Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2563
LITTERAIRE CRITIEK
WK t.
Johannes Tielrooy, De Fransche literatuur
sinds 1880 (Uitgevers-Maatschappij
Elsevier").
Dirk Coster, Werk en Wezen der critiek.
' (Verzameld Proza). (N.V. Van
Loghum Slaterus' Uitgevers-Maatschappij).
Dit boekje van den heer Tielrooy, dat al veel te
lang op een aankondiging wacht, is belangrijk om het
?onderwerp, dat er in behandeld wordt en vooral ook
om de werkwijze, die er in wordt gevolgd. Deze metho
de van critiek-schrijven is niet zeer Hollandsch
<heeft déheer Tielrooy niet Fransche meesters gehad?)
en zij brengt weer eens aan het nadenken over de
Fransche en de Hollandsche manier van
litteratuurbeoordeelen, die zoo zeer en waarom toch? van
elkaar verschillen.
Zij verschillen zoo zter omdat, waarschijnlijk door
zijn aanleg maar zeker door zijn opleiding, de
Franschman anders staat tegenover litteratuur dan de Hol
lander. De Hollandsche criticus kent niet de lang
durige, stelselmatige voorbereiding van den Fran
schen litterator, die eerst al op de lagere school, later
op hét gymnasium en verder aan de Universiteit leert
eerbiedig en voorzichtig de gedachte, de compositie,
den stijl van zijn grooteschrijvers te analyseeren. Door
zijn gewend-zijn aan tekstverklaringen is de
Franschman in staat snel het essentiëele van de meeningen der
kunstenaars te vatten; omdat hij zoo lang en zoo
aandachtig geluisterd heeft is hij uiterst gevoelig ge
worden voor elke melodie en het kost hem niet veel
moeite het speciale gedachte-rhythmus van een
schrijver te ontdekken; omdat hij gewend is zijn
opinies ordelijk, beknopt en duidelijk weer te geven,
kan hij in een bondige analyse een persoonlijkheid
karakteriseeren zóó dat de lezer hem gemakkelijk
?volgt en zijn bedoelingen begrijpt.
In Holland leeren wij niet van jongs-af onze groote
schrijvers zin voor zin, gedachte voor geda'chte ont
leden. Wij leeren ook niet onze meeningen zoo kort en
klaar mogelijk uitspreken, ze maken tot een compact
geheel. Wij hebben zelfs een zekeren afkeer van der
gelijke oefeningen. Hollanders zullen u zeggen, dat een
werkwijze als die der Franschen traditioneel is, dat
' zij" ? onze vrijheid zou belemmeren, dat wij spontaan
onze meening willen geven zonder er ons vooral om te
bekommeren of wij duidelijk zijn of niet. Hierdoor
: lijkt de'manier van werken der Hollandsche critici
dikwijls een beetje primitief. Zij praten zonder plan.
Het is alsof zij eerst al schrijvende hun meeningen
vormen, of zij niet van te voren den tijd nemen de
hoofdzaken en de details ieder op hun plaats te zetten.
Men heeft bij het lezen van hun werk dikwijls moeite
zich te oriënteeren.-Waar wil de criticus heen? Wat
vindt hij" nu eigenlijk belangrijk en wat niet? Zien we
bij' een analyse klaar het beeld, dat hij zich van den
schrijver vormt? Komt hij tot een eindoordeel en tot
welk?
Er loopt veelal geen lijn door zijn gedachten. Hij
tracht niet te vinden wat Flaubert noemde Ie fil du
collier". Hij" laat zijn paarlen maar los liggen. Want
wij willen niet zeggen, dat op zichzelve, de meeningen
van den Hoilandschen criticus minder belangrijk zijn
dan die van den Franschen. O, neen ! Maar het inniger
nadenken, dat leidt tot een dieper bewust-worden,
tqt een zuiverder begrip, tot een schepping van schoone
eenheid ontbreekt meestal. Te veel blijft hij halver
wege steken in zijn beweringen en het is aan den lezer
het verband te zoeken, dat de schrijver niet laat zien,
de conslusies te trekken, die de schrijver niet trekt.
En dat is niet gemakkelijk: vooral ook omdat de
.meeningen van de Hollandsche critici zoo moeilijk
zijn op te delven uit hun vollen zwaren tekst. Veel
.van hen -r- is dat nog de invloed van Tachtig?
voelen sterk de behoefte mooi" te schrijven. Zij ge
bruiken zoo veel woorden en zulke fraaie en groote
woorden, zoo veel zinnen en zulke druk versierde en
ingewikkelde zinnen ! Hun critiek wordt lang, dikwijls
vermoeiend lang en ik denk, dat het menigen lezer
zal gaan zooals het mij gaat: ik verlies, hen lezende,
mijn belangstellingen mijn geduld.
Het is alsof de Hollandsche criticus minder dan de
Fransche denkt aan het publiek, dat hij heeft voor te
lichten, hij is er in elk geval minder hoffelijk voor.
Hij lijkt meer te schrijven uit eigen schrijvers
wellust, uit den drang een mooi stuk litteratuur te
maken, dan uit de behoefte een veilige gids te zijn.
De Franschman daarentegen wil allereerst begrepen
BOOTMOTOREN MOTORBOOTEN
Bingham & Lugt - Slepersvest l - Rotterdam
worden, hij" vindt het onbehoorlijk als hij zijn lezers
te veel moeite veroorzaakt, hij vindt het onbeleefd
lang, ingewikkeld en onduidelijk te zijn. En de Fran
sche lezer van zijn kant, eischt vóór alles duidelijke
voorlichting,
Een gevolg van deze twee zoo verschillende wijzen
van werken: de spontane, ongeordende bij ons en de
weloverwogen, klare in Frankrijk, is dat de critiek
in Frankrijk, veel meer dan bij ons een leidende macht
is. Men denke om alleen bij de XlXe eeuw te
blijven aan den invloed, een, die ver buiten" de
Fransche grenzen is gegaan, van Sainte Beuve,. van
Taine, van Renan, van Brunetière, aan den invloed
van de voorredenen en de artikels van Hugo, van
Gautier, van Baudelaire, van'Zola, van Mallarmé. In
Holland is dat anders. Men komt er niet gemakkelijk
toe iemand na te volgen wiens bedoelingen men niet
precies begrijpt en bij ons gebeurt het zelden, dat een
criticus met felle overtuiging nauwkeurig een nieuwe
richting aangeeft of een strooming van zijn tijd resu
meert. Zoo zien wij de critici van Tachtig n de mee-:
ningen van de romantiek n die van Part pour Part"
n die van het naturalisme n die van het symbolisme
aanvaarden, een eclecticisme, dat toch niet de sterkte
van eigen opinies bewijst. Verder is het, als men een
richting aan wil geven, als men een nieuwe waarheid
of een waarheid, die men nieuw waant, wil verbreiden
niet noodig rondom de essentiëele meeningen nog zoo
veel te redeneeren. Men heeft alleen maar kort en
krachtig te zeggen wat men bedoelt. Hoe groot is niet
de invloed geweest van de studie van Taine over
Stendhal en het was een studie van nauwelij'ks dertig
bladzijden.
De theorieën van Zola's naturalisme zijn grooten
deels ingegeven door het artikel van Taine over
Balzac en de hoofdstukken, die Zola vooral inspireerden,
zijn niet langer dan het artikel over Stendhal.
Nu is het in het boekje van den heer Tielrooy zeer
duidelijk merkbaar, dat hij door Fransche meesters
is gevormd, dat hij zich Fransche methoden van kritiek
heeft eigen gemaakt.
Zijn boekje geeft veertig jaar litteratuur-geschiede
nis en het geeft die beknopt en duidelijk. De hoofd
zaken en de details worden niet door elkaar gehaald,
maar helder wordt iedere schrijver gekarakteriseerd.
Geen ingewikkelde, geen mooie" zinnen, geen te
groote rijkdom van beelden, geen te drukke verge
lijkingen leiden ons af van het onderwerp. Dan volgt
de heer Tielrooy bewust een zekere methode van litte
ratuur-kritiek: hij legt ons die in zijn voorrede uit.
Hij meent?en terecht,geloof ik dat bijeen kunste
naar niet te scheiden is het werk van de persoonlijk
heid, dat elk kunstwerk bewust of onbewust voort
komt uit een Ie vensbeschouwing,althans uit een Ie vens
houding. Nu heeft elke criticus zijn eigen levenshou
ding, alle critiek is subjectief tot op zekere hoogte",
maar de criticus zal zóó den indruk van de schoonheid
ondergaan, dat hij zijn eigen levensbeschouwing als
betrekkelijk onwaar en die van anderen als betrekke
lijk waar gaat beschouwen: zoo komen dan criticus en
kunstenaar tot elkaar.
Het lijkt mij', dat de heer Tielrooy in de praktijk
subjectiever is dan hij in zijn voorrede belooft te zij'n.
Zeer persoonlijk zijn zijn meeningen, wat men van een
Hollander, zelfs van een in de Fransche school
gevormden Hollander, wel kan begrijpen. De subjectivi
teit van den heer Tielrooy is echter nooit een
maarraak-schrijven, daarvoor analyseert hij te goed en
componeert hij te goed, daarvoor weet hij veel te
precies wat hij wil; toch ligt er in dit zeer uitgesproken
individueele oordeel, bij een boekje, dat immers vooral
een gids voor niet-ingewij'den wil zijn, wel eenig ge
vaar. En zij, die wel een beetje zijn ingewijd, zullen
telkens, al lezende, geneigd zijn hun persoonlijke mee
ning tegenover die van den schrijver te stellen.
Zoo vind ik, dat hij te kil over Moréas en te
badineerend over Laforgue spreekt; zoo geloof ik niet, dat
Edmond de Goncourt vooral de schepper is van ,,1'
criture artiste", maar veeleer Jules; het lijkt mij, dat er
hier voor een kunstenaar als Claudel niet genoeg waar
deering is en dat het religieuse element in Baudelaire
wordt overgeslagen. Maar hoe uitstekend karakteri
seert de heer Tielrooy verder, bijvoorbeeld: Franee
en Barrès en Jammes en Verhaeren en Rostand.
En laten wij nu maar dankbaar zijn, dat wij' een
criticus hebben, die in zoo weinige bladzijden, in een
bevattelijken gedachtengang, in een helderen stijlen
op een zeer eigen manier een overzicht weet te geven
van veertig jaar letterkundig leven.
Onze tijd is zoo druk en wij hebben zoo veel te
lezen. Mochten vele critici doen als de heer Tielrooy:
op den man af zeggen wat zij bedoelen zonder ons al te
lang mee te voeren door de doolhoven van hun meenin
gen.
Toen ik het bovenstaande geschreven had maakte
ik kennis met het belangwekkende artikel van Dirk
Coster: Werk en wezen der Critiek in den pas uitge
komen bundel Verzameld Proza. Dit artikel is reeds
in 1912 geschreven, maar het geeft?zegt de schrijver
in zijn voorrede nog hoofdzakelijk zijn tegenwoor
dige meeningen weer.
De heer Coster stelt ook de Hollandsche critiek
beneden de buitenlandsche en als voorbeeld van groote
buitenlandsche critici noemt hij vooral Fransche:
Sainte-Beuve, Taine, Flaubert, Bourget. Wat is het
verschil tusschen de buitenlanders en de Hollanders,
tusschen hoogere" en lagere" kritiek? Het verschil
'V.ROSSEM'S
;foei
HL i»
yjl wfcrifgÜMf igjjj'ïp.hjHont pakjt
is, meent 4e heer Coster, dat de groote critici, nadat
zij met liefde en medegevoel, met eerbied en nieuws
gierigheid een andere persoonlijkheid doordrongen
hadden, zelf zijn gekomen tot een standpunt", tot
een subjectieve meening. Zóó dat wij' in hun Werk
vinden n den kunstenaar, die wordt besproken n de
persoonlijkheid van den criticus.
In de lagere" critiek doet de criticus niets anders
dan zich inleven in het werk van den kunstenaar,
hij komt er niet boven uit, hij geeft zijn eigen oordeel
niet. Zulk een critiek is de dienares der schrijvers voor
zooverre zij hunne bedoelingen onthult en openbaart,
wedergeeft en wedergevend verduidelijkt, en de be
reikte schoonheid meet aan de bedoeling tot schoon
heid die opgespeurd wordt. Zij is uitteraard wat men
objectief noemt".
Ik geloof, dat de heer Coster zich hier toch wel ver
gist. Ik geloof, dat men niet subjectieve (d.w.z. hooge
re) en objectieve (d.w.z. lagere) critiek tegenover
elkaar moet stellen. Alle critiek is subjectief, nooit kan
een beoordeelaar, hoe objectief hij ook tracht te zijn,
zijn persoonlijkheid uitschakelen. Maarerzij'n graden
van subjectiviteit. Het subjectieve oordeel van een
Taine bijvoorbeeld is verkregen nadat hij' eerst een
uitgebreide kennis had verzameld, nadat hij eerst
had geleerd te denken, had geleerd zich in anderen
in te leven, had geleerd te componeeren en had geleerd
zich een stijl te vormen. Maar juist door die voor
bereiding heeft hij de betrekkelijke waarde der ideeën
leeren kennen en, als elk groot criticus, komt hij tot
een niet opdringerige, rt^et eigenwijze, maar tot een
verzachte, tot een onbekrompen subjectiviteit.
De lagere" critiek echter wordt bedreven dooi
menschen, die tot niets anders in staat zijn dan tot
een zeer begrensd subjectief oordeel. De heer Coster
meent dat die kleine critici de bedoelingen der schrij
vers onthullen" en openbaren?'-' Het lijkt er niet
naar. Zij" hebben nooit geleerd hoe zij het moeten
aanleggen om door te dringen in de mentaliteit, in het
werk van anderen. 2{J zijn werklui, die de
instrumenen van hun vak n'iét tobben leeren hanteeren, Zij
kunnen wel zeer verdi'ens!te|rj"kêkunstenaars zij'n, maar
als critici kijken zij niet!verder dan hun neus lang is.
Zij' komen niet boven hun lyrische ontboezemingen
uit. Zij meenen te goeder trouw, dat zij met,.hun ge
voeligheid alleen, en al keuvelend over hun persoon
lijke meeningen, een kunstenaar of een strooming
kunnen doorgronden.
Laten wij dus niet, als de heer Coster, subjectiviteit
tegenover objectiviteit stellen wanneer we goede van
slechte critiek willen onderscheiden, maar laten we
wijze en gematigde subjectiviteit stellen tegenover
eigenwijze en buitensporige, laten we exacte kennis,
bewust werken stellen tegenover vaag dilettantisme.En
zooals hierboven reeds aangeduid werd die zelf
controle, het niet gewichtig-doen over zichzelf, het
beheerschen en ordenen van hun ideeën, het werkelijk
scheppen van een eigen standpunt, de groote Fran
sche critici komen hiertoe, gedeeltelijk door hun aan
leg misschien, maar vooral, omdat zij geleerd hebben
op welke wijze zij hun schrijvers moesten naderen,
omdat zij, door een lange oefening, in de techniek van
het denken, van het analyseeren en van het zich uit
drukken zijn doorkneed geraakt.
W. MARKUS?POELS
NIEUWE UITGAVEN
Smering van Motorvoertuigen. Uitgave van de Con
tinental Petroleum Cy., Rotterdam.
Dit boekje is een uitvoerige handleiding voor
de smering van motorvoertuigen. De smering is van
belang, omdat een abnormaal-spoedige slijtage
van de motoronderdeelen altijd de oorzaak is van
ongeregelde controle van de smering. Verschillende
goede wenken worden hier gegeven; bovendien is aan
deze uitgave toegevoegd een lijst van de verschil
lende soorten automobielen en motorrijwielen met
daarbij een opgave, welke smeerolie voor deze merken
het nuttigst resultaat geven.
PAST STALEN RAMEN TOE
VAN DE
KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT.
SPECIALITEIT?VERZINKTE STALEN RAMEN.