De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 24 juli pagina 19

24 juli 1926 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2564 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 Wij hebben u niet gevraagd, hier te komen, hernam hij, steeds even bedaard. Maar ik ben ook niet vrijwillig hier in huis gekomen ! '?In huis niet, dat is waar. Maar vóór het huis toch wel. En toen was u al zoo ver, dat wij ons wel genoodzaakt zagen, de rest te doen. Ik zou denken, dat de straat vrij is voor iedereen! In gewone omstandigheden, ja, zei hij met een beminnelijken glimlach. Er zijn evenwel gevallen, waarin die regel niet opgaat. Ik zal daarover geen dispuut met u beginnen, want ik vrees, dat wij elkaar niet volkomen zouden begrijpen. Ik kan u wel dit zeggen, Mr. van der Boom, dat u, al had u het ons van-avond niet zoo makkelijk gemaakt, toch hierheen zou zijn ge komen, of u het gewild had of niet. Wat v/il u van me ! schreeuwde ik. *?Dat zult u gauw genoeg hporen. Het staat op het oogenblik nog in uw macht om levend, en zelfs onder be trekkelijk gunstige omstandigheden, dit huis weer te verlaten. Een van de eerste voorwaarden daartoe is, dat u zich kalm houdt. Het geeft u immers toch niets of u zich opwindt. ^jn gastheer om dat woord nu maar te gebruiken was zelf kalm genoeg, maar zijn voorbeeld werkte weinig aanstekelijk op mij. Integendeel zijn ijzige bedaardheid, die verdacht veel op een bespotting leek, zette mijn woede aan tot een paroxisme van machtelooze razernij. Als u het op mijn geld gemunt hebt, riep ik schor van drift, kan ik u wel de verzekering geven, dat ik me eerder zal laten doodschieten dan dat u daar een cent van krijgt! De man glimlachte opnieuw. Daar spreken we nog wel nader over, hernam hij. Er zijn krachtiger middelen om iemand te overtuigen dan de bedreiging om hem dood te schieten. Bovendien geloof ik, eerlijk gezegd, dat u van schieten niet veel verstand heeft, Mr. van der Boom. Met losse patronen kunt u tenminste niet veel uitrichten. Vrouwebeul! schold ik eenigszins onlogisch; maar ook op deze betiteling had hij geen ander antwoord dan zijn stereotiepen glimlach. Hij liep naar de deur en opende die; voor hij heenging keerde hij zich nog even om, en vroeg minzaam: Wenscht u misschien wat te gebruiken? Ik had op dat oogenblik heel wat willen geven voor een glas water, maar uit de handen van dezen cynischen ploert wenschte ik het niet te ontvangen. Ik riep daarom alleen: Ik wou dat ik m'n handen kon gebruiken om jou je nek om te draaien, ellendeling! Waarop mijn gastheer verdween en de deur achter zich toetrok. Uitgeput zonk ik achterover. Ik kon niets, doen dan afwachten. Ik had reden om te veronderstellen, dat mijn leven geen onmiddellijk gevaar liep; de man had mij dat trouwens zelf verzekerd. Maar overigens meende ik er op te kunnen rekenen, dat de gastvrijheid, die in dit huis werd uitgeoefend, van twijfelachtigen aard was; en dat men het op mijn vermogen gemunt had, kon ik veilig aannemen. Toch was ik het nog altijd niet met me zelf eens, of ik wel heelemaal idioot had gehandeld door me in dit avontuur te steken. Zij was er immers ook nog, het mooie vrouwtje met de donkere oogen, en al was het me voor het oogenblik onmogelijk, iets voor haar te doen, ik had toch de bedoeling gehad, haar te beschermen.. Ik bleef weer ongeveer een kwartier alleen. Toen trad de lange man opnieuw de kamer binnen, ditmaal in gezelschap van twee andere heerschappen, die er evenwel vrij wat minder gentlemanlike uitzagen dan hij. Mijn gastheer" had eenige papieren in de hand, en een van de anderen droeg een inktstel; zij gingen alle drie aan de tafel tegenover mij zitten, alsof me een gerechtelijk verhoor zou worden afge nomen. De lange man nam het woord. Nu moet u eens goed naar mij luisteren, Mr. van der Boom, zei hij op z'n gewonen, beminnelijken toon. Wij moeten nu eens zakelijk met elkander spreken. Het is ons ter oore gekomen, dat u eigenaar is geworden van een niet onbelangrijk fortuin en in gewone omstandigheden zouden wij u dat graag gunnen. Wij leven evenwel in een eigenaardigen tijd; een tijd, waarin de opeenstapeling van particulier kapitaal niet altijd kan worden toegelaten. Een internationale regeling betreffende de beperking van den persoonlijken eigen dom is, zooals u weet, nog altijd niet getroffen, en zoo'n regeling is in de naaste toekomst ook niet te voorzien. Integendeel, de opleving van het na tionalisme in verschillende landen hangt samen met een sterke bevestiging van het persoonlijke kapitaal-vormen; een reactie, die trouwens wel te voorzien was. Tot zoover het algemeene; maar nu het bijzondere: U is plotseling schatrijk geworden, en u was te voren straatarm. U begrijpt dat ik deze bijzonderheid niet aanroer, omdat ze mij op zichzelf zou interes seeren; ik spreek er alleen over opdat u mij goed zult begrijpen. U kunt uw kapitaal aanwenden ten behoeve van een onderneming, die de rnenschheid in haar geheel ten goede zal komen, en wij hebben ons daarom met u in ver binding gesteld Ik kon niet nalaten, bij deze woorden schamper te lachen, maar de man liet zich daardoor volstrekt niet van zijn stuk brengen, eij vervolgde ernstig: Om u voor te stellen, het bedrag waarvan u eigenaar geworden is, aan ons af te staan. Wij zijn onder zekere voorwaarden bereid, u van de zestig millioen gulden, die u geërfd heeft, n millioen te laten behouden. U ziet daaruit, dat het ons niet te doen is om u te ruïneeren; u blijft dan in elk geval millionnair en u kunt tot het einde van uw dagen zonder financieele zorgen leven. Op het oogenblik is het voor u nog ongeveer hetzelfde', of u n millioen ontvangt of zestig; u kent immers de weelde van het geld-bezit nog niet. En bovendien kan ik u wel verzekeren, dat het genot van dat bezit op z'n zachtst uitgedrukt, heel twijfelachtig is. De man had zijn lange rede op zakelijken en eenigszins overtuigenden toon uitgesproken. Alles wat hij gezegd had, was zonder eenigen twijfel een uiting van de grootst mogelijke onbeschaamd heid, maar er was toch iets in den klank van zijn stem, dat er mij toe bracht, hem althans antwoord te geven. U spreekt er van, dat u zich met mij in verbinding heeft gesteld, zei ik sarcastisch. Ik vind, dat u die verbin ding wel iets minder tot het lichamelijke had kunnen uitstrekken. Bij deze woorden stak ik mijn ge bonden handen omhoog. De lange man glimlachte. Als u belooft, dat u zich kalm zult houden, is'er geen bezwaar tegen, die touwen los te maken, zei hij, tegelijker tijd een revolver op tafel leggende. Belooft u het? tJa, antwoordde ik norsch. Ik wist niet, waarom ik het niet zou zeggen, en de gedwongen houding begon mij leelijk te vervelen. Op een wenk van den snuiter, die hier de baas scheen te zijn, trad een der zwijgende kerels op me toe, en een oogenblik later kon ik armen en beenen naar hartelust uitstrekken. Gaat u zitten, zei m'n gastheer", op een stoel wijzend. Ik zal liever wat heen en weer loopen, als u er geen bezwaar tegen hebt, antwoordde ik met ironische tegenbeleefdheid. Ik voel me wat stijf. Zooals u verkiest, hernam hij. Maar ik zou graag willen, dat u dadelijk een beslissing nam met betrekking tot het voorstel, dat ik u gedaan heb. Ik weet zeker, dat ik op dit oogenblik volstrekt niet dacht aan de negen en vijftig millioen gulden, die er voor mij op het spel stonden. Het bezit van dat heele vermogen was iets, dat, op zich zelf beschouwd, zoover naar den horizon van mijn belangstelling was weggewerkt, dat de gedachte aan het geld niet eens bij me opkwam. Als de man een kwartje van me had verlangd, zou ik met dezelfde hardnekkigheid geweigerd heb ben als nu. Ik zou in de eerste plaats wel eens willen weten, waar u het recht vandaan haalt, over het vermogen van uw medemenschen te beschikken! beet ik hem toe. Dat recht ontleen ik aan een filo sofisch systeem, dat ik mij tot levens beschouwing heb gemaakt, antwoordde hij kalm. De basis van die beschouwing heb ik niet van me zelf, laat ik u dat dadelijk zeggen. Maar u heeft misschien wel eens gehoord van het beroemde woord van Proud'hon: la propriété) c'est Ie vol? Dat kan elke struikroover be weren ! riep ik, zonder er me rekenschap van te geven, dat ik me met hem in een serieus debat begaf. Daar heeft u gelijk in, hernam hij. Alleen: een struikroover behoudt d3*, wat hij anderen afhandig maakt, in de" regel voor zich-zelf; ik geef u de ver zekering, dat ik hij drukte speciaal op het woord ik" van uw vermogen geen cent zal gebruiken om mij daar persoonlijk mee te verrijken. Ik denk er natuurlijk niet over om op uw voorstel in te gaan, zei ik heftig. Maar gesteld dat ik het deed: welke waarborgen zou ik dan hebben dat u de waarheid spreekt? U kunt toch niet van me verlangen dat ik mijn geld afsta zonder dat ik weet waarvoor het gebruikt wordt! In dit geval zal dat toch van u geëischt moeten worden, hernam hij kort, en nu op stelliger toon dan tot nog toe. Wij verlangen van u, dat u negen en vijftig millioen gulden depo neert op verschillende banken, die door ons aangewezen zullen worden, en verder dat u nog ongeveer een week hier blijft, om schriftelijk zoowel als tele fonisch allerlei orders te geven, waardoor het ons mogelijk zal worden, het geld in handen te krijgem. Kort en goed: is u daartoe bereid? Nooit! antwoordde ik op stelligen toon. Enkele seconden bleef het stil in de kamer. Toen werd ik opnieuw door drongen van het toppuntig-onzinnige der situatie: ik was hier aan het onder handelen met een schurk, of een krank zinnige, die zich rechten aanmatigde, die hij god-weet-waar vandaan haalde ! Er moet nu eens een einde komen aan deze idiote comedie ! schreeuwde ik woedend. Ik wil hier onmiddellijk vandaan! ? Op hetzelfde oogenblik snelde ik naar de deur. Maar nauwelijks had ik een paar passen gedaan, of ik voelde mij omkneld door twee paar sterke armen, en ofschoon ik nog gelegenheid had, een van m'n beide tegenstanders een stomp op z'n oog toe te dienen, waardoor hij een paar seconden lang verbijsterd terugdeinsde, ik kon tegen de over macht niet op, en lag enkele oogenblikken later weer aan handen en voeten gebonden op den divan. IX IK BEGA EEN MOORD De lange man was bedaard bij de tafel blijven zitten. ??Het is heel jammer, Mr. van der Boom, zei hij, dat u niet genegen is, op onze voorstellen in te gaan. Ik ben zoo vrij geweest, inzage te nemen van uw papieren ??ik zag dat hij ze in handen had ??en met een weinig goeden wil van uw kant zou de zaak gemakkelijk in 't reine gebracht kunnen worden. Hij wachtte enkele seconden. Ik achtte het nu zelfs niet meer de moeite waard met een enkel woord op zijn redeneering in te gaan. -?Denkt u er nog maar eens over na, hernam hij. Het zou me spijten voor u, Mr. van der Boom, als wij een speciale methode moesten aanwenden, om u tot rede te brengen. Ik voelde mij niet op mijn gemak. Wat kon deze gemoedelijk-cynische duivel met mij voor hebben, als ik bleef weigeren? Ik heb nog andere dingen te doen, vervolgde hij. Ik zal u iets interessants laten zien. En zich tot zijn handlangers wendend: Breng haar hier. Ik vreesde maar al te zeer, dat de vrouwelijke persoon, die in deze laatste woorden werd aangeduid, mijn mooie onbekende zou zijn, en daarin vergiste ik mij niet. De beide mannen gingen de kamer uit, en kwamen na enkele oogenblikken terug. Ze droegen een stoel, waarop het meisje met sterke touwen was vastgebonden. Ze droeg nog het zelfde kleedje, waarmee ik haar in het theater had gezien, maar het was op verschillende plaatsen gescheurd. Het was duidelijk, dat zij zich niet zonder tegenstand had laten binden. Het prachtige haar was losgeraakt en hing ordeloos om haar hoofd. Een doek was over haar mond gebonden. Haar gelaat was doodsbleek, en het scheen mij, dat haar oogen een starre, onverzettelijke uitdrukking hadden. De aanblik van dit weerlooze meisje, dat, om mij te redden, in dezen beklagenswaardigen toestand was geraakt, schokte mij zoo diep, dat ik onmiddellijk mijn eigen netelige positie vergat. Knarsetandend van woede wrong ik mijn leden in de touwen, waarmee ik gebonden was. Dat is de tweede maal, Dasja, wendde de lange man zich tot het meisje, dat je de zaak, die je beweerde te dienen, verraden hebt. Je zult zelf wel begrijpen, dat je nu niet meer op genade te rekenen hebt. Het spijt me voor je, want ik ben je altijd genegen geweest, en het is trouwens altijd jammer, een jong menschenleven te moeten vernietigen. Maar het is hier gebiedende noodzakelijkheid. Laat ons alleen, vervolgde hij tot zijn helpers. Dadelijk verlieten de beide mannen de kamer. Zij hadden tot nu toe nog geen woord gesproken. Nu wendde de lange schurk zich weer tot mij. Het schijnt mij toe, Mr. van der Boom, zei hij, dat u de omstandigheden, waarin u verkeert, niet heelemaal au sérieux neemt/ U zult nu gelegenheid hebben om op te merken, dat wij onze discipline streng weten te handhaven. Hij sprak voortdurend van wij" en ons"; ik wist niet of hij daarmee een soort van pluralis majestatis bedoelde of dat hij er zich-zelf en een aantal bondgenooten mee wilde aanduiden. Het laatste leek me het waarschijnlijkst. Ik dacht hier evenwel niet verder over na. Een wilde angst voor het lot van het meisje beklemde mij. Haar oogen staarden rnij voortdurend aan en wendden zich dan langzaam naar boven. De man was op het tafeltje toege treden, waar de glazen en de huisjes op stonden. Laat het je eenigszins tot troost zijn, Dasja, vervolgde hij, dat je ons ten slotte toch nog van dienst zult zijn, al is het dan onvrijwillig. Wat bedoel je, ellendeling! schreeuwde ik. Ik bedoel dit, antwoordde hij vriendelijk, dat ik een nieuw soort vergif heb samengesteld. Ik hou me nu en dan wat bezig met de leer van de vergiften; ieder mensch heeft zoo z'n liefhebberijen. En nu heb ik hier een preparaat hij nam een buisje in de hand waarin zich een kleurloos vocht bevond waarvan een inspuiting binnen twee minuten doodelijk moet zijn, tenminste als mijn veronderstelling juist is. Doodelijk is het in elk geval, maar ik beproef alleen, de werking te versnellen. Hij schudde het buisje even heen en weer en hield het tegen het licht. Als je het waagt haar aan te raken ! riep ik schor. ??U moet u niet zoo opwinden, hernam hij, dat is nergens goed voor. Ik weet wel, dat u aan Dasja persoon lijke verplichtingen heeft, maar u begrijpt toch wel, dat ik daar moeilijk rekening mee kan houden. Zulke idylli sche argumenten kunnen in de zaak, die ik dien, geen rol spelen. Hij had een klein glazen spuitje in de hand genomen, dat hij vulde met het vocht uit het buisje. Ik huilde van machtelooze ellende. Ik zag roode vlammen voor de oogen en de heele kamer leek weg te deinzen in een vreemde schemering; daar doorheen zag ik alleen het doodsbleeke gelaat van het meisje met de strak-starende oogen. Weer keken ze mij aan, en weer ging haar blik daarna naar boven. Zwijgend liep de man op haar toe. Ik beloof u alles wat u wilt! riep ik wanhopig. U kunt mijn heele ver mogen krijgen als u haar vrij Iaat! De man keerde zich om en glimlachte; nu trad hij op de tafel toe en drukte op een electrische bel. (Wordt vervolgd)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl