood, Calvinist, Atheïst, Katholiek, Boeddhist of Hersteld-Luthersch is. De levende schoonheid, dat is alles. Dat bijzondere geloof merkt men gauw genoeg; het is een bijzondere sfeer om het werk heen, die men heeft te aanvaarden, waar men zich inleven moet om rustig langs de wegen der schoonheid geleid te kunnen worden. Het kan interessant zijn na te gaan, hoe natuurlijke aanleg, opvoeding, allerlei levensomstandigheden enz. den kunstenaar als van zelf tot een bepaalde sfeer gebracht, hebben. Maar dit alles doet aan de kracht en omvang van het talent of de genialiteit niet af of toe; hoogstens is zoo'n geloof een natuurlijk steunpunt voor de werking der verbeelding. Al is het verklaarbaar, het lijkt me altijd een beetje dwaas, dat zij die meenen de geestverwanten te zijn van den kunstenaar in zijn religieuze of anti-religieuze overtuiging hem min of meer als hun speciaal eigen dom gaan beschouwen en bij voorkeur al het verwante naar voren halen en breed uitmeten om er de schoon heid soms onder te vergeten. Zoo hebben de Katho lieken hun Vondel en hun Thijm, de Dageraadsmannen hun Multatuli, de Calvinisten hun Bilderdijk en hun Da Costa. Het komt me voor, dat Prof. Wille, ietwat ijver zuchtig op het bezit van Vondel bij de Katholieken, maar eens een onbescheiden en brutalen greep uit den hoop gedaan heeft voor zijn Calvinistische partij, nu hij zoowaar probeert Rembrandt in de wacht te sleepen. Wat men er ook tegen heeft ingebracht: zooals Vondel, ondanks lang maar zwenkend Protestantsch belijden, een Roomsch dichter kan heeten, is Rem brandt, niettegenstaande onkerkelijken schijn en zedelijk afdwalen, te houden voor een der grootste kunstenaars of den grootsten? van de Refor matie. Wie kan zich Rembrandt voorstellen als verluchter van Lucifer of Adam in Ballingschap? Hoe uitnemend passen daarentegen Rubens' en Vondel's paradijsschilderingen op elkaar!" Waar Prof. Wille van Reformatie spreekt, bedoelt hij wel enkel het onvcrvalscht rechtzinnig Calvinisme. Natuurlijk, wat hij zegt over Lucifer en Adam is juist. Rembrandt was een heel ander mensch dan Vondel; Rembrandt behoefde Vondels dienaar niet te zijn om diens werk te verluchten. Als Rembrandt een Lucifer of Adam wilde maken, maakte hij ze zelf naar eigen zien en voelen, minstens even geweldig en ontroerend als Vondel, doch volkomen anders. Maar hem, den bandeloozen, vrijen heerscher, den stillen droomer en machtigen fantast, den diep, innig menschelijke, ook in zijn verheven, zuiver religieus gevoel op te willen bergen binnen de kille muren van een Protestantsch kerkgebouw is toch al te dwaas. Het Calvinisme is hier altijd een slechte bodem voor de kunst geweest. Bij Bilderdijk lijkt het me steeds verdacht, is het vermoedelijk meer een roman tische pose, een natuurlijke drang om dwars tegen het om hem heen meest gangbare in te gaan. Da Costa is als dichter meer Oostersch ziener, dan Dordtsch Calvinist. Van Rembrandt verklaart Prof. Witte zelf, dat hij zelfbewust-onverzettelijk, durfde zoeken en vermocht ook te vinden een hoogst eigen uitdrukking voor de heel eigen aanschouwing." ik laat die zelf bewustheid in het midden, maar ik vraag u: is dat een definitie van het Dordtsche Calvinisme der Vrije Universiteit? Heusch? Och kom ! Met die karakteri seering sluit immers Prof. Wille zelf Rembrandt voorgoed buiten zijn kerk. OPRUIMING VAN MODELKAMERS PRIJZEN TOT 3O°/o VERLAAGD Met Volle Garantie Franco Levering Rembrandt's machtige, vrije geest is niet op te slui ten binnen dogma's van welken aard of strekking ook; Rembrandt mag gemeend hebben, dat hij tot de in zijn tijd heerschende kerk behoorde en desnoods reprimandes van die kerk gedwee hebben aangehoord, voor mij is er nauwelijks grootere klove denkbaar dan tusschen Rembrandt en Dordt. In het feit dat Dullaart Rembrandt's leerling geweest is, heeft Prof. Wille aanleiding gevonden om uitvoerig over Rembrandt als eventueel geestverwant te schrijven. Het is evenwel merkwaardig, dat hij juist bij dezen Dullaart, die zeer stellig tot de zeer weinige goede Calvinistische dichters uit onze 17de eeuw behoort, zoo bijzonder weinig van Rembrandts geest, den Calvinist", ontdekt heeft, niet in de enkele schilderij, die van hem bekend is, evenmin in de verzen. En toch is er misschien in sornmig werk van den dichter meer van Rembrandt dan hij erin ziet, vooral in eenige sonnetten. Maar er is n gedicht van Dullaart, zegt W., waarbij men, indien ergens, wel samenhang zal kunnen aannemen met Remhrandts kunst; dat over Petrus' berouw. De ets van Hi45 stelt ons Petrus voor, op de knieën, weenend, en in zelfverbrijzeling, sarcastisch, op de uitgestrekte hand een der hem toevertrouwde sleutelen des hemdrijks vertoonend. Juist zoo bij Dullaart". Ik vo:jr mij zie juist tusschen dit vrij pompeuze, zwaarwichtige uitvoerig dichtwerk, waar overigens wel goede regels in voorkomen, en het eenvoudige etsje het is in den tekst gereproduceerd van Rembrandt zoo goed als geen verband. Kr is enkel hetzelfde geval uitgebeeld. Doch wel is het merk waardig, dat de Calvinistische" Rembrandt hier Petrus heeft neergezet met wat men als een zuiver Katholiek symbool kan beschouwen, de twee pause lijke sleutels, waarvan hij den eenen ongegeneerd bij zijn stok in de eenc hand houdt en den anderen op zijn andere hand voor zich houdt uitgestrekt, er met een bedrukt gezicht naar kijkend. Wat er ook van zij, het hoek van Prof. Wille over Dullaart is in het algemeen een mooi en een goed boek. Verwey heeft indertijd Dullaart weer ontdekt; sedert is er ijverig studie over hem gemaakt. Hiervan gebruik makend en dit door zelfstandige studie aan vullend, heeft Prof. Wille uu wel voorloop!» liet hoek over Dullaart geschreven, tot de papieren van en over Dullaart, die nog schijnen te heslaan en op zettelijk, ondanks verschillende verzoeken, door de nog levende afstammelingen van de familie aan de wetenschap worden onthouden, eindelijk aan den dag mochten komen. Zooals de zaken nu staan, weten we betrekkelijk /.eer weinig van den dichter en zijn intieme leven; en /.ijn oeuvre vult slechts een bescheiden bundeltje, dat lang na zijn dood verzameld en uitgegeven werd. Wille heeft alles gegeven wat hij geven kon en dit zooveel mogelijk in zijn juist verband laten zien; met liefde, zorg en kennis heeft hij, die zich innig geestelijk verwant voelt aan den dichter, de schoon heid van diens werk doen uit komen en het werk iu verband gebracht met des dichters vermoedelijke!! levenskring. Zijn hoek bevat door den tekst verspreid levens een zeer ruim opgezette bloemle/.ing uit IKillaarts werk. Reeds eenigen tijd geleden verscheen een herziene herdruk van De d'oolaar en de weidsche slad van Lode Baekelinans. Ik las alleen dezen druk en genoot er van; het is goed, rijp werk. Het is uit het schipperskwartier van Antwerpen, waar Baekelinans zoo voor treffelijk thuis is, dat hij zoo goed heeft waargenomen. Rustend op de ellebogen, gebogen over de leuning van het staketsel, stonden zij met hun drieën te kijken in het water, dat stillekens wegklotste, al happend en likkend aan het palengebint, zoo groen bemost en uitgevreten. Zij rookten puffend hun korte pijpkens, lurkend en treuzelend in den zomersclieii Zondag-achternoen, vol stilte en zon. l in kei de wind kwam speelsch over het water gebuiteld, en joeg de tabakswolkskens voort met de varende landgerticlittn, leutig en blij". Deze paar geestige lijntjes geven in eens het litteraire peil en rhythme van dit hoek, het verhaal van Lieven, den jongen uit den polder, die als zoovelen door een geheim/innige macht gedreven wordt uit de rust en den natuurlijken, krachligen arbeid van de vrije, ruime velden naar de stad, die zij in de verte 's nachts zien schitteren, die de jeugd onweerstaanbaar aanlokt. Dit boek is innig doorleefd in zijn volle realiteit, zelf gezien in al die weidsche gezichten langs de Schelde en werven, in de stad met haar tel, verwoed leven, onder allerlei lucht en tijd.Hel is heel dat wilde, zwelgende, /.woegende, pijnigende beslaan van de brute groote stad, en daar midden in die eenvoudige, pooiige buitcnjongeii Lieven, die er in zijn stomme verbazing over al het wercldsch spektakel en de zotte miserie midden door heen gewrongen wordt en zich eenzaam en verlaten voelt. Kr is hier realistische. brandende humor, ook in de krachtige, torsch teekencndc, leutig spuitende en spelende volkstaal: er is bonkend bruut geweld, maar ook zachte, innig me ns c hèI ij ke teederheid. Hier vertoont l.odc Haekelmans zich in de volle kracht van zijn zuiver kunstenaarschap en hij ver dient een plaats naast de besten zijner Vlaatnsche genooten. !. PItINSKN M./. N. V. KUNSTZALEN DE SIRKEL" Laan van Meerdervoort 53 D DEN HAAG TEL. 36518 WERKEN VAN MODERNE MEESTERS Kunstboeken, Sieraden, Glaswerk Leerdam Unica S»" Aardewerk 2»-, Reproducties naar oude meesters NIEUWE BOEKEN DOOR HKR.MAN M1DUKNDOK!' Herman \'iin Piivnibrouck. Het nnttuikendi licht. Antwerpen 1924. L. J. Janssen^ i-n '/.inu'n Gesproken film voor gemoedelijke menschcn". luidt de ondertitel van dit in drauia-vorm geschreven werk. Het heeft inderdaad wel iets van een film dooi de snelle wisseling van een aantal heelden i-u ver schijningen, en ook door het losse verband, waarin de verschillende onderdeden tot elkander staan. Kr is geen enkel conflict, al komen er tientallen personen in voor. Het is de gedramatiseerde geschiedenis van twee kinderen, die door hun Kngel Bewaarder" worden gebracht tot het rechte inzicht van liet Christendom. Door het optreden van eer massa symbolische personen, en doordat de Kngel Bewaar der" praat, praat en nog eens praat, zijn de kinderen aan het slot anders dan aan het begin. Maar er is geen sprake van een bepaalde groote handeling, waaraan elk van de optredende personen ziin evetircdm aandeel heeft. Kr zijn wel goede tooneelen in het -tok. i K-t op treden van den watel, den pannckoek en den chocoladepot vertegenwoordigers van de gemiddelde egoïstische meiischensoort -- zou het bij een opvoering zeker doen". Maar ik hen hang. dat de/e /onderlinge opeenvolging van de meest iiiteenloopeiide scènes en scéne-tjes als geheel, den onbevangen toehoorder en-toeschouwer weinig zou kunnen voldoen. : soms niet onbelangrijk, wat de schrijver te \ heeft. De teekeiiingen van Lode Seghers /iin aard Wie in ,,Kratdein Klse" een soort van uuiadmelei zou willen zien voor de vrouwelijke pudeur in het algemeen, is er volkomen naast. Kr is nict> in dit kleine verhaal, dat aanleiding kan geven tot tieneraliseeren. Het verhaal is romantiek en Klse zouderingsfiguur. Schnitzier vormde, niet /aam in/.ichi in het vrouwelijke gemoeds meisje zóó, en koos, niet ziin volmaakt vennoten tint te vertéllen, de omstandigheden zoo, dat het trauischc in de figuur van Kraülein Klse tot het verschrikkende, het st il-makeitde, liet adem-bekleiiimcnde \vcrd op gevoerd. Het tragische van Klse schuilt, behalve in haar jeugd en haar schoonheid, ook in de fataliteit van haar aanleg. Klse is volstrekt geen ..iio meisje (en wanneer men hier nu uil hesluit. abnormaal" is, dan neme men dat woord, niet in den zin van ..minderwaardig' ). Xi; '^ ook sexueel niet normaal", en kan daardoor op hei voorstel \ au Van Dorsdav ook niet , ;i'-rmaa!" reageeren. De fataliteit van haar aanleu hren^i mee, dat zij weerloos is tegen een aanslag van hel pioerlige. rechlstiveks gericht op haar H'xueele geaa: die wee'ioo-heid drijft haar den dood in. Door den vorm, dien Schuit/Ier voor /;; koos het is een doorloopeiide monoloog schrijver elke bij-omstandigiieid, die nie' verband stond lot hel kernpunt, buiteiislu seconde tot seconde brengt elke gedachte nader tot haar onvermijdelijke!! onderaan liet boek is zeldzaam gnd vertaald. d. VAN NELLE'5TABAK KWALITEIT-' ALOM VERKRIJGBAAR

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl