Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 256»
AMSTERDAMSCHE
B IJ ZONDERHEDEN
DOOR PROF. DR. H. BRUGMANS
W,
XXX/ff. De Monfd/bödnsforen
IJ moesten reeds meer dan eens constateeren,
dat in onze oude stad veel is afgebroken, dat
blijvend en duurzaam stadsschoon had behooren te
zijn. Vooral op de torens heeft de immer nivelleerende
tijdgeest het voorzien gehad: in de negentiende
eeuw vielen de Jan Rodenpoortstoren, de
Haringpakkerstoren, ook de toren Swycht Utrecht onder
den moker der sloopers, zooals dat dan min of meer
deftig heette. Maar andere torens zijn gelukkig
bewaard gebleven: wij spraken reeds van den
Munttoren en van den Schreierstoren. En nog altijd staat
daar in volle forsche kracht de Montalbaanstoren tot
vreugde van allen, die het oude, schoone Amsterdam
liefhebben. Nog altijd speelt het water als eeuwen
geleden om zijn voet, al behoeft hij zijn grimmig
geweld niet meer te richten tegen de vijanden van
Amsterdam.
Monta'lbaan, Montelbaan, Montenbaan, zelfs
Monkelbaan, onder al die namen komt de oude toren in
den loop der eeuwen voor. En natuurlijk heeft men
zich ook steeds bezonnen op den eigenaardigen naam.
Een oude overlevering brengt Montalbaan zelfs in
verband met niemand minder dan den hertog van
Alva, die immers meer dan eens, laatstelijk in 1573,
in Amsterdam vertoefde. Wat Alva dan met den
toren te maken had, was niet duidelijk. Wagenaar
begreep natuurlijk wel, dat er met Alva niets te doen
viel, en had een andere verklaring: hij zegt, dat men
dezen naam naar het oud en sterk kasteel Montauban
in Guyenne of van elders ontleend heeft". Men ziet,
geheel zeker is onze oude geschiedschrijver niet van
de zaak; voorzichtig als hij is,houdt hij zich wat op de
ruimte met zijn of van elders". Ja zeker, zoo zal
het wel zijn. Want wij zijn op dit punt eigenlijk nog
even ver als Wagenaar in zijn tijd. De
aannemelijkste gissing is wel, dat er hier in de buurt een
huis heeft gestaan, dat Montalbaan heette, waarnaar
de toren kan zijn genoemd. Zonder grond is deze
gissing niet. Want Reinout van Montalbaan, met zijn
broeders Ritsaart, Writsaart en Adelaart, was een
populaire figuur ook in onze landen. Wie had niet
gehoord van het fiere ros Beyaard, dat zonder be
zwaar de broeders, zonen van Haymon, die men in
DE MONTALBAANSTOREN IN VROEGER JAREN
DE MONTALBAANSTOREN IN
Nederland de Vier Heemskinderen noemde, kon
dragen op zijn sterken rug? Wij vinden het huis
Montalbaan, Reinout van Montalbaan, de Vier
Heemskinderen op gevelstcenen, ook nog in Amster
dam. Zoo is het geen losse onderstelling, dat er in
deze buurt een huis Montalbaan kan hebben gestaan,
dat dan kan zijn genoemd naar een gevelsteen. Maar
zekerheid hebben wij dienaangaande niet.
Het spreekt van zelf, dat de toren under is dan de
naam. Men is onwillekeurig geneigd in hem een ouden
toren van den stadsmuur der vijftiende eeuw te zien,
zooals de Schreierstoren is. Dat is toch niet het geval.
Een rnuurtoren is Montalbaan niet, al heeft hij wel
te maken met de defensie van Amsterdam. De zaak
is deze, dat hier aan den oostkant van Amsterdam zich
buiten den muur der vijftiende eeuw een. soort voor
stad ging vormen: hier vond men scheepswerven,
touwslagerijen, teerkokerijen en in het algemeen
allerlei bedrijf, dat met de scheepvaart te maken had.
Dat men zulke bedrijven buiten de poort hield,
spreekt wei van zelf. Maar niet van zelf sprak, of
misschien ook wel, dat hier langzamerhand ook
bewoning ontstond. Dat wilde de stadsregeering niet
gedoogen; vandaar allerlei moeilijkheden met deze
buitenwijk, die de stadsregeering veel last ver
oorzaakte.
Die buitenwijk, waar de god der schippers heerschte,
heette de Lastage. Zij werd, modern gesproken,
begrensd door de Waal, de Oude Schans, de St.
Antonisbreestraat en de GelderscheKade. Zij werd
eerst met de vergrooting van 1585 binnen de muren
getrokken en toen ook geregeld bebouwd en bewoond.
Maar vóór dien tijd lag de Lastage zeer onveilig. In
1542 werd zij verbrand; tien jaar later werd zij
gedeeltelijk afgebroken; nog weer twintig jaar later
werd zij op last der regeering verbrand uit vrees,
dat de gevreesde geuzenadmiraal Lumey er zich in
zou kunnen nestelen. Dat ging natuurlijk gemakkelijk,
omdat zoo goed als de geheele Lastage van hout was.
Geheel onverdedigd had de stadsregeering de
Lastage niet gelaten. In 1512 was de stad aange
vallen door de Gelderschen; zij drongen door tot de
Lastage en verbrandden zelfs een aantal schepen
in de Waal. Dat ging de regeering toch te ver. Hier
werd nu een schans aangelegd, die in den loop der
tijden de Oude Schans kwam te heetcn. lin in 1510
bouwde men ,,terzij den weert van den limiten van
Gelre" een zwaren toren, dien wij nog als Montal
baanstoren kennen. Hij stond geheel vrij op den
uitersten hoek der Lastage, dus juist daar,Waar een
aanval uit het oosten viel te vreezen. De toren zal
dan ook wel zwaar bewapend zijn geweest bij dreigend
oorlogsgevaar. Blijkens de kaart van Cornelis
Antonisz. had hij omstreeks 1540 drie verdiepingen en
een spits, laag dak.
Ongeveer een eeuw lang heeft de toren als zoo
danig diensten gedaan. Maar niet de stadsuitbreiding
van het laatst der zestiende eeuw kwam hij wat
doelloos te staan te midden van een steeds aan
groeiende en aanbouwende stadswijk. Gelukkig heeft
men toen den toren niet opgeruimd, maar hem zelfs
nog versterkt en verfraaid. In 1GU5 werd hij grondig
door de stadsfabriek onder handen genomen. Daar
hij wat begon te verzakken werden de fundamenten
versterkt. Bovendien werd een dikke muur om het
oude metselwerk aangebracht. En eindelijk werd een.
nieuwe spits op den ouden tronk ge/et, die het geheel
zoo fleurig en aantrekkelijk maakte als wij liet nog
steeds iedereti da» kunnen genieten.
Van de geschiedenis van den Montalbaanstoren i.s
verder weinig te zeggen, l lij heeft trouw de ambte
naren van de haven gelierbergd, die binnen zijn oud
muurwerk hun dagelijkschen arbeid hadden te ver
richten. Maar eenmaal heeft zich aan zijn sterken
voet een tooneel afgespeeld, dat onzen grooten
dichter zelfs naar den veder deed grijpen en dat nog
in de negentiende eeuw een bekend historicus een
aantrekkelijke historische schets in de pen gaf.
De dichter is Vondel, de historicus Bakhuyzen
van den Brink. En het geval was zoo. Op
PaaschMaandag 1626 was een godsdienstige samenkomst
de>r Remonstranten bij den Montalbaanstoren dooi
een opgewonden menigte verstoord. De schutterij
was opgeroepen om de orde te handhaven; zij had
ten slotte vuur moeten geven en had zelfs twee dei
plundcraars gedood. De menigte sleepte een dei
lijken voor de deur van burgemeester Van Neck.
toen op de stoep van burgemeester de Vlaming. Van
meer beteekenis was het, dat de predikanten op den
kansel tegen het gebeurde protesteerden en de re
geering en de schutterij verweten, dat zij de Remon
stranten had willen beschermen tegen het geweld
der menigte. Alleen de gematigde predikant
Corneli;Hanecop durfde de regeering verdedigen en dt
plundering van het huis aan den Montalbaanstoren
afkeuren. Het gevolg is geweest, dat Han.cop dooi
den kerkeraad is afgezet en buiten de gemeente
gestooten, hoewel de regeering hem de hand boven
het hoofd hield. ' ? ,*
Men kan er Bakhuyzen's Vondel met Roskam er,
Rommelpot op nalezen. Of nog liever sla nier,
Vondels Hekeldigten zelf op met de oude
aanteekeningen en late nog eens de sensatie over zich kome:
van die echte volkspoëzie:
Hel geviel, duf graauwc geuzen
Wonnen l huis de \\onkelbnan.
Deur heer Hopman Swari voor uu n
Trok mei sinle ^ïievens reuzen.
Toen de Dftmhcer wel emunl
Se/ioof /wee dieren in /ie/ zand/
En wat daar dan verder volgt.
V;m zulke oude histories weet de
eerwaardij;-:Montalbaanstoren te spreken.
Hierbij deel ik U mede, dat Uwe
coffeïnevrije koffie H AG in geur niet onderdoet
voor andere koffie. Uit een
gezondheidsoogpunt is ze verre boven de andere soorten te
verkiezen. Ik hoop, dat Uw product meer
en meer door huismoeders zal worden
gewaardeerd in het belang van de gezond
heid der huisgenooten.
Zeist, 26.4.26.
H. P
Arts voor Zenuwziekten