Historisch Archief 1877-1940
No. 2559
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
UIT DE NATUUR:
C O M O E D I A
DOOR HENRIK SCHOLÏE
Vereenigd Tooneel:
..De Herhergiersler",
door Carlo Goldoni
DE VIJVER IN DEN PLANTEN- EN VOGELTUIN IN HET BLOEMENDAALSCHE BOSCH
(Fofp J. C. Mol)
IN M IJ N HOF
DOOR DR. JAC. P. THIJSSE
DE Planten- en Vogeltuin in het Bloemendaalsche
Bosch begint langzamerhand zijn bestemming te
vervullen. Er is alvast ruimte en rust en vegetatie
komt er ook. Door het eiken kreupelhout zijn enkele
paden gelegd en daar hebben een aantal boschplanten
dadelijk gebruik van gemaakt. Het licht zoekend,
garneeren ze nu de randen dier paden in dichte
menigte en sparen den wandelaar de moeite, om dieper
het hout in te gaan, wat trouwens niet geoorloofd is.
Daar hebben de vogels dan rust en daar hebben zich
dan ook twee gezinnen van nachtegalen gevestigd,
evenveel tuinfluiters, minstens n roodborst-familie,
een grasmusschenpaar, een stel vliegenvangers en
eenige fitisjes en zanglijsters. We hebben niet gezocht
naar de nesten van die vogels, maar toch hun aan
wezigheid vastgesteld, door te letten op de oude vogels
die voer brachten aan hun jongen. Als het ergens goed
voor was geweest, dan hadden we binnen het uur al
die nesten kunnen vinden.
In de open ruimte is een vijver gegraven en rondom
die ruimte staan de hooge boomen van het Bloemen
daalsche bosch, goed ver weg, en nu kunnen tuin en
vijver den heelen langen dag genieten van elk zonne
straaltje waarrhee we verblijd worden. De vogels
hebben dien vijver dadelijk in de gaten gehad en hem
dadelijk uitverkoren boven de Saxenburger kom, die
voor hen tusschen de hooge boomen maar nauwelijks
zichtbaar is, en den vijver van Duin en Daal, die niet
zulke prettige oevers heeft voor een vogel. Alles
wat hier overvliegt van wei naar duin of trekkend
rondstrijkt, daalt even af naar den vijver. Nu eens zijn
het houtduiven, dan een wilde eend, een waterhoentje,
een wulp, dan weer het een of ander ruitertje, een
zeldzaam stelletje kruisbekken, de dorstige groene
specht. Soms zijn de oevers meters ver bezet met
badende musschen,ringmusschen, groenvinken,
kneutjes en natuurlijk op hun tijd ook al de vogels die er
broeden. Den heelen dag, maar vooral tegen den
avond zwieren er de huiszwaluwtjes, blinkend staal
blauw en spierwit. Ze jagen den heelen vijver af, nu
eens hoog in de lucht, dan weer vlak langs het water,
nu eens pijlsnel, dan weer zoo langzaam, dat het lijkt
alsof ze kruipen over het watervlak. Op zulke
oogenblikken doen ze misschien hun rijkste vangsten.
Er hebben zich al heel wat insecten in den vijver
gevestigd. Het begon met verschillende soorten van
bootsmannetjes en watertorren, maar nu zijn er ook
al heel wat vliegen en muggen gekomen. Van
steekmuggen, malariamtiggen of ringelmuggen nog geen
sprake; je kunt nog uren lang rustig zitten op de
banken langs het vijverpad. Als het avond wordt
komen de vleermuizen de zwaluwen helpen, drie
soorten: groote, middelsoort en kleintjes. Ze vliegen
wel even goed als de zwaluwen, maar ze zijn rustiger.
De zwaluwtjes sjirpen onophoudelijk.
VANNELLE'STABAK
KWAÜITEIT
ALOM VERKRIJGBAAR
Toen de vijver pas gegraven was, stond er nog geen
enkele plant. Wij hebben er toen het een en ander
heen gebracht en dat is allemaal gaan groeien in ver
rassende weelderigheid. Onze bedoeling is, om in en
om dien vijver al de planten te hebben van de
duinplassen, de duinbeken en de slooten langs den binnen
kant van het duin. We zijn maar begonnen met de
gewone. Onze foto laat u zien, dat we daarmee al
dadelijk een behoorlijk resultaat bereikt hebben: de
pias is al zoo dicht begroeid, dat er haast geen plaats
lijkt voor meer. De watcrranonkeltjes maken met hun
tallooze witte bloemen waresneeuwplakkenen
sneeuwranden, die mij heerlijk er aan herinneren, hoe de
groote waterplas in de duinvallei de eul op Texet
met deze plantjes overdekt is. En daar zitten, net als
hier, de mooie gestreepte padden tusschen de bloemen
te knorren.
Langs den oever staat ook al van allerlei. Een laag
gedeelte moet een moeras worden niet orchideeën,
wintergrocn, Farnassia, duizendguldenkruid en tengere
bastaardmuur, zooals die planten allemaal groeiden
in het Kennemer duin een vijftig jaar geleden. Op een
enkele plek hebben ze nog stand gehouden, maar we
moeten naar de Mtiy op Texel, Doodemanskisten op
Terschelling, het Zwanewater bij Callantsoog of het
Kwakjcswater op Voornc, om ze in volle pracht te
zien. Ik twijfel er niet aan, of met een paar jaar zijn
ze ook in onzen hof in zoo grooten overvloed aanwezig,
dat iedereen ze gemakkelijk kan bewonderen en
bestudeeren.
Overvloed, daar komt het op aan. Daarom zijn we
alvast begonnen met de beek- en slootplanten van het
binnenduin: watermunt, beekpunge, water-eereprijs,
wilgenroosje, kattestaart, waterkers. Die waterkers
staat nu in vollen bloei en groeit zoo weelderig, dat
we, als ze hier te lande maar voldoende gewaardeerd
werd als versnapering er wel een aardig handeltje in
zouden kunnen beginnen. Wie weet, wat we nog doen.
Onze vijver is eigenlijk een echte duinpias, het
water is niets anders dan het grondwater van de duin
streek. Hij had even goed uitgestoven kunnen zijn, als
uitgegraven zooals nu en dan was hij echt natuurlijk '
geweest. Die natuurlijkheid nu brengt met zich, dat de
waterspiegel rijst en daalt al naar den neerslag en de
verdamping. In het vroege voorjaar staat 't water op
zijn hoogst, in den vollen zomer het laagst. In zomers
zooals die van 1911 en 1921 zal hij heelemaal droog
komen te liggen. Tot nu toe heeft er tusschen den
hoogsten stand en den laagsten stand een verschil
bestaan van ruim een meter. Dat gaat niet alle
duinmeertjes zoo en de planten, die er in en er langs
groeien moeten zich weten te schikken naar de om
standigheden. Dat doen ze dan ook opperbest. Als
deze waterplanten hun water verliezen, dan worden
ze maar een poosje tot landplanten. Vooral het witte
waterranonkeltjc gedraagt zich dan bewonderens
waardig. Zijn lange slierten van stengels komen vlak
op den kalen grond te liggen. Dan maakt hij uit zijn
bovenste stengellid gauw een stelletje nieuwe wortels
en zoolang er dan nog maar wat vochtigheid in den
grond blijft weet hij zijn bestaan te rekken. Zoo
vinden wij er nu hier en daar op de deden van den
oever, die in April nog onder water stonden. Droogt
de grond heelemaal uit, dan moet de plant wel sterven,
maar inmiddels heeft hij rijpe zaden gevormd, die nu
rustig het oogenblik kunnen afwachten, dat de kuil
weer water heeft. Zoodoende kan de flora van een
duinpias wel n of zelfs twee kwade jaren doorstaan.
Door zijn veranderlijk niveau wordt onze vijver
dubbel interessant.
LANGEN tijd is ons land in vereering voor ,,il
gran Goldoni" achtergebleven. Wel volgde men
ook hier zijn vaak bitteren strijd tegen de oude
commedia dell'arte" met haar stereotype personages
en geïmproviseerden text, wel kende men reeds op
het eind der XV11 Ie eeuw enkele kasstukken" (niet
juist zijn beste !), dievrij geregeld répertoire hielden,
zoo vond ik o.a. Goldoni's Fransche klucht ,,Le Bourru
Bienfaisant", De Ware Vriend" en De Dienaar van
twee Heeren" verscheidene malen vertaald en op
gevoerd maar het duurde toch meer dan een eeuw
voor men ook hier den zuiveren kunstenaar van den
kluchtschrijver onderscheiden ging. Aan den
fijnLatijnschen kring rondom Potgieter komt waar
schijnlijk de eer dezer ontdekking" toe ; in 1875
wijdt de voortreffelijke kenner van het Haliaansch
tooneel, A. S. Kok, hem een uitvoerige en in onze
taal nog altijd eenige studie, waarin La Locandiera"
om zijn vrijmoedig, decamerone-achtig amusement
voor de eerste maal als Goldoni's onbetwistbaar
meesterwerk erkend wordt. Kok vertaalde het stuk,
maar tot ee~n opvoering is het toen, meen ik, nog niet
gekomen. Het schijnt onzen landaard toch wat
vreemd gebleven. Noch de voorstelling, twintig jaar
later door Eleonore Duse te Amsterdam gegeven,
noch ook de mooie vertaling, die Mary Robbers in de
oorlogsjaren uitgaf, wisten La Locandiera" den
verdienden roem in breeden kring te geven, totdat in
1921 de keurtroep van Comoedia met dit stuk debu
teerde.
De inhoud van La Locandiera", meer een
,,comédie de caractère" dan een comédie d'intrigue"
blijft bijna naïef eenvoudig. Een behaagzieke, doch
eerbare waardin, omgeven door de vereering van vier
vurige vrijers: een rijke en een arme edelman, een
domme en een schrandere knecht, tracht ook den
stuurschen vrouwenhater, den ridder van Ripafratta,
van hare bekoorlijkheden te overtuigen en dit lukt
haar tenslotte zoo wonderwel, dat zij des ridders
amoureuze belegering slechts door een haastig hu
welijk met haar schranderen knecht weet te ontgaan..
Meesterlijk is hier de carnavaleske levendigheid
van den dialoog, waarin alle situaties omstandig krom
en daarna weer recht gepraat worden. Maar ook
Goldoni's zwakke zijden blijven ons daarbij niet ver
borgen: een soms slordige wijdloopigheid, gevolg
misschien van zijn veelschrijver!] (men vergete niet,
dat hij zijn nationaal tooneel" van nieuwe, complete
texten moest voorzien; vandaar 10 stukken per jaar,
5 acten in 5 dagen !). Bovendien mist Goldoni bij alle
pittigheid der gesprekken tenslotte de aphoristischc
pointe en ook die ondefinieerbare gevoeligheid, die de
poëzie van het blijspel moet vormen. Veel vergoed
hij echter door zijn felle typeering: tegenover de heldin
en de beide knechtsrollen, waarin men ondanks aiies..
de afgedankte commedia deH'arte"-figiiren
Pantalone, Arlecchino en de soubrette" Columbina herkent,
stelt Goldoni het triumviraat der edellieden, uie reeds
in het stuk zelf als nieuwe tooneeltypen beschreven
worden: de klaplooper, de gourmand en de vrouwen
hater. Op handige wijze dienen tenslotte t\\ee
avonturierende tooneelspeelsters als repoussoir" voor
Mirandolina, wier coquetteric hierdoor in een vrij
wat onschuldiger daglicht komt te staan 1).
Die eerste opvoering van Comoedia in het zaaltje
van Cateau Esser" is later nooit meer overtrofffen.
Alles was toen in stijl: een fijn-levendig spel van
ondeugende kinderen, "de sierlijke
marionettencostumes van Hynckes, de voorbeeldige regie en de
vertaling van Mevr. Ranucci-Beckman.
Thans echter haperde met name het samenspel,
dat voor een opvoering als deze den doorslag geeft.
Jammer, want individueel was het spel doorgaans
niet minder. Magda Janssens deed voor Groet Lobo
niet onder, ondanks de bekende tremolo-uithaaltjes
en de al te talrijke apartjes met het publiek.
Dirk Verbeek gaf den kwaadaardigen misogyn
met evenveel verve als vroeger den schutterigcn klap
looper, die nu door Lachapellc amusant vertolkt
werd. Kommer Kleyn kon vadsiger en broeder zijn.
Erits van Dijk bezat daarentegen wel de voor zijn
rol bcnoodigde clownerie. Maar Hünsche's knecht is
niet zoo fijn als die van Lobo destijds, aan wiens
tootsclioenen en spichtige ellebogen men nog de
draden van den marionet meende te zien.
Hetty Beek en Polly Obdam -een debutante, die
reeds aardig geroutineerd spel vertoont voelden
zich als de vrijpostige tooneelspeelstertjes in haar
bekoorlijke costumes blijkbaar zeer op haar gemak.
Wellicht raakt men op den duur nog wat beter op
elkaar ingespeeld, de voorstelling zal er bij winnen.
1) Enkele opvoeringen Uiten deze bijfiguren ii'cg
(OM. C u pc au in 1923). De l'uu\\' van liet stuk wordt
daardoor echter stellig geschaad.
TABA SIGAREN
> ~~ ZIJN TOCH DE BESTE ~- ~>