Historisch Archief 1877-1940
No. 2562
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
ft~
Ki de agent katm. Hoeveel geld heb u
ook weer ge-órve?
Als u het dan nog eens hooren wilt:
zestig millioen gulden.
De agent knikte een paar maal met
het hoofd. Mijn antwoord gaf blijkbaar
pok hem de overtuiging, dat er iets niet
in orde was in mijn bovenkamer.
Het beste is dat u maar even mee
gaat, zei hij toen.
Waarheen?
Nou ja, gaat u maar even mee.
Een auto ? vroeg Lagas, die bij de
deur was blijven staan.
Nee, voorkwam de agent, laat
u dat zaakje maar aan mijn over.
Ik ben bereid met u mee te gaan,
zei ik gelaten. Op die manier is de zaak
trouwens- het gauwst opgelost. Maar
meneer Lagas heeft, als ik me niet vergis,
nog dat biljet van duizend gulden van me.
Zoo gek is-tie nog niet, zei de
diender met een breeden lach.
De Raasdonder gaf me het briefje
zwijgend terug, en i k ging onder geleide
van de gewapende macht de straat op.
De agent bracht mij naar het
naastbijzijnde politiebureau. Daar was de zaak
binnen tien minuten in orde.
De commissaris stelde zich even met
notaris De Haan in verbinding; ik kon
me met behulp van een vaccine-bewijs
legitimeeren, en daarop leidde de com
missaris me in eigen persoon, onder
beleefde verontschuldigingen, de gang
door tot aan de straat. Het was het
eerste bewijs van respect voor den
nieuwbakken millionnair.
In een cafédronk ik een kop koffie.
Daar belde ik nog even den heer Lagas
op, wien ik meedeelde, dat ik het beter
vond, mijn contract onder de gegeven
omstandigheden niet voort te zetten.
Hij had daar onmiddellijk vrede mee,
toen ik er bij voegde, dat ik de ver
schuldigde boete wegens contractbreuk
nog dienzelfden dag zou voldoen.
IV
IK KRIJG EEN WAARSCHUWING
U zult er gauw aan wennen", had
notaris De Haan tegen me gezegd.
Inderdaad ik wende er verwonderlijk
gauw aan. Reeds den tweeden dag vond
ik de verandering in mijn uiterlijke
omstandigheden heel begrijpelijk, en ik
was ijverig in de weer, mijn zaken te
regelen. Nadat ik nog een paar maal
voor krankzinnig gehouden was o.a.
door mijn hospita, wie ik m'n povere
zit-slaapkamer opzei, om dat verblijf
te verwisselen voor een paar kamers
bij Schiller ondervond ik alle moge
lijke medewerking van iedereen, om me
in m'n millionnair-staat in te leven. Ik
moet hier opmerken, dat de eerbied
dien men mij betoonde, nu ik plotseling
schatrijk was geworden, mij in die ?
eerste dagen buitengewoon welgevallig
was. Later heb ik de betrekkelijke waarde
van dat respect leeren inzien; maar zoo
gauw kon ik het niet. Ik liet me maar
een beetje gaan, en het eenige, waardoor
ik me zelf die eerste week aan mijn vroeger
wijsgeerig levensinzicht herinnerde, was,
dat ik op de boekenmarkt in de
Oudemanhuispoort een complete
Schopenhauer kocht, een bezit, waarnaar ik lang
had gereikhalsd. Meer dan eens is de
grimmige pessimist me in later dagen
een heilzaam tegengif geweest tegen de
bedwelming van den rijkdom
Met het in orde maken van den pas,
dien ik noodig had voor mijn Parijsche
reis het was in '23 gingen enkele
dagen voorbij. Ik had het druk. Niet
alleen met het doen van allerlei inkoopen,
maar ook doordat ik plotseling een voor
werp van de publieke belangstelling
werd. Het begon al den eersten avond.
Ik woonde toen nog op mijn zit-slaap
kamer in de Pijp, en kreeg daar
bezoek van een fotojournalist, een
kwiek, correct- mannetje, dat foto^s
maakte van mijn kamer en van me-zelf,
en me in minder dan geen tijd uithoorde
over mijn verleden, mijn werkkring,
mijn onverwacht buitenkansje en mijn
toekomstplannen. Binnen de vijf minu
ten was hij weer weg. Het amuseerde
me en ik was er door gestreeld, en zonder
dat ik het me heb gerealiseerd, geloof
ik, dat ik dien avond wel geneigd zou
zijn geweest, het bezit van geld voor een
wezenlijke verdienste te houden, ge
steld, dat men over dat probleem een
debat met me was begonnen.
Den volgenden morgen, bij Schiller,
werden er twee heeren van de pers tege
lijk aangediend. Ze waren langer van
stof dan de fotojournalist, maar ik
stond ze, in de hall van het hotel,
behoorlijk te woord, en voelde me zeer
gewichtig. Toen ik een half uurtje later
uitging, stond er een man me.t een film
toestel voor de deur; ditmaal kwam
ik er af met een minuut glimlacherig in
de fens te kijken.
Toen ik tegen de lunch in mijn hotel
terugkwam, lagen er een aantal visite
kaartjes op me te wachten, en in den
loop van den dag werden achtereen
volgens nog verschillende journalisten,
een bankdirecteur, vier agenten van
verzekering-maatschappijen, twee par
ticuliere detectives en eenige vertegen
woordigers van woninginrichtingen en
dergelijke nuttige instellingen aange
diend. Toen ik deze diverse personen
had te woord gestaan, en er bij allen,
hoewel niet zonder de grootste moeite,
zonder kleerscheuren was afgekomen,
vond ik dergelijke bezoeken volstrekt
niet gewichtig meer, alleen maar
tijdroovend en buitengewoon lastig. Ik
gaf daarom den portier van het' hotel
order, niemand meer bij me toe te laten;
ik kon dat veilig doen omdat ik,
voorzoover ik wist, behalve met notaris
De Haan met niemand in Amsterdam
iets te maken had.
's Middags bezocht ik den notaris. Ik
vertelde hem, hoe ik den vorigen dag
krankzinnig was verklaard. Hij moest
er hartelijk om lachen, maar oordeelde
het toch noodig, uit mijn verhaal een
nieuwe waarschuwing te trekken.
Nu heeft u er al een voorbeeld
van gezien, welke onaangename conse
quenties het bezit van geld mee kan
brengen! En u staat pas aan het begin.
Er zullen nog wel meer moeilijkheden
komen.
Ik heb er al meer ondervonden,
zei ik lachend. En ik vertelde hem van,
de verschillende bezoeken, die ik dezen
morgen reeds ontvangen had.
Dat is allemaal nog van onschul
digen aard, hernam de notaris. Het
kapitaal, dat u ten deel gevallen is, is
zoo enorm dat het mij niets verwonderen
zou, als er op grooter schaal pogingen
aangewend werden, om er u van te
ontlasten. Weest u maar voorzichtig.
Zijn woorden vielen niet in zoo poede
aarde bij me als den vorigen dag. Ik
werd er zelfs wat ongeduldig onder.
Wat drommel, ik was tochgeen kind meer
en ik was er toch zelf bij, als men zou
probeeren, me mijn rechtmatig bezit
afhandig te maken !
Ik geloof toch, dat u zich wat al
te ongerust maakt, zei ik luchthartig.
Het is mogelijk, hernam hij. In elk
geval meende ik, dat het mijn plicht
was u te waarschuwen. Vooral, om
dat u aan het bezit en het bewaren
van geld nog zoo weinig gewoon is.
Daarin ligt ook het gevaar van
eventueele pogingen, om het u afhandig te
maken.
Hij sprak nog enkele minuten door,
en ik luisterde plichtmatig, maar zonder
dat de goed-gemeende woorden veel
indruk op me maakten. Die indruk
zou eerst later komen....
De notaris gaf nu de vereischte pa
pieren en ik vertrok.
Dienzelfden middag haalde ik mijn
horloge uit de lommerd. Het is waar
mijn middelen zouden me nu wel
veroorloofd hebben, het er te laten blij
ven, en het als een der verstane panden
ten voordeele van de stad te laten
verkoopen, maar ik wilde het oude horloge,
mijn eerste nog, dat me zooveel jaren
trouw had gediend, niet missen. Bij het
inlossen van mijn pand bemerkte ik, dat
ik al een bekend persoon geworden was;
er had een bericht over mijn buiten
kansje in de ochtendbladen gestaan
toen de beambte achter het loket den
naam op het briefje gelezen had, maakte
hij een beleefde buiging, en zei:
De nieuwe millionnair?
Ik knikte toestemmend, gevleid, ter
wijl ik behaaglijk den rook van mijn
havanna door de tralies van de afschei
ding blies.
Dan zullen we voorloopig wel
niet het genoegen hebben, u weer hier
te zien, zei hij, terwijl hij me mijn eigen
dom overrei kte.
Het aanschaffen van kleeren, hoeden,
schoenen, reiskoffers,
toiletbenoodigdheden, kortom, van alles wat het nood
zakelijkst bij m'n millionnairstaat be
hoorde, vulde het verdere deel van mijn
middag. Na~het diner was ik nog even
op m'n hotelkamer, om eenige kleinig
heden in orde te brengen, en toen ik
daarna uit de lift stapte, hoorde ik
achter de glazen deur in de vestibule
een bekende stem.
Ik zeg je dat meneer mij wel ont
vangen zal. Mij wel, versta je? En als
je me nou niet as-de-bliksem doorlaat
Meneer Van der Boom heeft order
gegeven, niemand voor hem door te
laten, klonk de rustige stem van den
portier.
En ik zeg jou, dat meneer Van der
Boom jou zal laten ontslSan als je mij
niet bij hem brengt! Als je wist wie hier
tegenover je stond !
Het was de Raasdonder.
Ik opende de glasdeur en een seconde
later werd ik omstrengeld door de
pezige armen van den heer Lagas, die
me begroette alsof hij me in geen jaren
had gezien.
De portier trok zich bescheiden terug.
Ik moet je even de hand drukken !
riep hij in vervoering uit. Ik moet je
even zeggen, hoe ik deel in je geluk!
En ik zegen het toeval, dat me daartoe
de gelegenheid geeft: er waren twaalf
menschen in den schouwburg, en toen
heb ik persoonlijk hst publiek mee
gedeeld, dat de voorstelling niet door
ging, omdat een van m'n acteurs
multimillionnair geworden was. Het applaus
was oorverdoovend !
Ik weet niet, wie het oorverdoovende
op zijn debet-rekening te schrijven had,
Lagas of ik. Maar ik,was in een stem
ming om de heele wereld aan mijn hart
te drukken Ik sloeg den Raasdonder
voor, den avond met mij door te brengen,
wat hij onder veel plichtplegingen accep
teerde. Wij bezochten verschillende
café's en genoten van veel goede strijkjes
en van nog veel beter champagne; het
was laat, toen wij in Trianon uiterst
gezellig soupeerden en het was zeer laat,
toen wij elkaar onder een eenzamen
lantaren eeuwige trouw en onverganke
lijke vriendschap zwoeren. De Raas
donder verzekerde mij met tranen in
de oogen, dat zijn heele gezelschap,
hijzelf uitgezonderd, niets meer waard
was, nu ik hem verlaten ging, en dat hij
nooit aan mijn krankzinnigheid geloofd
zou hebben, als die halve gare Van
Kesteren hem niet op het idee gebracht
had; en ik beloofde hem dat ik als
finantieele beschermheer van zijn ge
zelschap zou optreden, en dat hij, zoo
gauw ik over mijn heele vermogen
beschikken kon, twee ton van me
kreeg voor het exploiteeren van een
eigen schouwburg.... Laat ik dadelijk
zeggen, dat de Raasdonder z'n twee
ton gekregen heeft (ik zal misschien
geen gelegenheid hebben, hierop terug
te komen), maar dat ik niet weet, wat
hij er. mee uitgevoerd heeft.
Alles bij elkaar was de avond zeer
genoeglijk.
Toen ik in bed lag, rekende ik nog
uit, dat ik, alles bij elkaar, dezen heelen
dag nog op verre na niet zooveel uit
gegeven had als ik aan rente van mijn
kapitaal had verdiend, en er ging even
een gevoel van wioeging door me heen,
dat ik den armen Raasdonder niet vijf
in plaats van twee ton in 't vooruit
zicht had gesteld....
Den volgenden morgen was ik, wel
eenigszins tot mijn eigen Verbazing,
zeer helder. Ik schrijf het toe aan de
kwaliteit van de consumptie, die ik
den vorigen avond gebruikt had.
Bij m'n ontbijt vond ik een stapel
brieven, waarvan ik ontstelde, en ik
begreep, dat het noodzakelijk voor
me was, zoo gauw mogelijk een secre
taris aan te stellen. Het waren er, welge
teld, twee en zestig. Ze leken bijna alle
maal van zakelijken aard te zijn; de
gedrukte hoofden van de enveloppen
wezen daar tenminste op. Ik rommelde
ze wat door elkaar, opende een enkele
enveloppe, waar gén firmanaam op
gedrukt was; telkens bleek het een
aanwijzing van een liefdadige instelling
of een noodlijdend particulier te zijn,
waaruit me duidelijk werd, dat er velen
waren, die een bescheiden deel van mijn
zestig millioen gebruiken konden....
Tot ik toevallig een enveloppe in
handen kreeg, die een mededeeling van
anderen aard bevatte. Een witte enve
loppe van vrij minderwaardige kwaliteit.
Het adres trok dadelijk m'n aandacht.
Monsieur Van der Boom,
Hotel G)c£i/fer
Amsterdam.
Alleen het woord Schiller" was
op de enveloppe geschreven. De rest
was er in drukletters op geplakt. Blijk
baar had de afzender verschillende woord
jes uit een boek of een krant geknipt
en daarmee het adres samengesteld;
het geschreven woord had men waar
schijnlijk niet voorradig gehad.
Het was met steile, verwrongen letters
bijeengeknoeid, -meer geteekend dan
geschreven.
Nieuwsgierig opende ik de enveloppe.
Zij bevatte een blaadje ordinair,
groenachtig-wit postpapier, dat niets
anders vermeldde dan de volgende
mededeeling, eveneens samengesteld uit woor
den, die uit een boek of een krant ge
knipt moesten zijn:
Ga niet naar Parijs, het is gevaarlijk
voor u.
V
IK ONTMOET EEN MOOIE VROUW
Een heele poos zat ik peinzend met
den geheimzinnigen brief in de hand.
Ik draaide hem om en om, bekeek hem
van alle kanten, neusde nog eens in de
enveloppe. Niets dan deze korte
mededeeling.
Ik werd er ernstig van en dacht aan de
waarschuwende woorden van den no
taris. Het denkbeeld kwam in me op,
naar hem toe te gaan, hem het myste
rieuze briefje voor te leggen. Vermoe
delijk zou hij me aanraden, me met de
politie in verbinding te stellen; eigenlijk
kon ik dat ook zonder zijn advies wel
doen. Maar wat voor bescherming kan de
Hollandsche politie me verleenen tegen
gevaren, die me eventueel in Parijs
zouden wachten? Daar stelde ik me niet
veel van voor. En die gevaren zelf
gesteld dat ze bestonden die konden
toch hoogstens hierin gelegen zijn, dat
men mij m'n geld afhandig wou maken,
en ik was van plan, slechts een klein deel
van mijn kapitaal los te maken. Wat op
de Parijsche Bank bleef staan, was
veilig bewaard.
Ook kon de heele brief op een flauwe
aardigheid berusten. Ik dacht aan mijn
collega's bij het tooneelgezelschap en
liet ze de revue passeeren, om te zien,
wie voor de misplaatste mop in aanmer
king zou kunnen komen. Maar ik
kwam tot geen resultaat.
Ik vond den brief buitengewoon
onaangenaam. Haastig doorzocht ik
den heelen stapel, om te zien of er meer
van dat soort bij waren. Maar alle
andere bleken van onschuldigen aard
te zijn.
In den loop van den morgen begaf
ik mij even naar het hoofdbureau van
politie, maar zooals ik wel vermoedde,
kon men mij daar niet veel troost geven.
De dienstdoende inspecteur, die mij te
woord stond, scheen het geval niet
heelemaal au serieux te nemen. Hij
bekeek meesmuilend den brief, dien ik
hem toonde, draaide hem een paar maal
om, liep er mee naar een collega, die
ook begon te lachen, kwam terug en
zei:
Ja, kijk eens, meneer Van der
Boom, als u bang is dat er werkelijk
wat achter zit, dan zou u beter doen als
u niet naar Parijs ging.
Maar ik moet er heen ! antwoordde
ik. Het is bepaald noodig-, dat ik per
soonlijk mijn vermogen in ontvangst
neem.
Dan zou u zich in Parijs met de
politie in verbinding kunnen stellen,
hernam hij. Dat is de beste raad, dien
ik u geven kan. Op vreemd grondgebied
kan de Hollandsche politie u niet van
dienst zijn.
Dat begreep ik.
Zou ik permissie kunnen krijgen
om een revolver te dragen? vroeg ik.
Die vergunning wordt na de nieuwe
wapenwet niet gauw meer gegeven,
antwoordde jde inspecteur. U kunt het
probeeren, maar ik geloof niet, dat het u
alleen op grond van dit kattebelletje
zal worden toegestaan.
(Wordt vervolgd)