Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2562
c
».*
DIJK IN NAJAARSZON
HOLLANDSCHE
TAFEREELEN
DOOR HERMAN DE MAN
RUSTIG DAGGELDERSHUIS BINNENDIJKS
//. Van het grooie water
KLAAR zijn de dagen, maar hoe klaar zijn de witte
maannachten in dit nevelig onbewogen herfsttij.
Een .rulle avondmantel over het waardland, de
vloeddauw, is van vervlietenden zomer het teeken;
nu, in den vollen herfst komen de iele bovennevels,
die als gazen bruidssluiers kuisch het lage land
omhullen, van horizont tot horizont. Deze nevels
versomberen wel de ochtenden, nu de zon niet meer,
als in Augustus, ros en triumfant boven den vloed
dauw uitstralen, kan ten ochtend. Maar onwezenlijk
etherisch, blij en blond, zijn er de middagen door.
En als even de blauwige einders klaren, dan worden
alle boomengestalten scherp als op Japansche printen,
want dun en transparent is dan de atmosfeer.
Het manvolk alom werkt in de boogerden, op hooge
leeren van zes en dertig sporten en meer. De zon
plekt onder de volbeladen fruittorsers wondere
arabesjcen van hel groen; de mannen zijn
welgezind. Nu plagen niet langer de
dazen en wespen (hurken hier geheeten)
de bezige plokkers; daarvan zijn dezen
tevreden. Ook al, omdat de stormen
uitblijven. Er was weinig val daarom
dat jaar en hoog zijn dan de verdiensten.
Ook de hooge, norsche notenboomen
worden nu geslagen. Want: neuten en
wijven motten slaag hebben, veul slaag
zeggen hier de oude lieden. Er zijn
veel van die machtige,
landsbeeldbeheerschende notelaren in deze contreie;
hun kruinen zijn, zoo ze niet verscholen
staan achter den dijk, wijdweg zicht
baar. Na het neutenslaan komen de
jongens af om na te klookeren. Wat er
dan nog van de boomen komt (en dat
is heel wat, want het is een kwaaie
veldslag, waarbij alle soldaten vallen,
zeggen de notenslaandersf dat is het
'rechtmatig bezit van de kinderen, die
in gansche kloeten afkomen. Dat is
volgens een ongeschreven wet. En 't
mag dan niet volgens des dienders op
vattingen zijn en natuurlijk ook niet
naar 't. inzicht van alle eigenaren, maar
wij jongens wisten vroeger heel stellig
dat het toch ievers beschreven" stond; ~
dus mocht het. Dat neutenschobberen
kleurt het herfsttij voor de kinderen met
wat wild avontuur.Hoe menigmaal is (ook
voor mij)een barre rammeling er'tgevolgvan geweest.
Maar toch wat waren de klookerneuten lekker.
Achter de dijken daar droomt het al afgegraasde
weiland weg in grijze onbelijndheid. Het vee werd
reeds op. het hooiland gejaagd; hopelijk kunnen de
koeien tot Sinte Cathrijn (25 November) buiten
blijven. In dat zeldzame en fortuinlijke geval mogen
destoepmeidenen daggeldersjonken de melkopbrengst
van dien ochtend hebben. Nu, ze hebben 't dan ook
wel zuur verdiend, want het vroege melken in deze
maanden is een kwaad ding, soms wel een marteling.
Vredig liggen de huisjes der daggelders buiten
tegen den dijk aan, of wijder het land in naar de
kaden. Zie hier zoo'n simpel huizeke aan, hoe sober
zijn wel de behoeften der hardwerkende bewoners.
Het rijkelijke ruigt op de kaden achter de wete
ringen (die de landscheiding vormen) het is verarmoed
en verdord; de resten van eenmaal zoo weelderige
spireapluimen staan met ritselend zaad beladen te
nikken op houterige stengels. Grauwe zaden van
kervels en scheerling waaien gedurend van de kroon;
een enkele late kattestaart in vlammende
bisschopskleur praalt nog op een drassig hoekje verder
is het uit.
Dan voelen wij, dat we den winter moeten ontvangen
en bereid worden daartoe. Maar wat duivel, behoort
de winter dan niet tot ons klimaat, tot het eigene
van Holland? En brengt ons de winter weer niet ander
oogenfeest en mogelijkheid tot jool? Het wilde win
gerdblad sterft bloedend, de boombladeren vergaan
in zwoele geuren. Uw zwerver schuifelt over de wegen,
zooals een kind doet, door dorrend blad. De fijne
kruidgeuren herkent hij uit de opgeschoffelde bladeren:
hier staan populieren, ginder schotwilg, thans schui
felt hij onder een knekeligen notelaar door.
En als nog niet voltrokken is 'de onttakeling
van den zomer, moet ge eens komen droomen in het
fijngelegen dorpje Hagestein aan de Lek. Zoo
van verre doet het aan een Beyersch romantisch
stedeke denken, maar dit Hagestein is op de keper
beschouwd tocli grondig Hollandsen van allure.
Mij is het altijd gebleven de poort van het Geldersche,
al ligt de provinciegrens pas voorbij het kale
Everdingen; want de droge Diefdijk, die dwars door
de landen loopt, scheidt de beide provinciën, 't
GelPOPULIERENSTICHT
dersch entree lijkt mij Hagestein, vanwege de
Bettiwsche romantiek in de ligging der huizen, het eigen
aardige, door hooge iepen omgeven kerkje, het bouw
doosachtige zadeldaktorentje en de joyeuse popu
lieren lanen, die er henen leiden.
Daar in Hagestein heb ik wonderlijke typen leeren
kennen. Oude wijze mannetjes, krom gegroeid op den
beetenakker, maar niettemin welgezind en snedig.
't Was ook daar, dat ik Thomas leerde kennen,
Thomas die onder 't werk gaarne een praatje maakte,
want: de boer betaalt ommers door en praten dat
spaart den rug,
,, Ik bin" zei Thomas, ,,ik bin nou acht en zestig jaar,
zoo waar als ik voor je staan, en mijn motten ze nou
nog van de belasting hemmen. Ik kreeg eigens ook
zoo'n pampier van de postbooi en daar stong op:
Thoma?, jong wat verdien jij per jaar? En wat
dink ie da'k er onder schreef? Wat of ik verdien?
Duizend guldens en een pak kleer te weinig, heeren
van de belasting, dat schreef ik er onder. En toen
hemmen ze zeker gedocht: Thomas die kan 't niet
bestig missen, want 'k hem d'r nooit meer wat var*
vernomen.
En nou we 't hier toch over de belasting hemmen
nou denk ik meenze 'an dien halven garen Janus.
Potdottemme zoo genieten. Die is in mijn armen
gesturven hoor je, ik alleenig was d'r bij% En wat zou
zoo'n arme koopman en weger nou gezeid hebben?
Hij zee: Onze Lieve Heer komt me halen, Thomas;,
alles goed en wel, alles moeten ze me hierboven maar
anrekenen, 't goeie en 't kwaaie maar dat vart
't bietenwegen dat motten ze d'r buiten laten, dat
motten ze mijn niet 'anrekenen, Thomas, is 't niet
waar ?
En toen zee ik weerom: Janus Potdottemme,
dat komt best in orde jong, knijp jij d'r maargerustig
tusschen uit en ze zallen jou om 't beetenwegen
niet martelen; as ze 't daarboven eigens mostert
doen, zouwen [ze)Jommers zelf niet eerlijk kannen.
blijven.
En toen is Janus Potdottemme maar vertrokken;
straks gaan ik. Wat dink-ie meneer, al dat klessen,
't is in den baas zijn tijd, zouwen ze dat mijn 'anre
kenen?" ^
H
Van Hagestein'.uit gaan vele wegen en toepadem
naar de Biezen en naar Autena (vroeger
Altena geheeten) naar Heikoop en
Boeikoop; voorts een binnenweg naar
Culemborg, die de Preyssche Weg is.
geheeten. De buurtschappen Biezen en.
Autena zijn arm, de grond is er slecht,.
vooral in 't veenige Autena, waar zelfs
in den vollen zomer het grasland een
grauwe tint houdt.
Deze armoelanden worden mij nim
mer eigen. Het is of ik, die op den
vetten grond geboren ben, daar nooit
zal vermogen te aarden. Maar aan de
boeren die er wonen houd ik menige
goede herinnering. Zoo ben ik daar
gekomen bij een gering boertje zonder
kinderen, een goedlachschsnaaksch man
neke, een die wel heel bijzondere eigen
schappen had.
Vertellers zijn er vele in deze ge
westen, grappige vertellers ook. Maar
zóó een, zag ik nog nergens. Achter een
koddig lachverhaal stak hij de leegte
van zijn kinderloos droevig leven weg.
en zijn groote stervensangst. Soms
kwelden hem kwalen; dan nepen die
hem tot kindelijke bangigheid. En dan
werden nog boertiger zijn verhalen, doller'
zijn malle leugens om te lachen,
fantastischer zijn zelfspot.
Vaders die zee die keu wil gier».
witte beetei. vretten? Witte beeten die
binnen juist fijn veur ouwe keuen. Vretten mot'em.
Weet jij wat jong.... slaan planken veur zijn bek,.
timmert 'em goed in, zoodat 'em d'r niet uitkommen
en kan, en voeiert hem witte beeten. Alle dagen
witte beeten. Overmorgen witte beeten. Alle dagen.
witte beeten. Totdat 'em zeit.... geef mijn
astemblieft nog wat witte beeten.
En ik gong naar de keu, en ik timmerde 'em rond
om in 't hout en na drie dagen, ja't is waar, wat denk.
'ie dat 'em toen zee? Hij zee.... geeft mijn
astemblieft witte beeten. Ja zoo wilde vader 't altijd."
INKOOP
Brillant, Paarlen, Platina, Goud en Zilver
H. LAMME R S, Juwelier, A»
OUDEGRACHT 149 UTRECHT
EXPERTJier Nederlandsche Spoorwegen.
H' .
A;