De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 10 juli pagina 5

10 juli 1926 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2562 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND SPREEKZAAL MALLEMEULENBEWEGING DOOR HERMAN DE MAN "P IGENAARDIQ is het, dat de verweerders, die ?I-*slechts een karakteristiek van een bestrijdingsmethode wilden leveren, om te doen uitkomen, hoe bevlekt" deze strijdwijze wel was, in een defensief vervallen, dat nu juist niet lelieblank is. Om bij de boeren in 't gevlei te komen, bezig ik uw voor heen onbevlekte kolommen. Nu ik alzoo ontmaskerd ben, wil ik eerlijk biechten: ik had daggelder willen worden van Lekkerkerker in Neder Slingeland. Maar ter zake. Heel goed kan ik begrijpen, dat mijn noodzakelijke uitbeelding van het menschensoort, dat nimmer voorwaarts blikt, verdrietig inwerkt op de betrokkenen. Maar daarom zijn die kwalificaties toch niet onwaar of onwaardig. Ik ken verwoede ex-molenbeschermers, die er door bekeerd zijn, tot ferme jongens van hun tijd. En gij lezer zijt nu voor dien verdachtmaker Herman de Man grondig gewaarschuwd. Gij weet, dat hij over molens schrijft, zonder zelfs te weten, dat de heer Henri Polak geen voorzitter der vereenifjing De Hollandsche Molen" is. Zulk een verregaande ondes kundigheid mag niet door den beugel. Ik erken wér schuld. Henri Polak is geen voorzitter, maar onder voorzitter, en als hij zelfs geen onder-voorzitter is, dan verklaar ik graag, dat al mijn bezwaren tegen arcadisch conservatisme op even groote ondeskundigheid berusten. En ik weet niets van de vereeniging de Hol landsche Molen". U moet namelijk weten, argeloosten aller argelopze lezers, dit streng geheim esoterisch comité, bezit een eigen spreek-, schrijf- en seircode, heeft kabbalistische wachtwoorden in gebruik, heeft nog nooit een courantenberichtje gepubliceerd al was 't er een in geheimschrift, dat eerst zichtbaar wordt, na gedrenkt te zijn in melk, en heeft een bevel uitgevaardigd tot vergiftiging van ieder lid, dat iets oververtelt van het ware wezen van deze loge. Is het dus een wonder dat ik er niets van wist? En als ik nu nog altijd wel eens beweer, dat er na kennismaking met de statuten en de berichtenlawine, eigenlijk niets meer te vragen viel, dan is dat imaginaire grootspraak. Maar weer ter zake. De Heeren Bestuurderen, die zoo hoog en zoo beleedigd van den toren toeteren, mochten wél wat deemoediger zijn jegens den schrijver der gevlekte" methode. Want hun afgevaardigde, de niet'Voorzitter Henri Polak, heeft ter vergadering van het Kon. Instituut van Ingenieurs zich zóó on gepast gedragen jegens hem, dat de voorzitter van dit Instituut dien afgevaardigde deswege ernstig ver maand heeft.De heerPolak had zelfs de even mallootige als onbehoorlijke durf, zonder een enkel bewijs of aanwijzing te verklaren, dat uw inlichter tot het schrijven van zijn artikelen geïnspireerd" was. Nu; ge weet wat dit woord uit den mond eens senators beduidt. Van onbevlekte strijdwijze gesproken. De door mij onder kunstenaars gehouden enquête geeft, in tegenstelling met de zonder bewijsvoering geopperde meening 'der Heeren Bestuurderen van de genoemde vereeniging, wel degelijk precies weer, hoe de moderne aesthetici staan tegenover het streven der molenbeschermers. Ik had gevraagd: Waanneer vasf sfaaf, dat de windwafermo/en, ook na constructieve verbeteringen, welke echter moge lijk moeien blijken fe zijn met behoud van den origineelen hoofdopzet van dit werktuig en gebouw, niet meer voldoen kan aan de eischen, welke op dit oogenblik aan een doeltreffende polderbemeling moeten worden gesteld, dan zijn er ftvee mogelijk heden : /. Het sloopen der molens en de vervanging ervan, door bouwwerken ter huisvesting van werk tuigen voor mechanische bemaling, welke bouw werken moeten worden opgetrokken in een met hef polderlandschap en de intrinsieke functie harmonieerende bouworde. ff. Hef behouden der molens, door hulpkracht in fe bouwen, of subsidie te verstrekken, Welke van deze twee mogelijkheden acht U uit aesthetisch oogpunt fe verkiezen ? En de antwoorden waren voor de molenbeschermers verpletterend. Bijna algemeen werd de voorkeur gegeven aan het onder I genoemde. Dat de antwoordgevers erkenden, molens sierlijk te vinden, maakt hun uitspraken nog waardevoller. Ook werd mij door tal van antwoordgevers ongevraagd medege deeld, dat zij dat gewiewauw over alweer een meulentje verdwenen" beu zijn en dat ze in het streven tot het onmogelijke molenbehoud zoetelijke oversentimentaliteit zien. GIDDING ?UYNENBURG MUYS| ISCHILDEPSI .. I/ 4 5 7* £ TOESTAND" Teekening voor ,.de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan EEN TIP VAN U, MON CHER PROFESSEUR, EN WIJ ZIJN GERED l" En nochtans jubelen de Heeren verweerders, dat zij precies de meening der ondervraagde aesthetici kunnen onderschrijven. De lezer moet nu even scherp onderscheiden, om verdoezeling der dingen te voorkomen. De molen beschermers raden technische verbeteringen aan den molen aan. Dat is in orde. Alleen blijft de vraag open, of een werktuig, dat zulk een langdurige perfec tioneering achter zich heeft, al niet lang tot het uiterstperfecte gekomen is. Als die technische verbeteringen niet helpen (en inderdaad ze helpen niet afdoende) dan raden zij inbouw van hulpkracht aan, zich beroepende welis waar op de oeconomie, doch uitgaande van aesthetische overwegingen. Tegen het advies tot inbouw van hulpkracht zijn tal van bezwaren. Als het advies, ingegeven door het verlangen naar schoonheid.... n oeconomie (hum hum) met een beroep op de schoonheid de weegschaal ten gunste van deze afgrijselijke coali tie doet overslaan, dan is de schoonheidswet,,ieder ding zij, om schoon te zijn waar" vertreden. Maar er zijn nog vele andere bezwaren. Een ervan wil ik even releveeren. Als hulpkracht in den molen is aangebracht, dan is de overgang tot algeheele me chanische bemaling heel gering geworden. En dan gaan wieken en kap van den molen af (als b.v. de electriciteitsprijs daalt, of als er een gunstig alge meen stroomcontract gesloten kan worden) en dan zetten we met zoo'n molenromp opgescheept, waar binnen een electromotor snort. Merci De kunstenaars noemen de coalitie van molen met hulpkracht een aesthetische leugen; de raad er toe achten zij een aesthetische fout. Temeer, omdat de molenbeschermers niets, niets en nog eens niets uitrichten, als het vonnis over den molen toch valt, en de groote kans open komt, dat een wangedrochtelijk bouwsel ervoor in de plaats komt. De aesthetici willen bijna allemaal, dat als het zoover komt, er geijverd wordt voor een waardig bemalingsgebouw. Maar we zijn het toch met de heeren aesthetici eens, jubelen de verweerders. Merkwaardig is het, de eindmeening weer te geven van Prof. Ir. Visser van den Dienst van Landbouwwerktuigen en -gebouwen, die ter Instituutsvefgadering resumeerde: uitsluitend voor kleine polders hebben molens nog nut; voor enkele grootere polc'ers kan inbouw van hulpkracht overwogen worden; maar nimmer zal 't wel aanbevelenswaardig zijn een molen opnieuw te bouwen, als hij door brand of een andere groote ramp vernield is. Hieruit mag ik vrij concludeeren, dat mijn actie tot veredeling van het nieuwe bemalingsgebouw, heel wat juister in onzen tijd wortelt, dan de belache lijk wordende hobby der meulentjesminnaren. Naschrift: Een zeilschip, verandert door inbouw van een motor inderdaad van karakter als zeilvaartuig; ik heb een pak slaag van luie zeilers voor deze ver klaring over. KONINKLIJKE BAZAR 82, ZEESTRAAT DEN HAAG WAAR U ZOEKT, WAT U WENSCHT, EN WENSCHT WAT U VINDT.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl