Historisch Archief 1877-1940
No. 2561
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
UIT DE NATUUR:
De gewone. Toorts (foto
T O
T S
DOOR DR. JAC. P. THIJSSE
O] R
T^ U is het de tijd van de hooge zomerplanten. In
?" het voorjaar blijven de meeste bloemen liefst laag
bij den grond, die de warmte geef i en de vochtigheid.
Er zijn er zelfs, die, als ze pas zijn opgekomen, net
doen, alsof ze wel weer graag terug wilden. Ze leggen
hun groeitop vlak tegen den grond, door krachtige
kromming van de pas uit zijn omhulsel gekomen
stengel, en eerst als het wat zachter weer is, of
wanneer ze na een paar dagen gewend zijn aan de
voorjaarslucht durven ze zich op te richten. Het is de
helmbloem, die zich zoo gedraagt en 't is wel de moeite
waard, om daar het volgend voorjaar nog eens bijzon
der op te letten.
In den zomer is dat-allemaal heel anders. Al valt hij
aanvankelijk nog zoo tegen, de temperatuur daalt
toch maar zelden beneden de vijftien graden en,
wat van nog meer belang is, bodem en water krijgen
toch winst aan warmte. Zoo kunnen dan de hooge
zomerplanten snel opschieten. Meest zijn het zooge
naamde tweejarige gewassen. Het vorig jaar zijn ze
ontkiemd en hebben ze grooote voedselvoorraden
gemaakt tegen den bloeitijd. Andere zijn vaste plan
ten en ook die hebben goed gevulde provisiekamers.
Zoo gaat het dan in Mei op een groeien, niet zoo snel,
dat je het kunt zien terwijl je er bij staat, maar toch
soms wel twee of drie centimeter peretmaal. Let maar
eens op het vingerhoedskruid en de groote zilveren
wegdistel Onopordon. Aardig is het om te zien, hoe
de top van die snelgroéiende planten altijd scheef
? staat, alsof de plant verwelkte of van den wind geleden
had. Dat is echter in het geheel niet het geval. Als
ge er eens een uurtje aan wilt besteden zult ge ont
dekken dat die toppen eigenlijk allemaal stilletjes
staan te wuiven en in den loop van den dag nu eens
Noord wijzen dan weer Oost, Zuid of West. Zoo
draaien de toppen dan de hoogte in. Dezer dagen heb
ik dat nog weer eens zeer mooi gezien bij een troep
toortsen. Ze leken daar zoo stil te staan, maar de
een had zijn muts zoo, de ander zus en als je je ver
beelding liet werken dan zag je al die toppen wenden
en draaien en hooger komen, 't Is een bij de
plantkundigen zeer bekend en druk bestudeerd verschijnsel
en het heet nutatie.
Langs de wegen en op ruigten groeien soms de
toortsen bij menigten, jaren achtereen. Als de eene
generatie is afgestorven is de volgende reeds
verTABA SIGAREN
*» ~" ZIJN TOCH DE BESTE "~ <~
schenen. Streng genomen zou zoo'n bevolking slechts
om de twee jaar in bloei kunnen komen, maar zoo
streng tweejarig zijn ze nooit. Weelderig groeiende
toortsen kunnen al bloeien in hun eerste jaar en het
ook nog wel tot een derde jaar brengen. En dan na
eenige jaren groeit er opeens geen enkele meer, de
plek is toortsmoede" geworden. Gelukkig vinden
we de vagabonden dan weer elders.
Vrij algemeen worden deze planten toorts genoemd,
maar ook wel Koningskaars,Aronsstaf, wolblad,
zachtlap, hemelbrand. De gelijkenis van de strakke,
cilindervormige bloemenmassa met een kaars is wel
begrijpelijk. Toch kunnen we de namen toorts en kaars
nog anders verklaren, want het schijnt dat de Grieken
deze planten in pek doopten en ze dan als werkelijke
toortsen gebruikten of ook wel dat zij strooken van
de wollige bladen gebruikten als lampepitten.
De wolligheid van de bladeren wordt veroorzaakt door
nog al merkwaardige vertakte haren, die met elkaar het
blad beschutten tegen verdroging en te felle bestraling
door de zon. Het zal u dan ook niet verwonderen,
wanneer ge in dezen zomer aan de jonge toortsblade
ren nu juist geen overvloedige beharing aantreft.
Dat is alweer een groot gemak voor de rupsen, die ?
dezen zomer op de toorts heel overvloedig verschenen
zijn, mooie rupsen, die met hun blauwig wit lichaam
rijk bespikkeld en gevlekt met zwart en geel zeer zeker
uw aandacht aullen trekken, wanneer ge deze week
eens kijkt naar toorts of helmkruid. Vele zijn reeds
volwassen en gaan zich verpoppen, maar ik zie toch
ook nog genoeg kleintjes. Op de grijsgroene toorts
bladeren en stengels komen ze niet zoo heel duidelijk
uit, maar des te meer op de bruine bladeren van het
helmkruid. Er komt een bruinig grijze, aardig ge
vlekte nachtvlinder van, met kartelrandjes aanzijn
vleugels, de grauwe monnik. Er bestaan nog een paar
verwante soorten, maar daar zal ik u niet mee lastig
vallen, temeer daar die monnik zich niet vertoont
voor April. De rups is er een, die de vogels niet vreest,
want die vinden hem niet lekker, evenmin als de zebra
rups. Maar hij is op zijn dood voor sluipwespen en als
ge hem even aanraakt met de punt van een grassprietje
dan kromt hij zich snel en slaat met zijn achterlijf.
Want zoo weert hij zich tegen de kleine sluipwespen
en sluipvliegen, die hun eieren willen leggen op of in
hun levend lichaam. Zoo'n rups doet zelf dag en
nacht niet anders dan eten en havent de toortsen
dan geweldig. Aardig is het om te zien hoe ze eerst
de wolharen wegwerken, ze keurig netjes op stapeltjes
op zij leggen en dan het sappige blad zelf aan
tasten.
De bloemen van de toorts zijn ook wel de moeite
waard, om bekeken te worden. Meest zijn ze geel,
maar we hebben ook wel paarse toortsen. Allemaal
hebben ze behaarde meeldraden. Bij sommige soorten
zijn alleen de drie bovenste meeldraden behaard,
bij andere alle vijf en die haren kunnen dan weer geel,
paars of wit zijn, altijd heel aardig om te zien. Over
de beteekenis van die haren is al heel wat te doen
geweest. De een zei, ze dienden om houvast te geven
aan de insecten, anderen meenden dat ze de bloem
duidelijker maakten voor de bezoekers. Nog anderen,
dat de insecten er wat aan te eten vonden en dus de
bloem niet alleen bezochten om het stuifmeel, of om
de zeer schaarsche honig, maar om die
haarknobbeltjes. Ik ben even in mijn tuin gestapt om nog eens te
zien, wat ik daar allemaal van denken moet en trof
het juist dat een menuetvlieg (Syritta pipiens) regel
recht op het midden van een toortsbloem af vloog,
naar allen schijn aangelokt door de violette haren
die zoo mooi afsteken tegen de gele bloemkroon.
Hij greep zich aan die haren vast en ging toen met
Tc-orf*
zijn slurfsnoet grazen eerst over het oranje stuifmeel,
toen in de witte en paarse meeldraadharen. Toen
ben ik naar binnen gegaan en heb wat van die haren
onder het microscoop gestopt. Bij sterke vergrooting
bleken ze bezet met ontelbare ruwheidjes en dat
zouden wel suikerkristalletjes kunnen zijn of zoo iets;
dat kunnen we nog nader bekijken. Behalve de
menuetvlieg kwamen er nog een paar rotjesvliegen
op de bloemen en eenmaal een klein hommeltje,
maar die ging al gauw weer over op de ooievaars
bekken, waar meer te halen viel. Toch heb ik hommels
en honigbijen dikwijls druk bezig gezien op de toort
sen.
Ze bloeien heel lang, eerst in de eindtwijg, later
aan de zijtakken en brengen een menigte zaden voort
die door den najaarsstorm wijd weg worden geschud
uit de hooge stijve stengels.
N. V. KUNSTZALEN
DE SIRKEL"
Laan van Meerdervoort 53 D
DEN HAAG TEL. 36518
WERKEN VAN MODERNE MEESTERS
Kunstboeken, Sieraden,
Glaswerk Leerdam Unica
Aardewerk £&?>
Reproducties naar oude meesters
TOEGEPASTE KUNST
DOOR JAN D. VOSKUIL
Onze Disck" door ??. Ellens'
Onder dezen, in dubbelen zin des woords, met
smaak gekozen titel, is bij Brusse te Rotterdam, in
de reeks monografieën over hedendaagsche sier- en
nijverheidskunst een boekje verschenen, dat de
voorwerpen bespreekt, die wij aan tafel
gebruiken.Bij een zestigtal foto's geeft H. Ellens op aangename
wijze een overzicht van hetgeen er ongeveer de
laatste vijf en twintig jaren aan aesthetischtafelgereC
gemaakt werd. Naast een groote verscheidenheid.
van lepels, vorken, servetringen, potjes voor mosterd,,
zout of suiker, bekers, trekpotten, vruchtenschalen en
schotels van gewoon- en van edel metaal, ziet
men vele afbeeldingen, waarop aarde- en glaswerk
weergegeven is, terwijl men ten slotte ook het bekende
damast van Lebeau niet vergeten heeft. Foto's van
gedekte tafels in met artisticiteit verzorgde moderne
interieurs, vernoegen de aantrekkelijkheid vari het
geheel. Nadat de schrijver een diepere. uiteenzetting
gegeven heeft van hetgeen hij onder ,,de disch'!
verstaat, bepaalt hij zich tot het bespreken van dei
twee groote groepen in de toegepaste kunst: die,
welke gevormd wordt, door de machinaal vervaar
digde voorwerpen en de daartegenover staande groep
der dingen, die met de hand gemaakt worden. Uit
deze laatste treffen we hier werken aan van F.
Zwollo Sr. en F. Zwollo Jr. van Carel, J. A. Begeer,
J. Kriege en H. Ellens, terwijl de eerstgenoemde groep,
waarvan de schrijver het algemeen belang terecht
duidelijk laat uitkomen, goede voorbeelden toont van
Jan EisenloeffeFs forschen arbeid en van aardewerk
door Dr. H. P. Berlage, Jac. van den Boschen Cor Alons
ontworpen. Ookde glazen vazen, schalen en kelken door
de Glasfabriek Leerdam uitgevoerd naar de ontwerpen
van Chris Lebeau, K- P. C. de Bazel, Dr. H. P.
Berlage en A. D. Copier, die hier gereproduceerd
werden, vullen deze uitgave op waardige wijze aan.
Er zijn in dit boekje echter ook enkele stukken afge
beeld van een vijftiental jaren geleden, zooals de
kroes en de herinneringsbeker, die niet voldoende
aesthetische eigenschappen bezitten om voorbeelden
te geven van goede sierkunst. Beter had men deze
plaats kunnen inruimen voor de werken van Eric
Wichman, die eenige jaren geleden bij Begeer zijn
uitgevoerd en die men in dit boekje mist, dat overigens
vooral door zijn populair gestelden en leerzamen
tekst, zijn weg tot het publiek ongetwijfeld zal
weten te vinden.
v.VOLLENHOVEN 'S STOUT