De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 10 juli pagina 7

10 juli 1926 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2562 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND UIT DÉNATUUR: IV té' Het Diaconie-ven. De oever is begroeid met het hooge Bunfgras, Molinia. (foto E. A. Loeb) EEN NIEUWE GIDS DOOR DR. JAC. P. THIJSSE Schoon Oislerwijk door Joh. Bergmans. Uitgave van de Cenlrale Uitgeverij Oisterwijk, 14-t p. p. met vele illustraties en een kaart T~\ it is nu eens echt een wandelgids. Wie het Oister*-* Wijksche goed wiJ zien en genieten moet er wande len. Het rijwiel geeft er minstens evenveel last als lust. Er zijn maar weinig harde wegen en ofschoon men vlak in de buurt het mooiste .fietspad van Nederland kan vinden, hebben de bosschen en heiden tusschen Moergestel en Bokstel alleen maar rijwielpaden van zeer middelmatig allooi. Wandelen dus en, zegt John Bergmans, vooral een kompas meenemen, want je zoudt kunnen verdwalen en uren gaans uit de koers raken. Dit is werkelijk waar en buitengewoon prettig. Hier ben je geen kuddedier in een zomeroord, maar een werkelijke woudlooper. Wie zich niet goed rekenschap geeft van ligging en richting, loopt bij nevelig weer heel licht de kans om uren rond te dolen in het bekende kringetje of terecht te komen voor zeer breede en zeer lange vennen, waterloopen of moerassen, waar geen doorkomen aan is. Laat ik meteen zeggen dat uitgestrekte gebieden volkomen veilig zijn, zelfs voor oude dames. In het bijzonder mag dat gezegd worden van de bezittingen van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonu menten, met als middelpunt het vriendelijk herbergje de Venkraai. Een venkraai is een zwart sterntje. Die vogeltjes nestelen op sommige van de vennen en wij zijn zoo stim geweest om dien aardigen naam te geven aan ons kroegje. Maar wat buiten het aloude natuurmonument ligt, dat geeft gelegenheid tot avontuurlijker wandelingen: de bovenloop van de Rosep, de Huisvennen, de Logtsche heide en hei Balvoort en dan ook nog de afgelegen en zeer woeste Drunensche duinen. Daar brengt de heer Bergmans ons heen en denk er wel pni met kompas en mondvoorraad. Heerlijk dat in ons kleine Nederland nog plaatsen zijn waar de wandelaar uit noodzaak zich daarvan moet voorzien. Waarom doen we die wandelingen? Om de aange name beweging en de vrije lucht, om den aanblik van de afwisseling van statig bosch en woeste hei en spie gelend watervlak, om de kleurvlakken van planten groei van allerlei soort en naar ik hoop ook, om somHET adres voor prima PARKETVLOEREN tegen sterk concurreerende prijzen is FRED. MEIJER ~ Amsterdam v. Baerlestraat 160 - Td. 25615 - Gev. 19Q& mige van onze merkwaardigste planten in hun leven en doen van nabij gade te slaan in de rustpoozen. Wellicht vinden we dan ook gelegenheid om op de dierenwereld te letten, want vooral in lente en voor zomer galmt het Oisterwijksche van velerlei vogel geluid, dat ge in Holland niet zoudt hooren. De heer Bergmans heeft zijn Schoon Oisterwijk" in dezen zin opgevat. Hij voert ons van ven tot ven, door bosch en heide en wijst ons hier een merkwaardigen boom, ginds een fleurigen oever, elders een bloemrijk moeras en hij wil ook wel eens stilstaan om bij een enkele plant wat meer in bijzonderheden te treden. Maar peuterig wordt hij nooit, want wij hebben kompas en mondvoorraad en moeten toch liefst om den anderen dag eens een wandeling maken van twintig of dertig kilometer. Zooals voor fietsers en schaatsenrijders de elfste dentocht in Friesland een groote bekoring heeft, zoo wil de Oisterwijksche wandelaar wel graag eens «He mogelijke vennen uit de buurt bezoeken, van het Galgenven in het Westen tot de Glasvennen in het Oosten, van het Posthoornven in het Noorden tot het Hildsche ven in het Zuiden, over de vijftig vennen, klein en groot, een heele verzameling. Wij willen die vennen indeelen naar hun wijze van ont staan. Bergmans vertelt in 't "kort, wat de geologen Loriéen Dubois daarvan denken, hun tegenstrijdige meeningen hebben ze uiteengezet in de Jaarboeken van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonu menten. Zijn het smeltkuilen, windkuilen of over blijfsels van stroombeddingen? Het een sluit het ander niet uit en bespiegelingen dienaangaande kunnen onze dwaaltochten zeer zeker veraangenamen. Bergmans had er ook wel wat duidelijker op mogen wijzen, dat er met betrekking tot den plantengroei nog weer twee soorten van vennen kunnen worden onderscheiden: de witte vennen en de zwarte vennen. De eerste hebben in den regel een helderen zand bodem en zijn begroeid met Lobelia, Littorella en soms de zeldzame biesvaren, de andere hebben modderbodem, oevers begroeid met veenmos, snavelzegge en moeras-hertshooi. Het Diaconie ven is een duidelijk wit ven, vooral in zijn oosthelft. Zonderling genoeg is het Wit ven eigenlijk een zwart ven. Dit zijn geen spitsvondigheden, maar plantengeografische bijzonderheden, waarvan de eigenlijke beteekenis ons, naar ik hoop, nog eens duidelijk zal worden. Wellicht heeft de heer Bergmans gelijk gehad met er in zijn wandelgids nog maar niet van te gewagen. Maar wel had ik graag gezien dat hij wat meer had uitgepakt over de zware kastanjes van Groot Speyck en over de rijke varengroei in dat gedeelte van ons 'bezit. Nergens vindt men zulke prachtige konings varens, zoo'n pracht van dubbelloof. De konings varen heeft het hier zoo naar zijn zin, dat hij zich weelderig uitzaait (uitspoort, moest ik eigenlijk zeggen) en overal langs de greppelkanten vinden we jonge koningsvarentjes, sommige in hun prille jeugd haast onherkenbaar met n enkel blaadje. Nog een andere plant mag niet vergeten worden, dat is het Groote Buntgras of Pijpestrootje, Molinia Coerulea. Dit gras is hier even belangrijk als de heide of de dennen. Toen wij den Duivelsberg nog niet beboscht hadden,lag hij heelemaal onder dat buntgras, gelukkig maar, anders was hij weggewaaid. Misschien was er dan een waai-wit-ven" gevormd. Langs vele vennen groeit dit buntgras in hooge bulten en op zeer vele, van de prachtige foto's, waarmee Bergmans boekje is versierd, vormt het een zeer sierlijken voor grond. Hiermee zijn mijn aanmerkingen weer ten einde. Wij mogen den heer Bergmans zeer dankbaar zijn voor dezen inhoudsvollen en opwekkenden wandel gids en vooral ook voor de uitmuntende kleurige en duidelijke kaart. Moge zijn werk er toe bijdragen om Oisterwijk te maken tot een middelpunt van echte natuur-wandelsport. Er is ruimte genoeg. Denk eens aan: kompas en mondvoorraad en dat in Nederland ! TOEGEPASTE KUNST DOOR JAN D. VOSKUIL Een tentoonstelling in De Binnenplaats" te Delft Onder den naam van De Binnenplaats" zijn in het voormalige St. Agathaklooster te Delft eenige zalen tot expositieruimten ingericht. Een zestal jongere kunstenaars toonden er een groot aantal schilderijen, beeldhouwwerken, etsen, litho's, houtsneden en voorwerpen op het gebied der toegepaste kunst, waaronder batiks, kunstnaaldwerk, lampe kappen, beschilderd eterniet en aardewerk. Delft, de echte oud-Hollandsche stad in miniatuur, dat nog zooveel van zijn ouderwetsch uiterlijk heeft weten te bewaren, biedt, door zijn aard, geen gunstige kansen voor de ontwikkeling van nieuw leven. Immers het mist totaal die heftige spanning der groote steden, die door de voortdurende ontwik keling, met steeds andere en belangrijke gebeurte nissen, de kunstenaars weet op te wekken tot het maken van modern werk. Het schijnt wel of de smalle straten en grachten van deze stad, met de bfckoorlijke romantiek der middeleeuwen, ook de weinig verffisschende atmosfeer van het kleinsteedsche gedoe tusschen hun oude gevels gevangen BOUWT LM ME T OOSTERPARK BILTHÖVEN INLICHTINGEN VERSTREKT DC DIRECTIE TEIEF INT. NS houden. Daarom moet men het des te meer op prijs stellen, dat eenige kunstenaren het gewaagd hebben om hier werk te laten zien, dat van karakter geheel met deze omgeving verschilt. In verband hiermede heeft het zijn nut de beschilderde eternietenplaat Vrijheid" van A. W. Wijkniet, welke hier geëx poseerd is, eens nader te beschouwen. In een min of meer symbolisch spel van lijn en kleur, ziet men hier voorgesteld de bevrijding van den geest uit confessioneele banden en het daarna onbelemmerd op bloeien volgens eigen wil en wet. Het rhythme in het verspringen van de kantig gevormde vlakken en het helder opvlammen van de warme tinten, geven aan dit stuk een bijzondere aantrekkkelijkheid. In dezelfde techniek voerde deze schilder een denkerskop uit, die wel fijn van kleur is, maar mij toch te weinig overtuigend van expressie lijkt. Een eveneens op eterniet geschilderde beeltenis van een konijn, verdient vermelding om het gevoelige kopje en de teere bruine nuanceeringen, hoewel hier en daar een pittiger vormgeving niet overbodig zou geweest zijn. Van zijn batiks trof mij een met zorg behandeld doekje in een mooie fluweelachtig bruine tint met licht groen. Het stuk getiteld Gemund" lijktvooreen batik nog wat te prenterig, terwijl zijn beide kussens, een langwerpig in' gematigde kleuren en een ander, waarop in frisch rood en blauw het wapen van Delft afgebeeld is, met de helder getinte lampekappen tot zijn beste werken gerekend kunnen worden. Van den kunstschilder G. Gussenhoven vragen een menigte batiks, met flinke vormen en sprekende kleuren, de. aandacht. Globaal beschouwd schuilt de aantrekke lijkheid van dit levendige werk in den durf, waarmede» de vaak zeer uiteenloopende tinten met succes tegen over elkander werden geplaatst, in, naar 't schijnt, spelenderwijs neergezette motieven. Enkele van zijn vlot bewerkte langwerpige sjaals zouden ongetwijfeld,. bij meerdere verzorging van de details, aan schoonheid winnen. Een vierkante sjaal in hoekige vlakken van zwart en geel, een doek met gele, roode en groene mo tieven speelsch versierd, een stemmig getint wandkleedi en een felle doek met een vliegmachine kunnen be schouwd worden als de beste werken uit deze merk waardige serie. In een kussen van R. van Laviereri' zijn de frissche kleuren en strakke lijnen te waardeeren, terwijl van P. J. Hobbel's bekend aardewerk; een gaaf gemodelleerde fruitschaal en een grijsachtig getint jampotje genoemd dienen te worden. RestH meerend kan men vaststellen, dat vooral voor Delft deze tentoonstelling van groot belang is. Het Gezellige Binnenhuis" door C. de Lor m (tweede gewijzigde druk) Het mag een verblijdend teeken genoemd worden, dat in dezelfde reeks, als die van het hierboven be sproken werkje, thans van Het Gezellige Binnen huis" door C. de Lorm een tweede druk is uitgekomen, dien de schrijver hier en daar gewijzigd heeft en met een tiental foto's naar complete interieurs ver rijkte. Door deze uitgave, die zoo kort na de eerste verschenen is, blijkt niet alleen duidelijk, dat de Lorm de belangstelling van het publiek voor zijn ideeën wist te winnen, maar ook, dat er algemeen interesse bestaat voor het met smaak inrichten van de woning. Uitvoerig behandelt de schrijver het werk van de baanbrekers voor de nieuwe toegepaste kunst, zooals dat van Berlage, Penaal, Eisenloeffel, Nieuwenhuis, Oijsselhof, de Bazel, Lanooy, Lebeau en vele anderen, waarna hij in het kort ook een overzicht geeft van het streven der jongere kunstenaren uit dezen tijd. Het is echter jammer, dat aan dit laatste niet wat meer tekst kon worden besteed, juist omdat het grootste gedeelte van het publiek hier nog zoo vreemd tegenover staat. Doch in zijn geheel beschouwd vormt deze uitgave een duidelijke handleiding voor hen, die wat meer van het moderne Hollandsche interieur willen weten en wier doel het is hun woning, zoowel practisch als aesthetisch, volgens de eischen van hun eigen tijd in te richten ! De foto's brengen veel van den schoonen arbeid in beeld, die ge durende de laatste vijf en twintig jaren door voor aanstaande sierkunstenaars gemaakt werd. te...

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl