Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
23
. Nu u toch over deze dingen
an ik u nog een kleinigheid
. i_/e Parijsche bank heeft me
een bedrag van tien duizend gulden
overgemaakt, dat ik u alvast kan geven.
Kijk eens: ik heb het hier in Fransche
bankbiljetten, maar u kunt ze bij elk
bureau inwisselen.
- Hij reikte me twee pakjes bankbil
jetten over, en eerst toen ik dit geld
in mijn handen had, drong het werke
lijk tot me door, dat het van nu af aan
in mijn macht lag, mijn leven een andere
richting te geven, dat het uit zou zijn
met mijn geploeter in een vak, waarin
ik altijd een middelmatigheid zou blij
ven; ik zou op reis kunnen gaan; ik
zou me kunnen ontwikkelen; ik zou
kunnen génieten Het overweldigde
. me.
Ik stond op, en met de bankbiljetten
nog in beide handen staarde ik den
notaris aan. Ik voelde, dat er tranen in
mijn oogen kwamen.
Ik zie, dat u nog weinig gewoon is,
niet geld om te gaan, zei de notaris,
die eveneens was opgestaan. U schijnt
heelemaal geen behoefte te voelen, het
bedrag na te tellen.
Och, het zal wel in orde zijn....
zei ik haperend.
Het is in orde, verzekerde hij.
, Maar ik moet er u toch ernstig voor
. waarschuwen, dat in 't algemeen zoo
maar op gezag aan te nemen. Er zullen
van nu af aan meermalen groote be
dragen door uw handen gaan, en het is
van het hoogste belang, dat u uw zaken
met orde en stiptheid beheert, of dat
u, als u dat zelf niet kunt doen, iemand
aanneemt, die uw zaken voor u behar
tigt.
Wil u mijn geld beheeren? vroeg
ik snel.
Een gedeelte vypl, antwoordde hij.
Maar mijn administratie is niet ingericht
op het beheeren van een zoo groot
kapitaal. Als ik u zeg, dat al het geld
dat ik op het oogenblik voor anderen
beheer, bij elkaar nog geen twee millioen
beloopt, zult u dat wel kunnen begrijpen.
Het is trouwens toch niet aan te beve
len zooveel geld bij n instelling te
? deponeeren.
Maar ik mag op uw advies rekenen?
Zeker. Ik ben geheel tot uw dienst.
Maar gaat u nu eerst maar eens naar
Parijs, om officieel eigenaar te worden
van uw vermogen. U kunt er voor uw
particulier gebruik dan ook iets van
meenemen, een honderd duizend gulden
of zoo iets. En dan komt u maar eens
weer praten. Maar ik raad u aan, van
begin af aan voorzichtig te zijn. Het
wordt natuurlijk onmiddellijk
bekenddat u schatrijk geworden is, en u zult
gauw genoeg menschen om u heen
vinden, die bereid zijn, een deel van
uw vermogen over te nemen. U is niet
gewoon met geld om te gaan, en u moet
dus dubbel voorzichtig zijn.
Hij- legde een hand op mijn schouder,
en vervolgde met iets
vaderlijk-ver.trouwelijks:
Het bezit van zooveel geld kan
een zegen zijn, meneer Van der Boom,
maar het kan ook gevaarlijk worden.
Houd u mij ten goede, dat ik u daar
op wijs. Het kan gevaarlijk zijn in twee
opzichten. In de' eerste plaats zult u
wel met me eens zijn, dat het bezit
van geld een mensen niet altijd beter
maakt. Men moet om een oude,
maar ware gemeenplaats te gebruiken
sterke beenen hebben om de weelde
te kunnen verdragen. Ik wensch u die
sterke beenen van harte toe. Het andere
gevaar bedreigt u van buiten. Iemand
met veel geld is voor ongure elementen
? -altijd een welkome prooi. U kunt u
' ' daartegen wapenen door nooit te veel
" geld bij u te dragen, en door een goede
brandkast en een revolver aan te
schaf'fen.
Notaris de Haan had op eenvoudigen,
hartelijken toon gesproken. Ik voelde mij
door zijn goed gemeende woorden ge
troffen en drukte hem de hand.
U zou me toch buitengewoon veel
plezier doen als u^m'n geheele vermogen
beheeren wou, zei ik. De extra-kosten,
": die u in verband daarmee moet maken,
neem ik graag voor mijn rekening. Ik
zou u vijf percent van mijn kapitaal
kunnen geven.
De kleine notaris lachte.
Dan zou ik ook millionnair zijn,
zei hij. Maar eerlijk gezegd voel ik daar
' niet veel voor. En ik zou u drie millioen
armer maken. Ik moet zeggen, dat u
mijn raad om goed op uw geld te passen,
niet best opvolgt.
Nu ja, ik zou dan immers nog
zeven en vijftig millioen overhouden.
Dat is nu juist een redeneering,
waardoor u in korten tijd door uw
heele vermogen heen zou raken, zei hij,
plotseling weer ernstig. Enfin, meneer
Van der Boom, ik wensch u 't beste.
Komt u morgen nog even aan om de
papieren in ontvangst te nemen, die u
noodig heeft voor de Parijsche Bank?
Ik zal zorgen dat ze voor u klaar liggen.
Maar ik ben u toch iets schuldig !
riep ik; in mijn behoefte, tenminste
iets te doen. Ik had eenigszins het gevoel
of ik mijn heele fortuin aan den voor
komenden notaris te danken had.
Dat komt wel in orde, hernam hij.
Met.de administratiekosten mee zullen
de adviezen van vandaag en morgen
ongeveer op ? 8.50 komen. U ziet dus dat
er nog volstrekt geen vijf percent van uw
vermogen mee gemoeid zal zijn.
rare geluiden; mijn zonderlinge manier
van doen trok de aandacht van de voor
bijgangers, waarvan sommige me spot
tende opmerkingen naar 't hoofd gooi
den .Ik lette er nauwelijks op, maar
liep door, zonder eigenlijk te weten
waarheen. Ik had een repetitie, dat was
waar ik was al te laat, en dat zou
me een boete kosten van een rijksdaal
der Een juichkreet ontsnapte me,
bij de plotselinge gedachte, dat een
boete van een rijksdaalder niets
beteekende voor iemand, die zestig duizend
gulden per week verdiende Dat was
per dag het zevende deel van zestig
duizend gulden, dat was acht duizend
vijfhonderd gulden Dat was per
uur laat es kijken dat was per
uur bijna driehonderd zestig gulden....
onmogelijk onmogelijk en toch
was het waar
Een luid getoeter haalde me op den
hoek van de Utrechtsche straat uit m'n
materialistische mijmerijen. Een vloe
kende chauffeur herinnerde me er aan,
Ik ben dus rijk?"
Hij begeleidde mij tot aan de trap, die
ik met een wat licht en duizelig gevoel
in mijn hoofd afdaalde.
Buiten scheen de zon in het water van
de stille gracht. Kleine bruine bladeren
dreven er op. De hooge huizen stonden
in ziellooze zwijgzaamheid aaneen-gerijd.
Ik voelde even aan de beide uithollende
zakken van mijn colbert-jasje: het geld
zat er nog. Er kwam iets joligs over me;
ik kreeg een gevoel of het een leuk
avontuur was, dat ik beleefde. Een
behoefte rees in me, om er met iemand
over te praten, waarlijk niet uit trots,
maar omdat het denkbeeld van mijn
fabelachtigen rijkdom gaandeweg zoo
in mijn bewustzijn was door-gesiepeld
dat ik onwillekeurig uitzag naar een
veiligheidsklep. Ik kreeg lust, iets geks
te doen, iets idioots. Ik mag, geloof ik,
wel van me-zelf zeggen, dat ik nog al
wijsgeerig ben aangelegd, maar dat
wijsgeerige element had op dit oogen
blik al bijzonder weinig vat op me.
Ik rende als een dolleman de gracht
langs, onder het uitstooten van allerlei
dat ook millionnairs overreden kunnen
worden, vooral als ze al te veel aan hun
millioenen denken, en ik stapte gauw
op lijn 5. "Ik was nog volstrekt niet zoo
ingeleefd in mijn nieuwen, toestand, dat
ik aan een taxi dacht, laat staan aan
een eigen auto
Het kostte me moeite, mijn geheim
niet te vertellen aan den tram-conduc
teur. Ik slaagde er zelfs in, hem niet
meer dan vijf cent fooi te geven. Ik
moest mijn goud-roes voorloopig alleen
verwerken. Aan wien had ik het
'trouwens redelijkerwijs kunnen ver
tellen Familie had ik niet binnen
den verwantschapskring van neef of
nicht; in Amsterdam woonde er niet een,
en ik kende hen ternauwernood. Vrien
den bezat ik ook niet; hoogstens kennis
sen, wien het onwaarschijnlijke bericht
vermoedelijk niet veel zou kunnen
schelen. Gedurende den tramrit kreeg ik
m'n positieven weer behoorlijk bij me
kaar; ik herinnerde me de wijze woorden
van den notaris, en besloot, me te
gedragen als een verstandig man. Wat
niet verhinderde, dat ik op den Dam
voor het eerst van m'n leven als een
vrouw uit de tram stapte, dat wil zeggen,
met m'n rechterhand aan den rechter
handgreep, ziende naar achteren; en
hoewel de tram bijna stil stond, bonsde
ik toch vrij onzacht tegen een wachten
den reiziger aan, die me vrij luid m'n
stommiteit verweet. Als ik gedurfd had,
zou ik hem een millioen aangeboden
hebben voor den schrik ik had «
immers .nóg negen en vijftig over ge
had?; nu stak ik haastig de rails over en
ging de Amsterdamsche Bank binnen om
Hollandsch geld in handen-te krijgen.
Een deel van de Fransche bankbiljetten
behield ik met het oog op m'n aanstaande
reis naar Parijs. Ik vond dit buitenge
woon practisch van me zelf.
Toen ik buiten kwam had ik me al
zoozeer in m'n millionnair-staat inge
leefd, dat ik, hoewel nog wat onzeker,
een taxi-chauffeur aanriep, die me in
enkele minuten naar het repetitie-lokaal
bracht.
III
IK WORD VOO R G EK VERSLETEN.
De directeur van het
tooneelgezelschap, Hein Lagas, was een ongemakke
lijk heer. Hij bezat een mate van zelf
ingenomenheid waaraan zijn beteekenis
in de Nederlandsche tooneelwereld'niet
evenredig was. Met ijdele menschen is
in den regel wel om te gaan, als men ze
maar wat achterna loopt; zoo was het
ook met Lagas. Als men den
raasdonder" zoo werd hij om z'n manier
van optreden onder zijn gezelschap
genoemd maar toegaf, dat hij min
stens recht had op een plaats naast
Royaards, dat de schouwburg-deuren
op het Leidscheplein wagenwijd voor
hem open moesten staan, in plaats dat
hij, zooals nu, zich tevreden moest
stellen met verschillende Amsterdam
sche achteraf-schouwburgen, of met de
provincie, dan was er met Lagas wel op
te schieten. Verschillende leden van ons
gezelschap wisten door een dergelijke
taktiek dan ook aardig bij hem in den
pas te komen, zoo zelfs dat hun
portemonnaie er wel bij voer.
Maar mij kon de Raasdonder niet
goed uitstaan. Hij beweerde, dat ik
hoogmoedig was ik wil het tegendeel
niet beweren. Er ging geen dag voorbij,
waarop hij me niet verzekerde, dat ik
een prul was en dat ik eeuwig een prul
zou blijven ik geloof niet dat mijn
.prestaties zelfs een minder
bevooroordeeld mensen als mijn directeur over
tuigd zouden hebben, dat hij het abso
luut bij 't verkeerde eind had. Maar ik
liep hem niet achterna, ik vleide hem
niet; ik leefde in dien tijd in een eigen
aardige periode van stuggen trots; ik
zocht geen omgang met menschen en
vermeed ze zelfs zooveel mogelijk, en
reageerde op elk agressief optreden in
mijn richting met een verachtelijk, hoog
hartig zwijgen. De Raasdonder kon daar
niet tegen; schreeuwers kunnen trouwens
zelden tegen zwijgers op.
We repeteerden in een donker,
laaggezolderd feestlokaal", waar weinig
anders te zien was, dan een leeg buffet
en lange rijen stoelen met houten zit
tingen langs de wanden.
Nauwelijks was de piepende deur
achter me dichtgevallen of ik kreeg den
wind van voren.
Met een paars-rood gezicht schoot de
Raasdonder op me toe. Hij maakte het
stereotiepe ge.baar van met de linker
hand aan z'n wilde haren te trekken;
de straalsgewijs geplaatste groeven om
z'n oogen verscherpten zich. Ik herinner
me nog dat ik in dat oogenblik opmerkte,
dat hij geen leelijken kop had, al was zijn
gezicht grof en min of meer verloopen,
en al was zijn gelaatskleur bedorven
door slechte schmink.
Zeg, ben jij nou heelemaal be
donderd? zoo verwelkomde hij me, om
daar een uur te laat te komen? Denk je
dat ik niets beters te doen heb dan te
zitten wachten op een nulliteit als jij?
Waar haal je in kristes-naam de bruta
liteit vandaan !!
Op den achtergrond luisterden mijn
collega's onverschillig toe. Door de uit
vallen van den Raasdonder werd nie
mand meer geïmponeerd. Ik zag dat Jan
van Kesteren, onze eerste komische
kracht, een broodje met rauw gehakt
tusschen zijn geweldige kaken liet
verdw.ijnen, en deze onverstoorbare manier
van doen maakte me aan het lachen.
(Wordt vervolgd)