De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 24 juli pagina 17

24 juli 1926 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 L PIANO'S A* 1835 D kktirStPiit«4 K MUZffiKHANDEL II U "» VLEUGELS D Tel. 443 UTRECHT AMSTELODAMUM DOOR MR. W. F. H. OLDEWELT Het 23e Jaarboek van het genootschap Amstelodamum vangt ditmaal, na de gebruikelijke jaarverslagen van secretaris en penningmeester, aan met een beknopt overzicht door den secretaris van de ge schiedenis der Historische Tentoonstelling, die ten vorige jaren Werd gehouden. Hieruit blijkt, dat de secretaris reeds in 1922 de aandacht vestigde op het feit, dat het zilveren jubileum van Amstelodamum en het zesen een halve eeuwfeest van Amsterdam's eerste privilege in hetzelfde jaar vielen en voorstelde om de herdenking dezer beide feesten te combineeren, bij voorbeeld door het houden eener tentoonstelling. Het succes dezer tentoonstelling, die van 3 Juli tot 4 October in het Rijks- en in het Stedelijk Museum werd gehouden, blijkt o.a. uit de ruim 100.000 be zoekers die zij wist te trekken. De heer Kannegieter geeft in een zeer omvangrijk artikel een verdienstelijk overzicht der verschillende gangbare reconstructies van Amstellands' oudste geschiedenis. Bij de kwestie van het al of niet bestaan hebben van een Aemstelslot te Amsterdam geeft schrijver als zijn eigen, reeds van elders bekende, opvatting aan, dat op de plaats, waar men in later eeuwen fundamenten vond, geen kasteel doch slechts een grobte steenen wachttoren heeft gestaan. De vraag wat was het lot van de moordenaren van Floris V" beantwoordt schrijver, wat Gijsbrecht van Amstel betreft, met de bloote mededeeling'dat deze de ruimte verkoos boven een kasteel. Het ware de moeite waard geweest eens na te gaan waar dit geslacht is gebleven, immers in het najaar van 1349 stierf te 's Hertogenbosch, als lid van de Illustere Lieve Vrouwe Broederschap aldaar, een dommus Heinricus de Aemstel. Niet onmogelijk ware -hier verwantschap te constateeren. . De ijverige bewerker van het archief der gast huizen, G. Hellinga, publiceert een geïllustreerde verhandeling over Amsterdamsche bayerds, een soort toevluchten voor onbehuisden. Reeds in 1413 moet het St. Elisabeth's gasthuis een mannenbayerd hebben gehad. Na de vereeniging van dit gasthuis met het St. Pietersgasthuis werd dit laatste in 1504 uitgebreid met een bayerd. In 1590 werd een nieuwe bayerd in gebruik genomen, terwijl ook de tot dien tijd van kracht geweest zijnde keur op den bayerd werd vernieuwd en uitgebreid om tot 1804 onver anderd van kracht te blijven. Door den Prefect van het Departement van de Zuiderzee werd ten slotte in 1811 gelast om deze overoude instelling aanstonds te doen ophouden en sluiten". De geschiedenis in woord en beeld van de voor malige herberg De Fransche Tuin" aan de Eland straat wordt door den heer E. van Houten gegeven. .Alleen zeer ouden van dagen zullen zich nog een weinig kunnen herinneren van deze omstreeks 1855 opgeheven en in 1925 gesloopte plaats tot nut en vermaak voor de bevolking". K. R- Gallas verhaalt van een der vele achtervolgingen tegen de Encyclo pedische geschriften in casu van die in 1766,waarbij Vincent Oaudio, gewezen professor aan de Academie te Napels en ex-leeraar der pages van den Stadhouder was betrokken. Deze werd als medewerker aan het door den Amsterdamschen uitgever Marc-Michei Rey uitgegeven Parijsche Journal des scavans, blijkens de notulen van het Walenweeshuis, door de Amster damsche schepenbank veroordeeld tot een 30-jarig verblijf in het tuchthuis. Merkwaardigerwijze be vatten noch het Confessieboek noch andere registers ten gemeente-archieve dit vonnis; mogelijk was het dus slechts een gerucht dat de autoriteiten ver spreidden om de ijverige predikanten tevreden te stellen. .. De mededeeling in een noot van den schrijver als zou het archief van het Spinhuis in 1784 opzettelijk zijn verbrand, moet op een vergissing berusten, aangezien bedoelde archivalia zich nog in het archief van het Armenhuis bevinden. Aan oorsprong en beteekenis van de schoolspreuk Potius deficere quam desperare", die in den gevel van het Amsterdamsen Lyceum aan het Valeriusplem prijkt, wijdt Dr. M. Boas een uitvoerige studie, waarvan de slotsom is, dat de spreuk in haar tegen woordige gedaante wortelt in het onderwijs op de Amsterdamsche Latijnsche school op het eind der 18e eeuw. Mr. M. P. Vrij levert een bijdrage tot de havenhistorie onzer stad uit de eerste helft der 19e eeuw, geput uit oude jaargangen van het Week blad van het regt". In 1805 werd een prijsvraag LH.DEBOIS,HAARLEM KRUISWEG 68 Fine Prints ? Pictures ? Books uitgeschreven voor een middel om de aanslibbing van het IJ tegen te gaan. Winnaar was J. Blanken, die versmalling van het IJ door dokvormingvoorstelde, opdat de daardoor ontstaande versnelling van den stroom de vereischte diepte zou onderhouden. In 1833 was dit plan gedeeltelijk voltooid door den aanleg van twee dokken, waartusschen men echter een open havenfront liet. In verband met een door de erfge namen van den, inmiddels overleden, Blanken tegen de stad ingestelde vordering tot betaling van de premie, die bij de prijsvraag was uitgeloofd ingeval de stad het bekroonde plan zou uitvoeren, ontstond toen een scherpe rechtsstrijd over de vraag of de tot stand gekomen Ooster- en Wester-dokken de uit voering van Blanken's plan waren, zij het gewijzigd, of de uitvoering van een geheel nieuw plan. De rechtbank was de laatste meening toegedaan en ontzegde den Erven Blanken dan ook hun vordering. Een nauwkeurig bewerkte kroniek van Amsterdam, van de hand van Mej. S. Duparc, sluit even als vorige jaren dit jaarboek. MUZIEK DOOR CONSTANT VAN WESSEM HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE Een boek over Franz Liszt l) f~\ M Liszt te kunnen bewonderen moet men hem ^-^ eerst leeren ontdekken". Het is niet in de eerste plaats zijn muziek, die Liszt tot een groote, onsterfelijke persoonlijkheid maakt. Het is de mensch Liszt, in zijn geheel, waarin zijn muziek een onderdeel vormt (als de geleiddraden der electriciteit: Liszt is als componist steeds zelf de uitvoerende zijner muziek), de figuur Liszt in de eerste plaats, die ons aangrijpt en boeit. Het is Liszt, de groote geestdriftige, de koninklijkste figuur, die de romantiek der 19e eeuw voortbracht, een sterk, volledig mensch, in wien het hart van zijn eeuw klopte, muziek-philosophisch student, komend van den Twijfel, op weg naar de Waarheid", voor wien ;,het vasthouden van het ideaal het hoogste doel van het leven was",- een virtuoos voor wien de virtuositeit, die aan zijn renommee zulke schetterige bijklanken heeft gegeven, slechts het middel was van een geboren heerscher om daarmede zijn kunst tot het uiterste meester te worden en in vrijheid" zijn kunstdaad tot ziels openbaring te kunnen maken, in zijn laatste jaren zijn kunstbeoefening tot een ware religie opvoerend, zooals hij zich toen als mensch ook tot God ging belijden en de soutane aantrok. i, Het is begrijpelijk, dat de figuur van Liszt, zoo ingezien, steeds meer biographen heeft aangetrokken tot het beschrijven van een leven, dat Liszt zelf tot een kunstwerk van idealiteit, geestdrift en levensgeloof had weten te maken. Na de anecdotische biographieën kregen wij het boek van James Huneker, dat door samenvatting van de details, door alle berichten van tijdgenooten weer te geven het geheel wil vormen, maar daardoor de overzichtelijkheid mist, die het transcendentale van Liszt's wezen in leven en daden moet blootleggen. Guy de Pourtalès publiceert thans een Vie de Liszt", dat Liszt vooral beschrijft als een homme d'amour" in de volledige beteekenis van het woord: menschen-, levens- en Godsliefde. Liszt is geen asceet geweest, hij heeft veel liefgehad", maar altijd nobel, genereus, met ironie ook, als de moeielijkheid van een situatie het meebracht: toen hij afscheid nam van de danseres Lola Montez, werd deze zoo woedend, dat zij op haar hotelkamer alles kort en klein sloeg. Liszt had dit voorzien: hij had het geheele ameuble ment reeds vooruit vergoed. Het boek van Pourtalès is boeiend om te lezen. Het belicht niet alle kanten van Liszt's wezen, doch het is een mooie biographische roman geworden, de beschrijving van een menschenleven, dat geleefd werd, alsof het, naar het bewonderende woord van de gravin Belgiojoso, onsterfelijk was. 1) Guy de Pourtalès, Vie de Liszt,' N. R. F., Parijs 1926. EQOKT A.riILL&N! Natuurlijke grootte EEN SIGAAR, - VAN OUDERWETSCH VOORNAAM MODEL, - VOL AROMA VERKRIJGBAAR IN ALLE HILLEN-FILIALEN, WAAR GEEN FILIALEN BIJ DE BEKENDSTE SIGARENWINKELIERS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl