Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2557
COLIJN'S DEFENSIE
POLITIEK EN MINISTER
L A M B O O Y
DOOR ICKDIEN
Ce n'étaif pas Ia peine assurémenl
De changer de gouvernement.
MINISTER Lambooy heeft op 27 Mei in de
Tweede Kamer gesproken over zijn plannen ten
aanzien van de weermacht te land.
Veel belangrijks heeft hij niet meegedeeld. Zijn rede
behelsde dientengevolge een teleurstelling of een
bevestiging van de geringe verwachting al naar
men het nemen wil. *»
Een teleurstelling bij vergelijking met hetgeen
in uitzicht gesteld was een bevestiging van de
geringe verwachting, die men koesteren mocht van
een minister, die zich naar alle kanten de handen
gebonden heeft.
In het voorlaatste Kabinet-Colijn is op militair
gebied een scherpe tegenstelling ontstaan tusschen
den voorzitter van het ministerie en minister Van Dijk.
Deze tegenstelling trad aan den dag door de publi
catie van het bekende Standaard-plan, waarin be
langrijke bezuiniging en verbetering werd toegezegd
en het bestaande stelsel als duur en slecht" veroor
deeld werd.
Daaruit moest noodwendig volgen, ten eerste dat
de heer van Dijk geen deel uitmaakte van het vol
gende Kabinet-Colijn, ten andere, dat de heer Colijn
behoorde te zorgen, dat met de vervanging van Van
Dijk waarborgen voor een beter resultaat werden
verschaft. Inderdaad kwam dan ook de heer Van Dijk
niet terug en mocht men dus aannemen, dat de heer
Lambooy de belangrijke belofte: groote bezuini
ging en verbetering, zou trachten te vervullen.
D; troonrede, waarin de taak van het laatste
Kabinet-Colijn werd omschreven, bevatte slechts een
zwakke weerspiegeling van de te voren aanvaarde
verplichtingen en bepaalde zich in hoofdzaak tot de
belofte geleidelijk verlagen der militaire uitgaven."
De Memorie van Toelichting bij de oorlogsbegrooting
'26 bewaarde het stilzwijgen over de toekomstplannen
en aan de Memorie van Antwoord is de heer Lambooy
ontsnapt. Ook de regeeringsverklaring van 11 Maart
j.L, waarmee de heer L. door het aanvaarden van de
portefeuille getoond heeft zicli te kunnen vereeni
gen, geeft geen uitzicht op grootsche ondernemingen:
versobering door concentratie op het veldleger,
waardoor belangrijke vermindering van personeel
der vesting- en kustverdediging mogelijk heette,
en vereenvoudiging der bevelvoering.
Niettemin mocht men meer verwachten dan een
voortzetting van de beruchte ,,beknibbelmethode",
waarvan Colijn beloofd had ons te zullen verlossen.
De verklaring van den premier bij de interpel
latie-Heemskerk kwam die verwachting bevestigen.
Immers, de Geer wilde voortzetting van Colijn's
militaire politiek, en zou dus waarschijnlijk niet
berusten in het bezit van een duur en slecht" leger.
Er was daarom reden voor gespannen belangstelling
in de fiadere verklaringen van den heer Lambooy.
Uit dat oogpunt brachten deze, we zeiden het
reeds, slechts teleurstelling. Niet alleen werd geen
enkel uitzicht geopend op iets meer dan het louter
bezuinigingswerk, in de toezeggingen vermeld,
maar zelfs de geringe beteekenis dier toezeggingen
werd vrijwel te niet gedaan.
Ik wil dadelijk zeggen", moest de heer Lambooy
op 27 Mei verklaren, dat toen ik begon met te
trachten het bezuinigingsproces voort te zetten,
ik al verschillende bronnen opgedroogd vond en
dat men bij het bestaande stelsel werkelijk gedaan
had wat men kon om de begrooting omlaag te
brengen."
Inderdaad ! Alleen een absoluut vreemdeling in
Jeruzalem zou anders verwacht hebben. De lieer
L. wist dit, althans kon dit weten zoo goed als een
ander, toen hij in 1925 de regeering aanvaardde.
Als ernstig man kon hij er dus alleen toe meewerken
om de verwachting te wekken van het geleidelijk
verlagen der militaire uitgaven", als hij een ontwerp
voor verandering van stelsel in zijn binnenzak droeg,
die deze verlaging dan wél mogelijk zou maken.
Op 27 Mei nu, was hij geroepen om dat ontwerp
in de Tweede Kamer op tafel te leggen.
Helaas, het is al dadelijk gebleken dat van een plan
van eenige beteekenis in het geheel geen sprake is.
De minister verklaarde wel geen nota te hebben
ingeBOUWT IN MET
OOSTERPADK
miTHÖVEN
'? INLICHTINGEN VERSTREKT DC DIRECTIE
: TEIEF.INT. N? 6538
zonden nopens zijn legerplannen, zooals hij het voor
de veranderingen bij marine wel gedaan had, omdat
de groote zaken die bij Oorlog aanhangig gemaakt
zullen worden toch niet anders tot stand kunnen
komen dan door wetgeving. Maar de geringe waarde
van deze exceptie valt reeds dadelijk in het oog,
omdat het opgegeven argument minstens evenzeer
óf in veel sterker mate voor Marine geldt.
Maar bovendien bleek afdoende uit 's Ministers
verdere verklaring, dat er geen plan van beteekenis
bestaat!
Hier en daar wil de minister incidenteel in het
systeem ingrijpen, maar van een breed opgezette
herziening is geen sprake, 's Ministers bewering dat
hij zou hebben aangegeven hoe z.i. de weermacht
zou kunnen worden opgebouwd" geeft dan ook een
schromelijk overdreven voorstelling van zijn uiteen
zettingen.
Het meest positief was de minister nog, waar hij
aan een door de regeeringsverklaring van 11 Maart
gewekte verwachting den bodem moest inslaan: de
geweldige bezuiniging, die er op het vestingstelsel
zou komen en die, voegen wij er bij, de regeerings
verklaring in uitzicht stelde, zal z.i. niet zeer groot
zijn. Inderdaad ! Die bron was al opgedroogd voor
het Kabinet-de Geer haar ontdekte.
Verder verklaarde de minister wel, dat het in zijn
voornemen lag de organisatie van de infanterie te
herzien, doch veel blijkt die reorganisatie niet om
het lijf te zullen hebben. De minister wil de oplei
dingscompagnie opheffen, en overweegt en bestu
deert hetzelfde voor n der drie andere oefenheden
per Regiment. Maar die opheffing is dan nog maar
alleen als administratieve eenheid". Er zal dus
alleen wat administratief kader overcompleet komen.
Het zal de vraag zijn of het geringe voordeel van deze
wijziging tegen de nadeelen opweegt.
Met dat al komt er geen vermindering van eenige
beteekenis in de te groote kostbaarheid van het dure
en slechte leger."
Evenmin wordt de kwaliteit verbeterd.
Ten aanzien van de uitrusting van het leger wordt
de politiek van Van Dijk voortgezet: de minister
zal al blij zijn. verzekerde hij, als hij, evenals deze,
4 millioen gulden op zijn begrooting kan houden.
Aan de illusie van het Standaard-stelsel dat bedrag
aanmerkelijk te kunnen verhoogen, kon deze minister
natuurlijk zelfs niet meer denken.
De deugdelijkheid van de aanvoering in hoogere
en lagere rangen blijft groote zorg eischen, consta
teerde de minister.
En terecht !
Want de grootste grief tegen de organisatie-Van
Dijk is juist, dat zij de aanvoering aan het beroeps
kader ontnomen en in handen van verlot'skader ge
legd heeft, dat voor die taak mg niet berekend is.
Het is begrijpelijk en wellicht zeer te waardeeren,
dat dit onderwerp den heer Lambooy zooveel zorg
baart. Maar. . . . komt men daar eigenlijk we! iets
verder mee? In werkelijkheid blijft de kwaliteit
van het leger, ondanks die zorg, even slecht als onder
zijn voorganger.
En zij zal onvoldoende blijven, zoolang het
legerbestuur er voor terug blijft schrikken om - met het
Standaard-stelsel het verlofskader op te leiden tot
aanvoerder door het een taak te geven bij de in
structie der recrutcn. Het voornemen van den heer
De Geer om de-defensie-politiek van Colijn te volgen
leidt derhalve onder minister Lambooy slechts tot
handhaving van het dure en slechte" stelsel-Van Dijk
en van de beknibbelmethode".
Zoo beschouwd was het waarlijk ,,pas la peine de
changer de gouvernement".
Voorts roerde de minister nog een aantal kleinere
onderwerpen aan.
In de eerste plaats de hoogere bevelvoering, die de
minister meent te kunnen ,, versoberen". De
verandering, die de minister beoogt zou /eer be
langrijk kunnen zijn. Maar zij zal dit wel niet
worden, omdat zij voorbereid schijnt om indien
zij al tot stand komt, clan toch in geen geval dezen
minister te overleven. De minister wil nml. in plaats
van den Chef van den Generalen Staf den commandant
van het veldleger in oorlogstijd tevens belasten niet
het Opperbevel. In vredestijd moet echter de Chef
van den Generalen Staf zooveel mogelijk zelfstandig
blijven. Daarnaast komen dan in oorlogstijd nog
eenige zgn. losse" hoogere staven. Het onderwerp
is een afzonderlijke beschouwing waard, maar
voorloopig is in deze (o.i. avereehtsehe) regeling tier ver
houding van Chef van den Generalen
StafenConimandant-veldleger in ieder geval weinig ,, versobering"
te ontdekken.
De samenvoeging van de luchtstrijdkrachten van
land- en zeemacht hoopt de minister spoedig tot
stand te brengen.
Elders heeft de minister in een staalsstuk verklaard
de oplossing te zullen zoeken in een gelijksoortige
organisatie van beide diensten, en nog weer in een
ander staatsstuk, dat de samenvoeging alleen uit
voerbaar is. na de samensmelting van beide mili
taire departementen. Hel vraagstuk is daardoor
noodeloos ingewikkeld gemaakt. Inderdaad is er
heel geen behoefte aan een afzonderlijken vliegdietist
voor de marine in Holland hetgeen trouwens recht
streeks volgt uit de verklaring van den minister (bij
marine), dat zeevliegtuigen voor de \ederlandsche
defensie niet noodig zijn. Daarmee is de grondslag
voor het bestaan van een afzonderlijken
niarineIk kan LI tot mijn genoegen
mededeelen, dat mijne bevindingen om
trent Uwe coffeïnevrije koffie HAG
in elk opzicht zeer goed geweest zijn,
zoodat ik niet zal nalaten, Uw pro
duct in mijn praktijk aan te bevelen.
Den Haag 23.2.26 Dr. van der H
vliegdienst voor Holland reeds volkomen wegge
nomen.
De minister hoopt gaandeweg een groot aantal
verlofsofficieren en -onderofficieren te krijgen, die
minstens een jaar of vijf, zes gediend hebben, en we
door het zgn. Capitulanten-stelsel. Deze officieren
en onderofficieren zullen na hun benoeming nog een
aanvullenden cursus volgen, ter opleiding tot instruc
teur, daarna eenige jaren als zoodanig dienen, om
dan weer in de burgermaatschappij terug te keeren
of in een Rijksbetrekking over te gaan.
Bij doorvoering van dit stelsel zal de pensioen
last en de salarislast aanmerkelijk verlicht worden.
meent de minister, en zal het legereen aantal
verlofsnfficieren krijgen, die in oorlogstijd meer bruikbaar zijn.
De minister moet echter al dadelijk erkennen.
dat het doorvoeren van dit stelsel niet gemakkelijk
zal zijn wegens het overcompleet van burger-ambte
naren en de moeilijkheid om plaatsing te vinden vom
officieren en onderofficieren in burgerbetrekkingen.
Inderdaad wordt daardoor de uitvoerbaarheid
van het stelsel zoo gereduceerd, dat er vrijwel niets
van overblijft. Maar bovendien is het de vraag ot
zelfs als het kón worden uitgevoerd, bijv. de pensioen
last zou dalen. De jaren in dienst doorgebracht zullen
ongetwijfeld meetellen voor pensioen en al zou
het gelukken dien last aan de andere departementen
over te dragen, dan zon dit voor het Rijk toch geen
verschil maken. Bovendien schijnt de langdurige
kostbare opleiding voor een paar jaar militairen diens'
allesbehalve economisch.
/oo blijft als geheel deze uiteenzet t ing van de
ministerieele plannen wel heel ver van de defensie
politiek van Colijn en vormt zij di.s een teleur
stelling na de verklaring van den heer de Geer.
Hiervoren werd echter reeds opgemerkt, dat men
niet meer verwachten mocht, omdat de ministei
zich reeds de handen gebonden had.
In het defensie-rapport nml. van de R.K. Staats
partij heeft hij zich o.m. vast gelegd aan een zoo groot
mogelijke oorlogssterkte; en in zijn veroordeeling
van het Standaard-stelsel en in zijne toezeggingen
aan het kader heeft hij zieh de mogelijkheid tot groou
bezuiniging op de uitgaven voor personeel ontnomen.
De hoofdwegen naar bezuiniging zijn aldus vno-,
hem afgesneden en tevens ook die naar belangrijke
verbetering.
(iroot werk zal hij daardoor niet tot Matte! kunne"
brengen.
En aangezien er onder den drang van Hnancie"
en bezuiiiigiugsinspecties toch bezuinigd moe! worden.
zit er niets anders op dan: voortzetting van de
Pe-knibbelingsmcthode. Als van mids!
N I E U WE U I T G A V E N
|. ,|. Mnr:i(M.\N, Van .Mdiiiicn in \ icc. Groningen
deii Haag, J. B. Wolters.
De/e geïllustreerde schetsen van on/e
heM'havinggesehiedettis door den schrijver uitgegeven omd:,:
on/e geschiedenis altijd nog te veel is: oorloge
geschiedenis is bestemd voor de hoogere klassen dei
lagere school en voortgezet onderwijs. De in d;'
hoekjegegeven lessen bevatten de geschiedenis \,t;:
handel en verkeer.
A. SlXMA VAN l li:t.\t-l L' \-Seil!\!V,! [ >';.\M\L i
l'it /h'! (irijs fi'rli'ilt-ii, met platen van j. G. Kesk'
Zutpheu, \\'. J. Thiettie e! Cic.
De titels van de Sagen en Legenden, die in dl'
boek \'i Uiituen zijn voor volwassenen bekende
klanken. lio-Ji niet voor de jongeren. De hewei'ksKi
verklaart dit uit het feit, dat de jongeren '.au
th.nlveelal .nuk-re lectuur weitscheii. doch zij meent. d,.:
w-duig pogingen zijn gewaagd mu al die verhalen u *
het grijs verleden in een populaireii vorm ie gie!i:i
Zii heelt niet dit boek deze poging herhaald.
PAST STALEN RAMEN TÓE
VAN DE
SPECIALITEIT-VERZiNKJE STALEN RAMEN.