De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 19 juni pagina 7

19 juni 1926 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2559 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND UIT DE NATUUR: C O M O E D I A DOOR HENRIK SCHOLÏE Vereenigd Tooneel: ..De Herhergiersler", door Carlo Goldoni DE VIJVER IN DEN PLANTEN- EN VOGELTUIN IN HET BLOEMENDAALSCHE BOSCH (Fofp J. C. Mol) IN M IJ N HOF DOOR DR. JAC. P. THIJSSE DE Planten- en Vogeltuin in het Bloemendaalsche Bosch begint langzamerhand zijn bestemming te vervullen. Er is alvast ruimte en rust en vegetatie komt er ook. Door het eiken kreupelhout zijn enkele paden gelegd en daar hebben een aantal boschplanten dadelijk gebruik van gemaakt. Het licht zoekend, garneeren ze nu de randen dier paden in dichte menigte en sparen den wandelaar de moeite, om dieper het hout in te gaan, wat trouwens niet geoorloofd is. Daar hebben de vogels dan rust en daar hebben zich dan ook twee gezinnen van nachtegalen gevestigd, evenveel tuinfluiters, minstens n roodborst-familie, een grasmusschenpaar, een stel vliegenvangers en eenige fitisjes en zanglijsters. We hebben niet gezocht naar de nesten van die vogels, maar toch hun aan wezigheid vastgesteld, door te letten op de oude vogels die voer brachten aan hun jongen. Als het ergens goed voor was geweest, dan hadden we binnen het uur al die nesten kunnen vinden. In de open ruimte is een vijver gegraven en rondom die ruimte staan de hooge boomen van het Bloemen daalsche bosch, goed ver weg, en nu kunnen tuin en vijver den heelen langen dag genieten van elk zonne straaltje waarrhee we verblijd worden. De vogels hebben dien vijver dadelijk in de gaten gehad en hem dadelijk uitverkoren boven de Saxenburger kom, die voor hen tusschen de hooge boomen maar nauwelijks zichtbaar is, en den vijver van Duin en Daal, die niet zulke prettige oevers heeft voor een vogel. Alles wat hier overvliegt van wei naar duin of trekkend rondstrijkt, daalt even af naar den vijver. Nu eens zijn het houtduiven, dan een wilde eend, een waterhoentje, een wulp, dan weer het een of ander ruitertje, een zeldzaam stelletje kruisbekken, de dorstige groene specht. Soms zijn de oevers meters ver bezet met badende musschen,ringmusschen, groenvinken, kneutjes en natuurlijk op hun tijd ook al de vogels die er broeden. Den heelen dag, maar vooral tegen den avond zwieren er de huiszwaluwtjes, blinkend staal blauw en spierwit. Ze jagen den heelen vijver af, nu eens hoog in de lucht, dan weer vlak langs het water, nu eens pijlsnel, dan weer zoo langzaam, dat het lijkt alsof ze kruipen over het watervlak. Op zulke oogenblikken doen ze misschien hun rijkste vangsten. Er hebben zich al heel wat insecten in den vijver gevestigd. Het begon met verschillende soorten van bootsmannetjes en watertorren, maar nu zijn er ook al heel wat vliegen en muggen gekomen. Van steekmuggen, malariamtiggen of ringelmuggen nog geen sprake; je kunt nog uren lang rustig zitten op de banken langs het vijverpad. Als het avond wordt komen de vleermuizen de zwaluwen helpen, drie soorten: groote, middelsoort en kleintjes. Ze vliegen wel even goed als de zwaluwen, maar ze zijn rustiger. De zwaluwtjes sjirpen onophoudelijk. VANNELLE'STABAK KWAÜITEIT ALOM VERKRIJGBAAR Toen de vijver pas gegraven was, stond er nog geen enkele plant. Wij hebben er toen het een en ander heen gebracht en dat is allemaal gaan groeien in ver rassende weelderigheid. Onze bedoeling is, om in en om dien vijver al de planten te hebben van de duinplassen, de duinbeken en de slooten langs den binnen kant van het duin. We zijn maar begonnen met de gewone. Onze foto laat u zien, dat we daarmee al dadelijk een behoorlijk resultaat bereikt hebben: de pias is al zoo dicht begroeid, dat er haast geen plaats lijkt voor meer. De watcrranonkeltjes maken met hun tallooze witte bloemen waresneeuwplakkenen sneeuwranden, die mij heerlijk er aan herinneren, hoe de groote waterplas in de duinvallei de eul op Texet met deze plantjes overdekt is. En daar zitten, net als hier, de mooie gestreepte padden tusschen de bloemen te knorren. Langs den oever staat ook al van allerlei. Een laag gedeelte moet een moeras worden niet orchideeën, wintergrocn, Farnassia, duizendguldenkruid en tengere bastaardmuur, zooals die planten allemaal groeiden in het Kennemer duin een vijftig jaar geleden. Op een enkele plek hebben ze nog stand gehouden, maar we moeten naar de Mtiy op Texel, Doodemanskisten op Terschelling, het Zwanewater bij Callantsoog of het Kwakjcswater op Voornc, om ze in volle pracht te zien. Ik twijfel er niet aan, of met een paar jaar zijn ze ook in onzen hof in zoo grooten overvloed aanwezig, dat iedereen ze gemakkelijk kan bewonderen en bestudeeren. Overvloed, daar komt het op aan. Daarom zijn we alvast begonnen met de beek- en slootplanten van het binnenduin: watermunt, beekpunge, water-eereprijs, wilgenroosje, kattestaart, waterkers. Die waterkers staat nu in vollen bloei en groeit zoo weelderig, dat we, als ze hier te lande maar voldoende gewaardeerd werd als versnapering er wel een aardig handeltje in zouden kunnen beginnen. Wie weet, wat we nog doen. Onze vijver is eigenlijk een echte duinpias, het water is niets anders dan het grondwater van de duin streek. Hij had even goed uitgestoven kunnen zijn, als uitgegraven zooals nu en dan was hij echt natuurlijk ' geweest. Die natuurlijkheid nu brengt met zich, dat de waterspiegel rijst en daalt al naar den neerslag en de verdamping. In het vroege voorjaar staat 't water op zijn hoogst, in den vollen zomer het laagst. In zomers zooals die van 1911 en 1921 zal hij heelemaal droog komen te liggen. Tot nu toe heeft er tusschen den hoogsten stand en den laagsten stand een verschil bestaan van ruim een meter. Dat gaat niet alle duinmeertjes zoo en de planten, die er in en er langs groeien moeten zich weten te schikken naar de om standigheden. Dat doen ze dan ook opperbest. Als deze waterplanten hun water verliezen, dan worden ze maar een poosje tot landplanten. Vooral het witte waterranonkeltjc gedraagt zich dan bewonderens waardig. Zijn lange slierten van stengels komen vlak op den kalen grond te liggen. Dan maakt hij uit zijn bovenste stengellid gauw een stelletje nieuwe wortels en zoolang er dan nog maar wat vochtigheid in den grond blijft weet hij zijn bestaan te rekken. Zoo vinden wij er nu hier en daar op de deden van den oever, die in April nog onder water stonden. Droogt de grond heelemaal uit, dan moet de plant wel sterven, maar inmiddels heeft hij rijpe zaden gevormd, die nu rustig het oogenblik kunnen afwachten, dat de kuil weer water heeft. Zoodoende kan de flora van een duinpias wel n of zelfs twee kwade jaren doorstaan. Door zijn veranderlijk niveau wordt onze vijver dubbel interessant. LANGEN tijd is ons land in vereering voor ,,il gran Goldoni" achtergebleven. Wel volgde men ook hier zijn vaak bitteren strijd tegen de oude commedia dell'arte" met haar stereotype personages en geïmproviseerden text, wel kende men reeds op het eind der XV11 Ie eeuw enkele kasstukken" (niet juist zijn beste !), dievrij geregeld répertoire hielden, zoo vond ik o.a. Goldoni's Fransche klucht ,,Le Bourru Bienfaisant", De Ware Vriend" en De Dienaar van twee Heeren" verscheidene malen vertaald en op gevoerd maar het duurde toch meer dan een eeuw voor men ook hier den zuiveren kunstenaar van den kluchtschrijver onderscheiden ging. Aan den fijnLatijnschen kring rondom Potgieter komt waar schijnlijk de eer dezer ontdekking" toe ; in 1875 wijdt de voortreffelijke kenner van het Haliaansch tooneel, A. S. Kok, hem een uitvoerige en in onze taal nog altijd eenige studie, waarin La Locandiera" om zijn vrijmoedig, decamerone-achtig amusement voor de eerste maal als Goldoni's onbetwistbaar meesterwerk erkend wordt. Kok vertaalde het stuk, maar tot ee~n opvoering is het toen, meen ik, nog niet gekomen. Het schijnt onzen landaard toch wat vreemd gebleven. Noch de voorstelling, twintig jaar later door Eleonore Duse te Amsterdam gegeven, noch ook de mooie vertaling, die Mary Robbers in de oorlogsjaren uitgaf, wisten La Locandiera" den verdienden roem in breeden kring te geven, totdat in 1921 de keurtroep van Comoedia met dit stuk debu teerde. De inhoud van La Locandiera", meer een ,,comédie de caractère" dan een comédie d'intrigue" blijft bijna naïef eenvoudig. Een behaagzieke, doch eerbare waardin, omgeven door de vereering van vier vurige vrijers: een rijke en een arme edelman, een domme en een schrandere knecht, tracht ook den stuurschen vrouwenhater, den ridder van Ripafratta, van hare bekoorlijkheden te overtuigen en dit lukt haar tenslotte zoo wonderwel, dat zij des ridders amoureuze belegering slechts door een haastig hu welijk met haar schranderen knecht weet te ontgaan.. Meesterlijk is hier de carnavaleske levendigheid van den dialoog, waarin alle situaties omstandig krom en daarna weer recht gepraat worden. Maar ook Goldoni's zwakke zijden blijven ons daarbij niet ver borgen: een soms slordige wijdloopigheid, gevolg misschien van zijn veelschrijver!] (men vergete niet, dat hij zijn nationaal tooneel" van nieuwe, complete texten moest voorzien; vandaar 10 stukken per jaar, 5 acten in 5 dagen !). Bovendien mist Goldoni bij alle pittigheid der gesprekken tenslotte de aphoristischc pointe en ook die ondefinieerbare gevoeligheid, die de poëzie van het blijspel moet vormen. Veel vergoed hij echter door zijn felle typeering: tegenover de heldin en de beide knechtsrollen, waarin men ondanks aiies.. de afgedankte commedia deH'arte"-figiiren Pantalone, Arlecchino en de soubrette" Columbina herkent, stelt Goldoni het triumviraat der edellieden, uie reeds in het stuk zelf als nieuwe tooneeltypen beschreven worden: de klaplooper, de gourmand en de vrouwen hater. Op handige wijze dienen tenslotte t\\ee avonturierende tooneelspeelsters als repoussoir" voor Mirandolina, wier coquetteric hierdoor in een vrij wat onschuldiger daglicht komt te staan 1). Die eerste opvoering van Comoedia in het zaaltje van Cateau Esser" is later nooit meer overtrofffen. Alles was toen in stijl: een fijn-levendig spel van ondeugende kinderen, "de sierlijke marionettencostumes van Hynckes, de voorbeeldige regie en de vertaling van Mevr. Ranucci-Beckman. Thans echter haperde met name het samenspel, dat voor een opvoering als deze den doorslag geeft. Jammer, want individueel was het spel doorgaans niet minder. Magda Janssens deed voor Groet Lobo niet onder, ondanks de bekende tremolo-uithaaltjes en de al te talrijke apartjes met het publiek. Dirk Verbeek gaf den kwaadaardigen misogyn met evenveel verve als vroeger den schutterigcn klap looper, die nu door Lachapellc amusant vertolkt werd. Kommer Kleyn kon vadsiger en broeder zijn. Erits van Dijk bezat daarentegen wel de voor zijn rol bcnoodigde clownerie. Maar Hünsche's knecht is niet zoo fijn als die van Lobo destijds, aan wiens tootsclioenen en spichtige ellebogen men nog de draden van den marionet meende te zien. Hetty Beek en Polly Obdam -een debutante, die reeds aardig geroutineerd spel vertoont voelden zich als de vrijpostige tooneelspeelstertjes in haar bekoorlijke costumes blijkbaar zeer op haar gemak. Wellicht raakt men op den duur nog wat beter op elkaar ingespeeld, de voorstelling zal er bij winnen. 1) Enkele opvoeringen Uiten deze bijfiguren ii'cg (OM. C u pc au in 1923). De l'uu\\' van liet stuk wordt daardoor echter stellig geschaad. TABA SIGAREN > ~~ ZIJN TOCH DE BESTE ~- ~>

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl