Historisch Archief 1877-1940
No. 2560
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
WELEER EN NOU
door, e a met feeken i ngen voor de Groene Amsterdammer van C o r n e l J s V e t h
, XIV. DE TANDARTS
Sis stil jij kinkel! Mannen houdt hem vast!
Te droes, wat heb ik met die kies een last!
Al driemaal kwam ik op mijn achterste terecht.
En nog is 't mis. 't Is een formeel gevecht.
Nu allen opgepast! Een, twee, drie! Hop!
Als 'f nu niet gaat, dan geven we het op.
'k Heb erge haast, ik moet heusch naar den trein
Trekt u nu maar, al doet het dan waf pijn.
Ik ben er liever toch meteen maar of.
Zoon zieke wortel is de grootste straf.
Komaan, k ben voor een beetje pijn niet bang.
Wal praat u toch ? 'k Heb hier uw kies allang.
BOEKBESPREKING
Hippocreen. Bloemlezing uit de
Amsterdamsche studenten-poëzie. Samengesteld
door P. Januarius Axiopolis. Overge
nomen uit het Amsterdamsc/i
Studenlenweekblad Propria Cures", J.
Clausen 1925
Een goeie tachtig jaar geleden was de
studentenlitteratuur in de kunst een factor van beteekenis.
De strooming culmineert in niets minder dan de
Camera Obscura. Van de camera tot dit bundeltje
verzen" is een heele sprong. Een vergelijking zou
onbillijk zijn. Want dit boekje wordt niet recht
streeks aangeboden als litteratuur. De inleider be
sluit zóó: Moge zijn lezer (d. i. de lezer van de
Hippocreen") behagen scheppen in de ietwat intel
lectualistische grapjes en hautaine ironie, kenmer
kend voor een groot deel der Nederlandsche stu
denten".
Intellectualistische grapjes en hautaine ironie
de qualificatie is niet slecht voor deze verzameling.
Men vindt er Heiniaansche
sentimentaliteit-ensarcasme, al is het in erg verdund aftreksel;
Pissuisse-bravoure, navolging ook van andere ver
tolkers van het levenslied"; een beetje oorspronke
lijkheid ook hier en daar. Het beste zijn de bijdragen
van Bifrons, Heintgen tot St. Jans en Fur. Zij be
schikken over een fijner en sterker vis comica dan
hun mede-rijmers, die hun lauweren wel voornamelijk
zullen moeten oogsten in eigen kring, ook om het
betrekkelijk-actueele van sommige hunner liedjes.
Want de waarde van dit werk hoe dan ook ge
taxeerd is overigens toch wel beperkt.
Adele Withof. Het milde leven. Amsterdam
2. /'. P. N. van Kampen en Zoon
Een aantal goed-geschreven opstellen van
opbouwend-ethische strekking, waarin een zekere
blijmoedig-stoïcijnsche levensopvatting de leidende lijn
is. Dergelijke opbeurende lectuur kan juist in onze
dagen ongetwijfeld haar waarde hebben, en menig
een zal in deze populaire opstellen een weldoend
ruggesteuntje vinden.
Diepgaand zijn de beschouwingen van de schrijfster
niet; tot wetenschappelijk-wijsgeerige kernpunten
komen deze bespiegelingen nergens. Ook verliest
Adele Withof zicli soms in vage algemeenheden en
zij komt dan soms tot eigenaardige inconsequenties.
Een voorbeeld. Op blz. 18?H) schrijft zij: Waar
oude waarheden ons begeven, daar zijn wij geroepen,
nieuwe waarheden te ontdekken. Wanneer het oude
zinloos is geworden voor ons, moeten wij aandachtig
leven, om den zin van het nieuwe te verstaan. Zoo
wij dit erkennen, kunnen wij ons niet laten gaan in
gemakzuchtig scepticisme, de verantwoording voor
onze mislukking leggend op het leven, dat ons geen
zekerheid geeft, maar wij zullen waakzaam en
strijdzaam zelf onzen weg moeten zoeken, een nieuwe
zekerheid moeten vinden, om ons te richten, nu ons
de oude is vergaan. Zoo wij niet meer leven kunnen
op verantwoording der oude waarheden, dan hebben
wij te leven op onze eigen verantwoording, naar de
wetten, die wij zelf hebben ontdekt.
Wie breekt met de traditie, moet zich een over
tuiging scheppen en die overtuiging gestand doen
door zijn leven, door woord en daad".
Dit is een fraze. Men kan even goed zeggen: Wie
's middags zijn horloge verliest, moet zorgen dat hij
's avonds een ander heeft". Het inconsequente is,
dat de schrijfster het eene oogenblik spreekt van
het begeven van oude waarheden" en liet volgende
van breken met de traditie". Dat zijn twee ver
schillende dingen, maar zij trekt er dezelfde con
clusie uit. En het ontdekken van nieuwe waarheden"
is immers geen zaak, die van onzen bewusten wil
afhangt?
Theun de Vries. Friesche sagen. Amster
dam z. j. Schellens en Giltay.
Dit aardige boekje bevat de bewerking van een
tiental Friesche sagen. Theun de Vries herschreef ze
met bijzonder goed gekozen woorden, in een ijl en
licht proza, waardoor elk verhaal omvangen werd
door de atmosfeer, waar het in hoort. Ik kan het
boekje zeer aanbevelen, zoowel aan hen, die in de
folklore van Friesland belang stellen, als aan de
btminnaars van goede litteratuur.
Henk Persyn zorgde voor goede, bij den geest
van het geschrevene zich natuurlijk aansluitende,
illustraties.
HERMAN MIDDENDORP
ZO ME R-S YMPTOMEN
Wij krijgen, na tien maanden zwoegen^
in l harde gareel van den plicht,
goddank onze zomergenoegens
zoo langzamerhand weer in zicht.
Reeds dook uit de zomersche deining
De zeeslang, in t monsterlijk kleed :
de vraag is stech/s of die verschijning
Van Zoelen of tilankenstein heet!
Nu ruischt er de zee langs de kusten.
nu suist er de wind door het bosch :
nu breken de zomersche lusten
in Holland weer eindelijk los.
Ons is weer de zegen beschoren,
dat Nederland s wassende jeugd
door drommen examina/oren
beproefd wordt op wijsheid en deugd.'
De lucht wordt al lichter en loomer,
a! ruimer en rijker hef zicht;
tn t nakend genot van den zomer
treed/ dagelijks meer in het licht.
Weer is ons zijn kracht onuitstaanbaar
weer blijkt ons zijn komende macht ?
bereids is de weg onbegaanbaar
van 'l motor- en auto-gejacht!
Des zomers verlokkingen nooden,
aan ui/zoek gemis noch gebrek :
er wordt weer pension aangeboden :
de reisgidsen zijn weer in trek.
/ Decor is een wijdsch panorama,
de mise e n-scène is koen :
nu: ,,halen' voor t jaarlijksche drama:
..Het Hollandsche Zomcr-Seizoen".'
h'UMGKA KUS AI. IS