De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 19 juni pagina 10

19 juni 1926 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2559 (Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer" door B. van Vlijmen) IVANS MR. DR. J. VAN SCHEVICHAVEN DOOR PROF. DR. J. BOEKE 'T) E Redactie verzoekt mij, enkele woorden te ?'-' voegen bij het portret, waarmede zij ter ge legenheid van zijn zestigsten verjaardag onzen Hollandschen Conan Doyle wil huldigen. Met hoeveel graagte voldoe ik daaraan! Niet alleen uit persoonlijke vriendschap en dankbaarheid, maar ook omdat ik weet, hoe talloos velen in den lande elk woord van waardeering voor Ivans, uit hoe be scheiden en onoordeelkundige pen ook gevloeid, zullen toejuichen en beamen, zullen medevoelen, omdat ook hun dankbaarheid voor wat Ivans hun schonk, daarin wordt vertolkt. Jaren ouder dan ik, was Ivans (hij was toen nog onder den meer bescheiden naam van Jaapie" bekend) reeds afgestudeerd, toen ik aankwam, maar in ons dispuutgezelschap U.N.I.C.A., waarvan hij een zeer gewaardeerd honorair lid was, leefde zijn naam nog voort als een van die legendarische my thische personen, wier heldendaden ons jong-studenten inspireerden tot zwakke navolging. Bij een lustrumviering placht hij zich dan te materialiseeren tot een allergenoegelijksten, jong gebleven oudstudent, die al onze fuiven met onvermoeibare geestkracht tot het einde toe meemaakte. En zoo is hij gebleven. Zijn haar moge, zooals uit bovenstaand portret blijkt, door den tijd wat bepoeierd zijn ge worden, zijn jeugdige energie en levenslust heeft hij, niettegenstaande alle zorgen, die ook hem waarlijk niet bespaard zijn gebleven, volop behouden. Litterair was hij toen reeds op den voorgrond getreden. Een tooneelstuk van zijn hand, Zons opgang", werd met Bouwmeester in de hoofdrol, ter gelegenheid ~van de troonsbestijging van onze Ko ningin, in den Stadsschouwburg in Amsterdam op gevoerd. Ook kleinere schetsen werden gelezen en herlezen. Maar toen kwam Ivans". Het eene boek na het andere, mysterieus van afkomst, als de Waverley novels ,,by the author of Waverley". Die boeken werden gelezen, besproken, herdrukt, uitverkocht, en eerst langzamerhand merkten wij, dat onder dien schuilnaam onze oude vriend Jaap van Schevichaven weer ten tooneele was verschenen. Als Ivans" is hij populair geworden in den besten zin van 't woord. En volkomen terecht. In dit genre toonde hij zich van den aanvang af een meester. *» Al dweepten wij als jongens met Sherlock Holmes, VERZUIMT NIET DE ONAFHANKELIJKEN MORGEN ZONDAG LAATSTE DAG de schepping van Conan Doyle, al lazen wij later met onverdeelde bewondering the purloined Letter" en the Murders of the Rue Morgue" van Edgar Allen Poe, den man, die alle latere schrijvers op dit gebied ten voorbeeld heeft gestrekt, geen Hollandsch schrij ver had het nog gewaagd een Hollandschen detective roman te schrijven. Ivans waagde het en al dadelijk met volkomen succes. Zijn eerste verhaal, waarin O. G. en Mr. Hendriks voor het voetlicht traden, is lang niet het minste van de lange reeks, die daarop volgde. En het sloegin.Men hadzoo hetgevoel,dat'ter nu eindelijk was, waar wij zoo lang op hadden gewacht, de echt Hollandsche detective-roman. Men las en genoot, en telkens moesten zijn werken worden herdrukt. Het genre zelf eischt trouwens bijzondere kwaliteiten. Het complot moet zuiver gesteld zijn en goed in elkaar zitten, het moet zoo zijn, dat de lezer als 't ware eerst op de laatste bladzijde merkt, wie het gedaan heeft en dat hij gedurende het lezen liefst telkens een andere oplossing voor de meest waar schijnlijke acht, tot de laatste bladzijde hem de juiste oplossing brengt. De details, die voor die oplossing van belang zijn, moeten daarbij zoo aangebrachtzijn, dat de lezer er niet over heen loopt, maar toch niet zoo worden aangedikt, dat de harmonie van het verhaal er onder lijdt. Het geheel moet spannend zijn en blijven, frisch en aantrekkelijk. Dat alles heeft Ivans op werkelijk rheesterlijke wijze weten te verwezenlijken. Hij is welhaast onuit puttelijk gebleken in het verzinnen van telkens nieuwe problemen, telkens nieuwe verwikkelingen. Dat hij een bijzonder goede vondst, zooals de tweeling broeders in De Man uit Frankrijk" ook later nog eens gebruikte, zal waarlijk niemand hem kwalijk nemen. En daarbij zijn er nog tal van eigenschappen, die zijn werk zoo bijzonder populair gemaakt hebben. In de eerste plaats wel het echt Hollandsche karakter van zijn werk. Mr. Hendriks is het echte goede type van den Hollander, eerlijk, nuchter, gemoedelijk, scherp waarnemer, kalm en zakelijk. Hij laat zich niet meer dan noodig is meesleepen door de romantiek van het geval, en blijft zichzelf gelijk tot aan het einde. En al mag hij natuurlijk het complot niet direct zoo helder doorzien als O. G., wij missen in hem toch die zoo hinderlijke domheid van Dr. Watson, die niet tegenstaande zijn jarenlange samenwerking met Sherlock Holmes in elk nieuw verhaal weer laat blijken, hoe bitter weinig hij van de methoden van zijn grooten meester begrijpt, hoezeer zelfs de meest duidelijke verbanden hem een raadsel blijven. Geen wonder dat Sherlock Holmes dien man steeds als quantiténégligeable beschouwde. Mr. Hendriks daarentegen let ter dege goed op, en komt dikwijls G. G. met scherpzinnige waarnemingen te hulp, al stuurt hij ook wel eens de boel in de war, wat wij hem bij zijn eerlijkheid en gemoedelijkheid evenwel nooit kwalijk nemen. En G. G. zelf, wat heeft Ivans van hem een aardig type weten te maken, met zijn scherpe deducties, zijn plotseling omzwaaien en eerlijk erkennen van ongelijk, met zijn zwakheden en ge breken (het verraderlijke rukje van het achterhoofd!) en zijn volkomen betrouwbaarheid. Als wij in moeilijk heden zitten, wij zouden G. G. er bij willen halen om ze op te lossen. Wat verder in al zijn werk zoo te waardeeren valt trouwens, zij die hem persoonlijk kennen, weten wel dat dit niet anders kan is, dat hij altijd de volkomen gentleman blijft. Zijn werk ontaardt nooit in prikkellectuur, nooit gaat de beschaafde toon verloren, nooit daalt het niveau van handeling, dialoog of waarneming onder de streep. Wat helaas niet voor alle boeken, zelfs voor jongensboeken geldt. En ten slotte weet hij altijd de locale kleur in zijn werk vast te houden. Bereisd man als hij is, kan hij zijn personen steeds laten optreden in een omgeving, die hij door eigen aanschouwing kent. Het spook van Vöröshegy kon alleen worden geschreven door iemand als hij, die Hongarije door eigen lang verblijf goed kent. En zoo bezitten zijn beschrijvingen die eigenaardige charme van het zelf doorleefde, van het werkelijk geziene, die in menig ander werk wordt gemist. Zoo is Ivans geworden tot den populairen Holland schen schrijver, den man, die een geheel aparte plaats in onze schrijverswereld inneemt, wiens naam bij talloozen in den lande de herinnering aan vele genot volle uren te voorschijn roept, en het zal ongetwijfeld zeer velen met mij verheugen, dat wij, dank zij het initiatief van den heer Ariens Kappers, in staat zijn hem op zijn 6()sten verjaardag een blijk van onze groote waardeering en van onze dankbaarheid voor wat hij ons geschonken heeft, te kunnen geven. Utrecht, Juni '26. VERTAALDE BOEKEN LUCIANO ZUCCOLI, Munocla. Vrij naar het Italiaansch door Ellen Forest. Amsterdam, F. N. van Kampen en Zoon. CLARENCE E. MUI.I-OKD, Cussidy komt. Cowboyroman uit het Amerikaanse!] vertaald door J. H. Akkermans..Zeist, J. T. Swartsenburg. CLARENCE E. MULFORD, Het Weeskind. Cowboyroman uit het Amerikaanse!] vertaald door J. H. Akkermans. Zeist, J. T. Swartsenburg. SCHILDERKUNST DOOR A. PLASSCHAERT Arti, Amsterdam. Etsen, etc Het moet voor Alma langzamerhand een, zóó niet benauwend dan toch wat beklemmend gevoel worden-, dat hij, die zich voor de wandschildering voorbereidt en voorbereidde, en wiens uitdrukking der dingen steeds gebaseerd is op de versiering van het muurvlak. steeds dat muurvlak niet krijgt; steeds zich moet behelpen met schilderijtjes en met houtsnee etc., en steeds dus niets kan bewijzen in zijn eenvoudige vol heid; steeds ietwat schematisch blijft in de uitdruk king van een geheel, dat op een muur gewijzigd ge bracht, de kracht zou krijgen van een natuurlijke functie. Ik bedoel hiermee niet te constateeren, dat Alma's muurschildering het werk zou overtreffen van een aantal anderen, die openbare bewijzen gaven van hun kunnen, en begrip, en phantaisie, maar ik wit hiermee zeggen, dat het oordeel over den schilder Alma steeds gehandicapt zal blijven, tot het stads bestuur van Amsterdam hem een kans geeft, een muurvlak, of een vertrek, hem overlaat ter versiering Want wij kunnen nu vermoeden, dat hij dit betei zal doen dan sommigen, sober, gewisser, maar de zekerheid daaromtrent is niet te verkrijgen, dan na Alma's uitgevoerde muurschildering, die een ver tolking zal zijn van zijn eerbied voor den arbeid, e; van /.ijn hor.ie tegenover hen, die niet werken, al vree? ik soms, dat hij onder arbeid alleen die der handen zou vereeren. Maar dat is voor het stadsbestuur van Amsterdam geen reden hem te passeeren; Amsterdam is een totale stad, een complete stad, en zij, zulk een stad, kan een muurschildering aanvaarden, die slecht? een deel van haar Activiteit vertegenwoordigt. Uit het voorgaande volgt van zelf, dat ik de houtsnede op Arti bezien heb met de hoop op bovengenoemde gebeurtenis (de gegunde muurschildering !) en dat,. zóó ik daarvan het landschap (1), de Krantenlezer (2),, de Bouwers (9), de Balkensjouwers (14) en het curieuze een Huis (13), een naieve voorstelling, noem . deze mij meer zekerheid gaven over zijn mogelijkheden als muurschilder. Wat Alma nu toch maakt is vóór studie ; het werkelijk feit moet nog komen. Veldheer heeft meer den aard van een artisan" dei graphische kunsten, dan dat hij een rijk-bewogen. kunstenaarschap vertoont, en hij heeft van dien artisan dat meer bij dezen voorkomende, dat deze zich soms als het ware op wil wringen boven een hem gestelden grens, en een grooter allure wil vertoonen dan zijn beenen hem toestaan. Deze graphicus is hier vertegenwoordigd door houtsneden, litho's en teekeningcn, waarin hij soms wat japaniseert zonder 't werklijk-japansche te bezitten. Veldheer is een degelijk houtsnijder, die een uitstekend docent zou zijn, ook door zijn hupsch karakter, en die het wezen van hè! materiaal genoeg geniet om dat zijn leerlingen bij t L brengen, zooals Osw. Wenckebach, zoon van een medicus, en zelf verzot op d'anatoniie, mij aange wezen lijkt ns een kundig akademieprofessor te kunnen zijn. Maar is Veldheer dat, een eerbaar-bezig mensen, hij mist die gave van den kunstenaar, die zóó groot is, dat zij op erkenning moet wachten, zóó zeer toch bevreemdt zij de menigte. Veldheer is der massa 'niet vreemd (ge zoudt kunnen zeggen: niet vreemd genoeg !) en toch wil hij in sommige werken (is dat dat hijzelf een tekort voelt?) deze massa, deze menigte vreemd zijn. Dan ontstaan die groote composities. die boven zijn vermogen liggen, en waarvoor hij innerlijks mist, tragisch of dramatisch accent. Dal laatste vindt ge wel in het graphisch werk, soms, van Willem de Zwart, den impre^ionisi, maar niet hier bij Veldheer; hij is daarvoor te trouwhartig tegenover de groote bewegingen van 't leven of van den geest. Daar-naast heeft hij echter zijn nut: dat is een goed getal menscnen, zij 't op ietwat eentonige wijze, het typische der oude stadjes en hun détails bij te brengen en is dat geen Hollandsen realisme van aanvaardbare neiging? B. Esscrs' werk bezit geheel andere elementen; het is voor een bepaalde groep; dit is voor mij niet synoniem met voor de Weinigen", al is het werk misschien voor weinigen. Het is archaiseerend met smaak en phantaisie, dat beteekent dus: dat het litterair is (aanvaardbaar dus voor de litteraturen als literator) dat het sensueel is, en dat het, ge zoudt kunnen zeggen, liet werk van een graphischen dandy is. Dit zijn elementen, die het werk sterk verband doen houden met andere dan de picturale uiting, wanneer ge deze als een natuurlijke opwelling ten eerste aanvaardt. Ksser's werk is een werk vol toeleg en vol souvenirs aan wat andere perioden maakten; alles wat het b.'vat is meer van een zwierigen geest dan van een rijk getroffen hart; zelfs de sensualiteit er in heeft een cerebralcn inslag, al mist ze de schrille spanning van Karel de Néree's werk. Esser is aan gewezen als illustrator voor die werken, die als ken merken vertoonen een zekere afzonderlijke houding tusschen hun tijdgenooten, een afzondering daarvan, en die, van wezen retrospectief, de zinnelijkheid meer hersenziniielijkheid zien dan openbare dwang van liet bloeiend lichaam. J. S. MEUWSEN, Hofl. A'dam?R'dam?Den Haag. DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl