De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 26 juni pagina 19

26 juni 1926 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2560 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 WELEER EN NOU door, e a met feeken i ngen voor de Groene Amsterdammer van C o r n e l J s V e t h , XIV. DE TANDARTS Sis stil jij kinkel! Mannen houdt hem vast! Te droes, wat heb ik met die kies een last! Al driemaal kwam ik op mijn achterste terecht. En nog is 't mis. 't Is een formeel gevecht. Nu allen opgepast! Een, twee, drie! Hop! Als 'f nu niet gaat, dan geven we het op. 'k Heb erge haast, ik moet heusch naar den trein Trekt u nu maar, al doet het dan waf pijn. Ik ben er liever toch meteen maar of. Zoon zieke wortel is de grootste straf. Komaan, k ben voor een beetje pijn niet bang. Wal praat u toch ? 'k Heb hier uw kies allang. BOEKBESPREKING Hippocreen. Bloemlezing uit de Amsterdamsche studenten-poëzie. Samengesteld door P. Januarius Axiopolis. Overge nomen uit het Amsterdamsc/i Studenlenweekblad Propria Cures", J. Clausen 1925 Een goeie tachtig jaar geleden was de studentenlitteratuur in de kunst een factor van beteekenis. De strooming culmineert in niets minder dan de Camera Obscura. Van de camera tot dit bundeltje verzen" is een heele sprong. Een vergelijking zou onbillijk zijn. Want dit boekje wordt niet recht streeks aangeboden als litteratuur. De inleider be sluit zóó: Moge zijn lezer (d. i. de lezer van de Hippocreen") behagen scheppen in de ietwat intel lectualistische grapjes en hautaine ironie, kenmer kend voor een groot deel der Nederlandsche stu denten". Intellectualistische grapjes en hautaine ironie de qualificatie is niet slecht voor deze verzameling. Men vindt er Heiniaansche sentimentaliteit-ensarcasme, al is het in erg verdund aftreksel; Pissuisse-bravoure, navolging ook van andere ver tolkers van het levenslied"; een beetje oorspronke lijkheid ook hier en daar. Het beste zijn de bijdragen van Bifrons, Heintgen tot St. Jans en Fur. Zij be schikken over een fijner en sterker vis comica dan hun mede-rijmers, die hun lauweren wel voornamelijk zullen moeten oogsten in eigen kring, ook om het betrekkelijk-actueele van sommige hunner liedjes. Want de waarde van dit werk hoe dan ook ge taxeerd is overigens toch wel beperkt. Adele Withof. Het milde leven. Amsterdam 2. /'. P. N. van Kampen en Zoon Een aantal goed-geschreven opstellen van opbouwend-ethische strekking, waarin een zekere blijmoedig-stoïcijnsche levensopvatting de leidende lijn is. Dergelijke opbeurende lectuur kan juist in onze dagen ongetwijfeld haar waarde hebben, en menig een zal in deze populaire opstellen een weldoend ruggesteuntje vinden. Diepgaand zijn de beschouwingen van de schrijfster niet; tot wetenschappelijk-wijsgeerige kernpunten komen deze bespiegelingen nergens. Ook verliest Adele Withof zicli soms in vage algemeenheden en zij komt dan soms tot eigenaardige inconsequenties. Een voorbeeld. Op blz. 18?H) schrijft zij: Waar oude waarheden ons begeven, daar zijn wij geroepen, nieuwe waarheden te ontdekken. Wanneer het oude zinloos is geworden voor ons, moeten wij aandachtig leven, om den zin van het nieuwe te verstaan. Zoo wij dit erkennen, kunnen wij ons niet laten gaan in gemakzuchtig scepticisme, de verantwoording voor onze mislukking leggend op het leven, dat ons geen zekerheid geeft, maar wij zullen waakzaam en strijdzaam zelf onzen weg moeten zoeken, een nieuwe zekerheid moeten vinden, om ons te richten, nu ons de oude is vergaan. Zoo wij niet meer leven kunnen op verantwoording der oude waarheden, dan hebben wij te leven op onze eigen verantwoording, naar de wetten, die wij zelf hebben ontdekt. Wie breekt met de traditie, moet zich een over tuiging scheppen en die overtuiging gestand doen door zijn leven, door woord en daad". Dit is een fraze. Men kan even goed zeggen: Wie 's middags zijn horloge verliest, moet zorgen dat hij 's avonds een ander heeft". Het inconsequente is, dat de schrijfster het eene oogenblik spreekt van het begeven van oude waarheden" en liet volgende van breken met de traditie". Dat zijn twee ver schillende dingen, maar zij trekt er dezelfde con clusie uit. En het ontdekken van nieuwe waarheden" is immers geen zaak, die van onzen bewusten wil afhangt? Theun de Vries. Friesche sagen. Amster dam z. j. Schellens en Giltay. Dit aardige boekje bevat de bewerking van een tiental Friesche sagen. Theun de Vries herschreef ze met bijzonder goed gekozen woorden, in een ijl en licht proza, waardoor elk verhaal omvangen werd door de atmosfeer, waar het in hoort. Ik kan het boekje zeer aanbevelen, zoowel aan hen, die in de folklore van Friesland belang stellen, als aan de btminnaars van goede litteratuur. Henk Persyn zorgde voor goede, bij den geest van het geschrevene zich natuurlijk aansluitende, illustraties. HERMAN MIDDENDORP ZO ME R-S YMPTOMEN Wij krijgen, na tien maanden zwoegen^ in l harde gareel van den plicht, goddank onze zomergenoegens zoo langzamerhand weer in zicht. Reeds dook uit de zomersche deining De zeeslang, in t monsterlijk kleed : de vraag is stech/s of die verschijning Van Zoelen of tilankenstein heet! Nu ruischt er de zee langs de kusten. nu suist er de wind door het bosch : nu breken de zomersche lusten in Holland weer eindelijk los. Ons is weer de zegen beschoren, dat Nederland s wassende jeugd door drommen examina/oren beproefd wordt op wijsheid en deugd.' De lucht wordt al lichter en loomer, a! ruimer en rijker hef zicht; tn t nakend genot van den zomer treed/ dagelijks meer in het licht. Weer is ons zijn kracht onuitstaanbaar weer blijkt ons zijn komende macht ? bereids is de weg onbegaanbaar van 'l motor- en auto-gejacht! Des zomers verlokkingen nooden, aan ui/zoek gemis noch gebrek : er wordt weer pension aangeboden : de reisgidsen zijn weer in trek. / Decor is een wijdsch panorama, de mise e n-scène is koen : nu: ,,halen' voor t jaarlijksche drama: ..Het Hollandsche Zomcr-Seizoen".' h'UMGKA KUS AI. IS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl