De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 17 juli pagina 1

17 juli 1926 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

P)e Groene Amsterdammer <bc_/weefeblad voor Nederland W. A. URBAN AUTOSTALLING Frankenslag 12 Handel in auto's en toebehooren TELEFOON 50049 SCHEVENINGEN ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNKAMP Redacteuren: H. BRUGMANS EN TOP VAN RHIJN-NAEFF Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM KEIZERSGRACHT 333 Uitg.: N. V. DE GROENE AMSTERDAMMER AMSTERDAM KC.U& trtr.Qtr. TOE AND HEEL OPGERICHT IN 1877 No. 2563 ZATERDAG 17 JULI 1926 rl P'-'* m t DE INTERNATIONALE WETENSCHAPPELIJKE * SAMENWERKING HERSTELD DEZER dagen heeft de Leidsche oud-hoogieeraar Blok een brief uit het jaar 1568 gepubliceerd, ?die niet alleen in het kamp der historici eenige be roering zal wekken. Uit dezen brief aan de echtheid waarvan de heer Blok meent niet te mogen twijfelen blijkt nl., dat iemand uit de omgeving van Prins Willem van Oranje, met zijn voorkennis, in correspondentie ;stond met een persoon, die zijne goede diensten had aangeboden om het land van de tirannie van Alva te bevrijden. Namens den Prins belooft hij hem een erfelijke jaarlijksche rente van 1000 gouden kronen, wanneer hij de amunitie van Alva in de lucht laat .?springen of middelen weet te beramen om Alva uit ?den weg te doen ruimen. Zoo zou Prins Willem ik haal hier" opzettelijk -de woorden van den heer Blok aan dus de hand ?gehad hebben in betaalde moordplannen tegen Alva" «n gebleken zijn een kind van zijn tijd te zijn", een tijd, waarin moordaanslagen op gevaarlijk geachte politieke personen aan de orde van den dag waren" «n waarin de moord op een tiran, met name bij de Hugenoten, gold als een geoorloofd, ja een prijzens waardig iets". Wie er meer van wil weten, moet de jongst versche nen aflevering van de Bijdragen voor vaderl. ge schiedenis en oudheidkunde" maar eens opslaan. Het is hier de plaats niet om na te gaan, bij wie deze brief eenige verandering moet te weeg brengen in hunne meening over de politieke moraal en het karakter van den Prins. Dat ik het onderwerp hier «ven ter sprake bracht, geschiedt om een geheel .andere reden. De bedoelde brief heeft zijne bestemming niet Toereikt; hij is onderschept geworden en in handen van Alva gevallen; hij staat gedrukt in een verzame ling van uitgelezen bescheiden uit het archief der hertogen van Alva, die in 1891 te Madrid het licht zag. Reeds 35 jaar geleden werd de brief dus bekend gemaakt; eerst nu schrijft een Nederlandsch historicus er over; en ook de heer Blok zou van het bestaan ?ervan onkundig zijn gebleven, wanneer zijne aandacht ?er niet op gevestigd was door Dr. Brünner, te Utrecht, die het document zag liggen in een der vitrines van het archief van den tegenwoordigen hertog van Alva. Cerst toen bleek bij nader onderzoek, dat de brief reeds in 1891 in een Spaansche bronnenpublicatie gedrukt was. Dit wijst op een aanmerkelijke leemte in den wetenschappelijken inlichtingendienst der Nederlandsche historici. Indien die goed georganiseerd ware, had hun de bedoelde brief gesignaleerd moeten worden. Ook zonder hulp uit het buitenland zouden zij zich voldoende op de hoogte kunnen houden van wat buiten onze grenzen wordt gepubliceerd, zoo er in dit opzicht slechts een centrale leiding bestond en zoo hier te lande de middelen konden worden gevonden om wetenschappelijken arbeid naar behooren te beloonen. Op het gebied der historische wetenschap is dit bij lange na niet het geval. Waar eigen krachten te kort schieten om de be doelde leemte aan te vullen, kan men intusschen baat zoeken bij internationale samenwerking, die vooral voor den inlichtingendienst hoogst nuttig werk kan verrichten. Ook voor historici is het daarom van belang, dat dezer dagen de mogelijkheid is geschapen tot het volledig herstel van de door den oorlog verbroken internationale samenwerking van geleerde genoot schappen. In 1919 werd die samenwerking hervat, maar alleen tusschen de landen van de vroegere geallieerden en de vroegere neutralen; de centrale rijken bleven uitgesloten. Er waren toen in de neutrale rijken, ook in Neder land, die wegens de uitsluiting der centralen niet wilden toetreden tot de nieuw gevormde organisatie. Anderen meenden echter, dat het niet geraden was tegenover die organisatie een andere op te richten, die ook de centralen zou omvatten; dat men dan later veel bezwaarlijker zou kunnen geraken tot een fusie van de beide internationale organisaties; dat men dus beter deed, lid te worden van het verbond, dat de centralen nog weerde, maar, zoodra de tijd zijn verzoenenden invloed had doen gelden, van het gunstige oogenblik gebruik moest maken om ook hen te doen opnemen. Deze laatste tactiek heeft in werkelijkheid tot het gewenschte doel geleid. Toen eenige jaren geleden de eerste pogingen werden gedaan om een eind te maken aan de uit sluiting der centralen, bleek de tijd daarvoor nog niet rijp te zijn; men stiet nog op den onwil van ver schillende landen der vroegere geallieerden. In 1925 verwierf het voorstel om de bepaling, waarbij de centralen werden uitgestooten, uit de statuten te verwijderen, reeds een meerderheid, maar niet de vereischte meerderheid van 3/4 der tot het verbond toegetreden landen. Enkele weken geleden echter is het pleit beslist naar den wensch van hen, die de volledige internatio nale samenwerking wilden herstellen; op een te Brussel gehouden vergadering van den Conseil international de recherches werd met algcmeene stemmen het besluit genomen, niet alleen om de bewuste bepaling van de statuten te schrappen, maar ook om Duitschland, Oostenrijk, Hongarije en Boelgarije uit te noodigen, voortaan deel te nemen aan de wetenschappelijke samenwerking; zij zullen dus niet worden toegelaten, als zij zelf zich voor het lidmaatschap aanmelden, maar worden bepaaldelijk uitgenoodigd, lid te worden. Meer kunnen zij niet wenschen: het is te hopen, dat zij dit ook niet zullen doen en geen oude koeien meer uit den sloot zuilen halen. Van de neutrale landen zijn het Nederland, Dene marken en Zweden geweest, die het meest hebben bijgedragen tot het bewerken van dit resultaat; Nederland heeft daarbij de leiding genomen; met name aan de hoogleeraren Lorentz, Went en Kruyt komt de eer van dit werk toe. Aan de wetenschap zelf zullen de vruchten van de herstelde samenwerking in den schoot vallen; maar niet alleen voor de wetenschap is dit herstel van be lang; de mannen, die het tot stand'hielpen brengen, mogen zich er op beroemen, iets er toe te hebben bijgedragen om de internationale sfeer te zuiveren van kiemen van vijandschap. Iets want internationale samenwerking van geleerde genootschappen vormt op zich zelf nog geen krachtig element voor het behoud van den vrede. Zij bestond ook reeds vóór 1914, en heeft den wereld oorlog niet kunnen beletten. DE GROENE AMSTERDAMMER P rijs per Jaargang ? 10.?bij vooruitbetaling Per No. 25 Cent. Advertentiën ? 0.75 per regel INHOUD: l. Prof. Dr. O. W. Kernkamp, De internatio nale wetenschappelijke samenwerking hersteld. 2. C. A. K'uyver, Het Volkenbondscongres in Wales Constant van Wessem, Muziek. 3. Joh. Braakensiek, Het Nederlandsch?Belgisch Verdrag Spreektaal 4. Dr. W. van Bemmelen, Aardbevingen. 5. L. J, Jordaan, Juli 1926. 6. Annie Salomons, Bijkomstigheden. 7. Dr. Jac. P. Tnijsse, Uit de Natuur. 9. Voor vrouwen, red Elis. M. Rogge. 10. Prof. Dr. J. Prinsen, Parodie H. Middendorp, Nieuwe Boeken. II. H. K. Teune, Amsterdamsche Schouwburgen. 12. H. Markus?Poels, Literatuur-critiek. 13. Dr. Joh. Salomonspn, Het volkomen Huwelijk L- J. Jordaan, Film-litteratuur. 15. Paul Sabel, De Deli-Maatschappij. Uit hel Kladschrift van Jantje. 16 H. Veersema, Ind. Glimwormpjes Richard Heuckeroth, Radio Joh. L., Mijn film. 17. Alida Zevenboom's Croquante Croquetjes?J. O. Sinia, Batavia Kumgra Nosalis, Rijm. 18. Herman Middendorp, Om zestig millioen, met teeken, door Prof. J. H. Jurres en G. Wesiermann. 20. Charivarius, Charivaria Cel 2, Telefoontje. Omslag: Spelproblemen. Bijvoegsel: Joh. Braakensiek, De overeenkomst tusschen Caillaux en Churchill omtrent de regeling der schulden. En onder de geleerden, die elkaar straks weer op congressen zullen ontmoeten, vindt men helaas nog velen, die verwoed chauvinistisch gezind zijn. Met name in Duitsche universiteitskringen, waar de revanche-gedachte overheerscht. Getuige de onthulling van het monument voor de gesneuvelde ciuuentcn van de Berlijnsche universiteit, een plechtigheid, door alle hoogleeraren bijgewoond, waarbij een hunner de feestrede hield, met het motto: Wij mogen nooit en nimmer de oude, groote tijden vergeten", terwijl het opschrift van het gedenkteeken luidde: ,,Invictis victi victuri", d.w.z. Aan de niet overwonnenen zij, die overwonnen zijn, maar weder zullen overwinnen". Aan de niet overwonnenen", d.w.z. aan de ge sneuvelden in den wereldoorlog, die immers door Duitschland niet verloren is ! Zij, die overwonnen zijn", d.w.z. de overlevenden, die niet door den vijand, maar door binnenlandsch verraad zijn overwonnen, en die weder zullen over winnen", zoodra het oude Duitschland herrezen is ! Wie in zulk een gedachtensfeer leven, zullen door internationale samenwerking op wetenschappelijk gebied vermoedelijk niet tot pacifisten bekeerd worden. Maar zij, die het herstel van deze samenwerking bevorderd hebben, mogen zich troosten met de gedachte, dat de chauvinisten van alle Janden want men vindt ze ook buiten het Duitsche Rijk ! nog onsmakelijker zouden worden, wanneer men ze gaar liet koken in hun eigen sop. KERNKAMP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl