De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 5 juni pagina 4

5 juni 1926 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2557 COLIJN'S DEFENSIE POLITIEK EN MINISTER L A M B O O Y DOOR ICKDIEN Ce n'étaif pas Ia peine assurémenl De changer de gouvernement. MINISTER Lambooy heeft op 27 Mei in de Tweede Kamer gesproken over zijn plannen ten aanzien van de weermacht te land. Veel belangrijks heeft hij niet meegedeeld. Zijn rede behelsde dientengevolge een teleurstelling of een bevestiging van de geringe verwachting al naar men het nemen wil. *» Een teleurstelling bij vergelijking met hetgeen in uitzicht gesteld was een bevestiging van de geringe verwachting, die men koesteren mocht van een minister, die zich naar alle kanten de handen gebonden heeft. In het voorlaatste Kabinet-Colijn is op militair gebied een scherpe tegenstelling ontstaan tusschen den voorzitter van het ministerie en minister Van Dijk. Deze tegenstelling trad aan den dag door de publi catie van het bekende Standaard-plan, waarin be langrijke bezuiniging en verbetering werd toegezegd en het bestaande stelsel als duur en slecht" veroor deeld werd. Daaruit moest noodwendig volgen, ten eerste dat de heer van Dijk geen deel uitmaakte van het vol gende Kabinet-Colijn, ten andere, dat de heer Colijn behoorde te zorgen, dat met de vervanging van Van Dijk waarborgen voor een beter resultaat werden verschaft. Inderdaad kwam dan ook de heer Van Dijk niet terug en mocht men dus aannemen, dat de heer Lambooy de belangrijke belofte: groote bezuini ging en verbetering, zou trachten te vervullen. D; troonrede, waarin de taak van het laatste Kabinet-Colijn werd omschreven, bevatte slechts een zwakke weerspiegeling van de te voren aanvaarde verplichtingen en bepaalde zich in hoofdzaak tot de belofte geleidelijk verlagen der militaire uitgaven." De Memorie van Toelichting bij de oorlogsbegrooting '26 bewaarde het stilzwijgen over de toekomstplannen en aan de Memorie van Antwoord is de heer Lambooy ontsnapt. Ook de regeeringsverklaring van 11 Maart j.L, waarmee de heer L. door het aanvaarden van de portefeuille getoond heeft zicli te kunnen vereeni gen, geeft geen uitzicht op grootsche ondernemingen: versobering door concentratie op het veldleger, waardoor belangrijke vermindering van personeel der vesting- en kustverdediging mogelijk heette, en vereenvoudiging der bevelvoering. Niettemin mocht men meer verwachten dan een voortzetting van de beruchte ,,beknibbelmethode", waarvan Colijn beloofd had ons te zullen verlossen. De verklaring van den premier bij de interpel latie-Heemskerk kwam die verwachting bevestigen. Immers, de Geer wilde voortzetting van Colijn's militaire politiek, en zou dus waarschijnlijk niet berusten in het bezit van een duur en slecht" leger. Er was daarom reden voor gespannen belangstelling in de fiadere verklaringen van den heer Lambooy. Uit dat oogpunt brachten deze, we zeiden het reeds, slechts teleurstelling. Niet alleen werd geen enkel uitzicht geopend op iets meer dan het louter bezuinigingswerk, in de toezeggingen vermeld, maar zelfs de geringe beteekenis dier toezeggingen werd vrijwel te niet gedaan. Ik wil dadelijk zeggen", moest de heer Lambooy op 27 Mei verklaren, dat toen ik begon met te trachten het bezuinigingsproces voort te zetten, ik al verschillende bronnen opgedroogd vond en dat men bij het bestaande stelsel werkelijk gedaan had wat men kon om de begrooting omlaag te brengen." Inderdaad ! Alleen een absoluut vreemdeling in Jeruzalem zou anders verwacht hebben. De lieer L. wist dit, althans kon dit weten zoo goed als een ander, toen hij in 1925 de regeering aanvaardde. Als ernstig man kon hij er dus alleen toe meewerken om de verwachting te wekken van het geleidelijk verlagen der militaire uitgaven", als hij een ontwerp voor verandering van stelsel in zijn binnenzak droeg, die deze verlaging dan wél mogelijk zou maken. Op 27 Mei nu, was hij geroepen om dat ontwerp in de Tweede Kamer op tafel te leggen. Helaas, het is al dadelijk gebleken dat van een plan van eenige beteekenis in het geheel geen sprake is. De minister verklaarde wel geen nota te hebben ingeBOUWT IN MET OOSTERPADK miTHÖVEN '? INLICHTINGEN VERSTREKT DC DIRECTIE : TEIEF.INT. N? 6538 zonden nopens zijn legerplannen, zooals hij het voor de veranderingen bij marine wel gedaan had, omdat de groote zaken die bij Oorlog aanhangig gemaakt zullen worden toch niet anders tot stand kunnen komen dan door wetgeving. Maar de geringe waarde van deze exceptie valt reeds dadelijk in het oog, omdat het opgegeven argument minstens evenzeer óf in veel sterker mate voor Marine geldt. Maar bovendien bleek afdoende uit 's Ministers verdere verklaring, dat er geen plan van beteekenis bestaat! Hier en daar wil de minister incidenteel in het systeem ingrijpen, maar van een breed opgezette herziening is geen sprake, 's Ministers bewering dat hij zou hebben aangegeven hoe z.i. de weermacht zou kunnen worden opgebouwd" geeft dan ook een schromelijk overdreven voorstelling van zijn uiteen zettingen. Het meest positief was de minister nog, waar hij aan een door de regeeringsverklaring van 11 Maart gewekte verwachting den bodem moest inslaan: de geweldige bezuiniging, die er op het vestingstelsel zou komen en die, voegen wij er bij, de regeerings verklaring in uitzicht stelde, zal z.i. niet zeer groot zijn. Inderdaad ! Die bron was al opgedroogd voor het Kabinet-de Geer haar ontdekte. Verder verklaarde de minister wel, dat het in zijn voornemen lag de organisatie van de infanterie te herzien, doch veel blijkt die reorganisatie niet om het lijf te zullen hebben. De minister wil de oplei dingscompagnie opheffen, en overweegt en bestu deert hetzelfde voor n der drie andere oefenheden per Regiment. Maar die opheffing is dan nog maar alleen als administratieve eenheid". Er zal dus alleen wat administratief kader overcompleet komen. Het zal de vraag zijn of het geringe voordeel van deze wijziging tegen de nadeelen opweegt. Met dat al komt er geen vermindering van eenige beteekenis in de te groote kostbaarheid van het dure en slechte leger." Evenmin wordt de kwaliteit verbeterd. Ten aanzien van de uitrusting van het leger wordt de politiek van Van Dijk voortgezet: de minister zal al blij zijn. verzekerde hij, als hij, evenals deze, 4 millioen gulden op zijn begrooting kan houden. Aan de illusie van het Standaard-stelsel dat bedrag aanmerkelijk te kunnen verhoogen, kon deze minister natuurlijk zelfs niet meer denken. De deugdelijkheid van de aanvoering in hoogere en lagere rangen blijft groote zorg eischen, consta teerde de minister. En terecht ! Want de grootste grief tegen de organisatie-Van Dijk is juist, dat zij de aanvoering aan het beroeps kader ontnomen en in handen van verlot'skader ge legd heeft, dat voor die taak mg niet berekend is. Het is begrijpelijk en wellicht zeer te waardeeren, dat dit onderwerp den heer Lambooy zooveel zorg baart. Maar. . . . komt men daar eigenlijk we! iets verder mee? In werkelijkheid blijft de kwaliteit van het leger, ondanks die zorg, even slecht als onder zijn voorganger. En zij zal onvoldoende blijven, zoolang het legerbestuur er voor terug blijft schrikken om - met het Standaard-stelsel het verlofskader op te leiden tot aanvoerder door het een taak te geven bij de in structie der recrutcn. Het voornemen van den heer De Geer om de-defensie-politiek van Colijn te volgen leidt derhalve onder minister Lambooy slechts tot handhaving van het dure en slechte" stelsel-Van Dijk en van de beknibbelmethode". Zoo beschouwd was het waarlijk ,,pas la peine de changer de gouvernement". Voorts roerde de minister nog een aantal kleinere onderwerpen aan. In de eerste plaats de hoogere bevelvoering, die de minister meent te kunnen ,, versoberen". De verandering, die de minister beoogt zou /eer be langrijk kunnen zijn. Maar zij zal dit wel niet worden, omdat zij voorbereid schijnt om indien zij al tot stand komt, clan toch in geen geval dezen minister te overleven. De minister wil nml. in plaats van den Chef van den Generalen Staf den commandant van het veldleger in oorlogstijd tevens belasten niet het Opperbevel. In vredestijd moet echter de Chef van den Generalen Staf zooveel mogelijk zelfstandig blijven. Daarnaast komen dan in oorlogstijd nog eenige zgn. losse" hoogere staven. Het onderwerp is een afzonderlijke beschouwing waard, maar voorloopig is in deze (o.i. avereehtsehe) regeling tier ver houding van Chef van den Generalen StafenConimandant-veldleger in ieder geval weinig ,, versobering" te ontdekken. De samenvoeging van de luchtstrijdkrachten van land- en zeemacht hoopt de minister spoedig tot stand te brengen. Elders heeft de minister in een staalsstuk verklaard de oplossing te zullen zoeken in een gelijksoortige organisatie van beide diensten, en nog weer in een ander staatsstuk, dat de samenvoeging alleen uit voerbaar is. na de samensmelting van beide mili taire departementen. Hel vraagstuk is daardoor noodeloos ingewikkeld gemaakt. Inderdaad is er heel geen behoefte aan een afzonderlijken vliegdietist voor de marine in Holland hetgeen trouwens recht streeks volgt uit de verklaring van den minister (bij marine), dat zeevliegtuigen voor de \ederlandsche defensie niet noodig zijn. Daarmee is de grondslag voor het bestaan van een afzonderlijken niarineIk kan LI tot mijn genoegen mededeelen, dat mijne bevindingen om trent Uwe coffeïnevrije koffie HAG in elk opzicht zeer goed geweest zijn, zoodat ik niet zal nalaten, Uw pro duct in mijn praktijk aan te bevelen. Den Haag 23.2.26 Dr. van der H vliegdienst voor Holland reeds volkomen wegge nomen. De minister hoopt gaandeweg een groot aantal verlofsofficieren en -onderofficieren te krijgen, die minstens een jaar of vijf, zes gediend hebben, en we door het zgn. Capitulanten-stelsel. Deze officieren en onderofficieren zullen na hun benoeming nog een aanvullenden cursus volgen, ter opleiding tot instruc teur, daarna eenige jaren als zoodanig dienen, om dan weer in de burgermaatschappij terug te keeren of in een Rijksbetrekking over te gaan. Bij doorvoering van dit stelsel zal de pensioen last en de salarislast aanmerkelijk verlicht worden. meent de minister, en zal het legereen aantal verlofsnfficieren krijgen, die in oorlogstijd meer bruikbaar zijn. De minister moet echter al dadelijk erkennen. dat het doorvoeren van dit stelsel niet gemakkelijk zal zijn wegens het overcompleet van burger-ambte naren en de moeilijkheid om plaatsing te vinden vom officieren en onderofficieren in burgerbetrekkingen. Inderdaad wordt daardoor de uitvoerbaarheid van het stelsel zoo gereduceerd, dat er vrijwel niets van overblijft. Maar bovendien is het de vraag ot zelfs als het kón worden uitgevoerd, bijv. de pensioen last zou dalen. De jaren in dienst doorgebracht zullen ongetwijfeld meetellen voor pensioen en al zou het gelukken dien last aan de andere departementen over te dragen, dan zon dit voor het Rijk toch geen verschil maken. Bovendien schijnt de langdurige kostbare opleiding voor een paar jaar militairen diens' allesbehalve economisch. /oo blijft als geheel deze uiteenzet t ing van de ministerieele plannen wel heel ver van de defensie politiek van Colijn en vormt zij di.s een teleur stelling na de verklaring van den heer de Geer. Hiervoren werd echter reeds opgemerkt, dat men niet meer verwachten mocht, omdat de ministei zich reeds de handen gebonden had. In het defensie-rapport nml. van de R.K. Staats partij heeft hij zich o.m. vast gelegd aan een zoo groot mogelijke oorlogssterkte; en in zijn veroordeeling van het Standaard-stelsel en in zijne toezeggingen aan het kader heeft hij zieh de mogelijkheid tot groou bezuiniging op de uitgaven voor personeel ontnomen. De hoofdwegen naar bezuiniging zijn aldus vno-, hem afgesneden en tevens ook die naar belangrijke verbetering. (iroot werk zal hij daardoor niet tot Matte! kunne" brengen. En aangezien er onder den drang van Hnancie" en bezuiiiigiugsinspecties toch bezuinigd moe! worden. zit er niets anders op dan: voortzetting van de Pe-knibbelingsmcthode. Als van mids! N I E U WE U I T G A V E N |. ,|. Mnr:i(M.\N, Van .Mdiiiicn in \ icc. Groningen deii Haag, J. B. Wolters. De/e geïllustreerde schetsen van on/e heM'havinggesehiedettis door den schrijver uitgegeven omd:,: on/e geschiedenis altijd nog te veel is: oorloge geschiedenis is bestemd voor de hoogere klassen dei lagere school en voortgezet onderwijs. De in d;' hoekjegegeven lessen bevatten de geschiedenis \,t;: handel en verkeer. A. SlXMA VAN l li:t.\t-l L' \-Seil!\!V,! [ >';.\M\L i l'it /h'! (irijs fi'rli'ilt-ii, met platen van j. G. Kesk' Zutpheu, \\'. J. Thiettie e! Cic. De titels van de Sagen en Legenden, die in dl' boek \'i Uiituen zijn voor volwassenen bekende klanken. lio-Ji niet voor de jongeren. De hewei'ksKi verklaart dit uit het feit, dat de jongeren '.au th.nlveelal .nuk-re lectuur weitscheii. doch zij meent. d,.: w-duig pogingen zijn gewaagd mu al die verhalen u * het grijs verleden in een populaireii vorm ie gie!i:i Zii heelt niet dit boek deze poging herhaald. PAST STALEN RAMEN TÓE VAN DE SPECIALITEIT-VERZiNKJE STALEN RAMEN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl