De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 17 juli pagina 18

17 juli 1926 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

I» de loge tegenover mij zat de mooie onbekende *v EN Ik zou me niet al te bezorgd maken over die waarschuwing, ried de inspec teur .'me nog aan. Het is best mogelijk, dat er niets anders achter zit dan de ?een of andere bangmakerij. Dat maken we hier herhaaldelijk mee. Wil u den "brief hier laten? Misschien dat we er achter komen, wat 'het te beteekenen heeft. -- Laat ik hem liever meenemen, zei ak. Dan kan ik hem overleggen aan de .politie in Parijs. ? Zopals u wilt. Toen ik weer op straat liep, was mijn angst grootendeels verdwenen. Ik voelde, in verband met het gebeurde, ?zelfs een sportieve zucht naar avontuur 3n me opkomen. De strijd om de millioenen ! Ik beloofde me-zelf dat ik ze zou weten te verdedigen, al kon ik toen nog niet Vermoeden, dat het nakomen ?van die belofte zooveel moeite en zoo veel gevaar zou meebrengen. Ik moet hier nog vermelden, dat ik ?den vorigen dag in verschillende winkels iad getracht, een revolver te koopen. Het was me nergens gelukt. Overal 8iad men mij verzekerd, dat het streng ?verboden was, vuurwapens of patronen te verkoopen aan iemand, die geen vergunning had. Ik bleef nog twee dagen in Holland. 'Den volgenden dag ging ik naaf Haar lem, waar ik aan de provinciale Griffie mijn pas moest halen. De stroom van menschlievende medemenschen, die zich voor mijn burgerlijk wei-zijn interes seerden, hield aan, in den vorm van persoonlijke aanmeldingen zoowel als ?door brieven en circulaires, maar ik ontving niemand meer en nam de brieven voor kennisgeving aan. Voor loopig had ik andere dingen te doen. Den dag voor ik naar Parijs vertrok, .gebeurde er nog iets, waarvan ik hier melding moet maken. Het is een schakel in de chronologische volgorde van de dingen, zooals ik ze heb beleefd, en ik stel me-zelf geen andere taak, dan die ?dingen kroniekmatig mee te deelen. Oorspronkelijke Detective-r o man door met teekeningen .voor de Groene Amsterdammer" door Prof. J. H. Jurres en G. Westermann ^>^>cf^y^y^y^^o^^<><^c>£f^y^y^><y^y^^^~^y^^£^Cf^^<f^y^<^o^y-' Inhoud: De arme fooneelspe/er Willem van der Boom is erfgenaam geworden van zestig millioen gulden. Voor de in onfvangsfneming van de erfenis is hef noodzakelijk, dat hij zich naar Parijs begeeft. Notaris de Haan stelt hem voorloopig een aanzienlijk bedrag ter hand. Voor hij vertrekt, ontvangt hij in zijn hotel een anoniemen brief, waarin hem wordf gemeld, dat hem in Parijs gevaar dreigt, Met dezen brief wendt 'hij zich tot de Amsterdamsche politie (vijfde hoofdstuk). Ik gebruikte een kop koffie op het terras voor American. Het was ongeveer .half twaalf 's-morgens, en het aantal leege stoelen verminderde snel. Het was, hoewel midden September, nog zomersch warm. Ik genoot van m'n rustig zitje en van de goede koffie. Mijn onrust over de waarschuwing, die ik had ontvangen, was geheel verdwenen; ik dacht er nauwelijks meer aan. Bovendien had ik 's morgens den heer Lagas ontmoet, die me bereidwillig de revolver van het tooneelgezelschap had aangeboden. Wel waren er alleen losse patronen bij, maar als bedreiging zouden ook die in geval van nood hun uitwerking niet missen. Moest er in de stukken, die bij Lagas werden opgevoerd, geschoten worden, en dat kwam nog al vaak voor dan konden ze zich met knalkurken behel pen, verzekerde hij mij. Hij zou me zelf de revolver nog voor m'n vertrek aan mijn hotel bezorgen. Het denkbeeld dat ik tenminste niet geheel ongewapend zou hoeven te vertrekken, stelde me gerust. Toen ik daar dan op het terras voor American zat, bemerkte ik opeens, dat er twee oogen op me gevestigd waren. Het waren de oogen van een slanke, mooie, en zeer elegant gekleede vrouw. Op het eerste gezicht hield ik haar onmidellijk voor een buitenlandsche. Haar gelaat was zeer bleek, en haar oogen waren donker, bijna zwart; ze keken onder den kleinen hoed uit met een blik, waaruit ik wel moest opmaken, dat de vrouw mij op zettelijk gadesloeg. Onze oogen bleven elkaar gedurende enkele seconden ont moeten, haar gelaat stond strak en onbeweeglijk, en ik vroeg mij af, of ik die vrouw soms eerder kon hebben gezien. Maar die gedachte schoof ik dadelijk van mij af; trouwens, het was een gelaat, dat men zich onmiddellijk zou herinneren, als men het voor de tweede maal zag. Nu wendde de dame langzaam het hoofd af. Haar gehandscho.ende hand greep naar het kleine taschje, dat voor haar op het tafeltje lag; ze haalde er een minuscuul zakboekje uit en een zilveren potlood, schreef iets op een blaadje en scheurde dat uit het boekje. Toen kwam ze tot mijn groote verbazing naar me toe en legde het blaadje voor me op de tafel. Er stond in het Fransch op: Hoe kom je hier f Ik zou er natuurlijk niet het minste bezwaar tegen gehad hebben, dat aan mijn mooie onbekende te vertellen, maar het was al te duidelijk, dat hier een misverstand in het spel moest zijn. De vrouw was naast mijn stoel blijven staan. Een zachte parfum omgeurde haar. Ik stond op, boog en zei glimlachend in het Fransch: Ik geloof dat u zich vergist. Een seconde staarde ze mij verschrikt aan; toen keerde ze zich haastig om, liep naar het tafeltje waar ze eerst gezeten had, greep haar taschje en ging het restaurant binnen. Niemand had op ons korte onderhoud acht geslagen. Het blaadje papier lag nog voor me op de tafel. Ik vond het raadseJachtig. Dat men iemand voor een ander houdt dan hij is, komt herhaaldelijk voor; maar waarom had de vrouw het me niet rechtstreeks ge vraagd, in plaats van het op te schrijven? Ik stak het blaadje in mijn zak, en verdiepte er me verder niet al te lang in. Ik keek naar den ingang van het restaurant, of het bekoorlijke wezen niet weer te voorschijn zou komen, en toen het wat lang duurde, ging ik zelf eens naar binnen. Ze zat rustig aan de lunch, keek even op, toen ik langs haar heen ging, en deed verder of er niets gebeurd was. Zou ze niet kunnen praten? dacht ik. Van dit laatste zou ik me spoedig genoeg kunnen overtuigen. Den volgen den dag zat ik in den middagsneltrein naar Parijs. Het weer was den vorigen avond omgeslagen; het was nu guur en buiig, en groote regendruppels sloegen tot schuine strepen uit op de ruit van de coupé. Ik was in een allerbehaaglijkste stemming. Comfortabel reizen heeft altijd een groote bekoring voor me gehad, en ik had daarvoor tot nu toe téweinig gelegenheid gehad, om de manier waarop ik nu reisde, alleen in de coupé, makkelijk geleund tegen den rooden rugwand, genietend van een uitmuntende

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl