Historisch Archief 1877-1940
Hoi 2564
DE 'GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
UI T DE NATUUR:
EEN WET OP HET BEHOUD
VAN NATUURSCHOON
DOOR DR. JAC. P. THIJSSE
*T\ E tijden zijn er rijp voor en de noodzaak is
drin*-J gend. Ook maken we zoo'n wet niet in een hand
omdraai. De considerans en de Memorie van Toe
lichting zouden boekdeelen kunnen vullen. Het
denkbeeld van behoud van natuurschoon is in vroeger
tijden al dikwijls uitgesproken; duidelijk en direct
o.a. een halve eeuw geleden door den ouden van Eden.
den schrijver van Onkruid". Hij gebruikte bij die
gelegenheid zelfs het zoo dikwijls gewraakte woord
natuurmonumenten", vele en v_ele jaren voor dat
Professor ConWentz. in Utrecht zijn voordracht hield
over Naturdenkmaler". 't Is een kleinigheid, maar
ik heb het beroemde woord toch wel graag via
den genialen florist van Kennemerland, dieookelders
in ons land de paden kende en zijn heele leven in
zalige verrukking verkeerde over den Wonderlijker!
rijkdom van ons land aan plantenleven en dieren
leven, aan interessant geologisch gebeuren, aan
landschapsschoon van den eersten rang. Wij zijn werkelijk
uitermate bevoorrecht.
In een onlangs verschenen bijblad van het Han
delsblad, getiteld Mooi Nederland,v Waarschuwt pro
fessor Stomps ons tegen overschatting van ons.
eigen land. Mijn hooggeleerde en veel bereisde vriend
die in vele deelen van de wereld Welbewust met
wakkere oogen heeft rondgekeken, komt aan met
grof geschut en bestookt ons met den Grand Canyon,
het Karbouwengat, het Hooggebergte en nog eenige
landschappen van dat kaliber, die in ons land moeilijk
zijn aan te wijzen en die er no.g.moeilijker een plaatsje
zouden vinden. Wel, ik ken dien Grand Canyon
alleen bij geschrifte, maar heb met liefde ert geest
drift gewandeld en gewerkt in het Hooggebergte
en met Zwitsersche profeten langdurig en natuurlijk.
zonder goeden uitslag geredekaveld over de voortref
felijkheid van ons beider landen. Nu heeft Zwit
serland ook werkelijk groote voordeelen, maar toch.
blijf ik ieder oogenblik bereid, om den handschoen
op te vatten voor wat Napoleon decreteerde tot
aanspoelsel der Fransche rivieren, het landje tusschen
het Zwin en den Dollard, van de hoogten van Vaals
en Epe tot het dikwerf overstroomde Griend. Wijs.
mij een p^lek ter wereld van even groote oppervlakte
en waar'zooveel schoons en merkwaardigs valt te
genieten.
Wij danken dat in hoofdzaak aan onze ligging.
Napoleon sloeg als zoo dikwijls den spijker weer op den
kop, ons land is in hoofdzaak een aanspoelsel van de
Fransche rivieren, van Rijn, Maas en Schelde. Tesch
vertelt ons bovendien,dat onze duinen voor eengroot
deel bestaan uit zand, aangevoerd uit het kanaal
van de kusten van Normandië. Rijngrint en
Maasgrint vinden we overal in Limburg en Brabant,
op de Veluwe en in het Gooi en zelfs in Groningen
en Drente onder het zand en de keien van
Scandinaafschen oorsprong. Want en dat vergat Napoleon,
een groot deel van ons larid is ook opgebouwd door
den grooten en geduchten ijsstroom, die zijn oor
sprong had in de Poolsche streken en-op de hoogvlakten
van Scandinaviëen Finland en zijn gletscherpuin
bracht tot Katwijk en Nijmegen. En langs den rand
van ons koninkrijk, in Zeeuwsen Vlaanderen,
ZuidLimburg, den Achterhoek van Gelderland en in
Twente komen oudere gronden voor den dag. Het
oudste, wat wij te zien kunnen krijgen, zijn de
brokstukjes van de steenkolenformatie in het Geuldal
om en bij Epen, het lievelingsterrein van Heimans,
dat ook door Stomps tot onze beste brokjes wordt
gerekend.
Tegenover dit alleroudste plaatsen wij dan het
allerjongste de aanspoeling en opwaaiing, die nog
altijd haar gang gaan, de avonturen van de Wester
en Ooster-Schelde, van de stranden en duinen van
Voorne en Rozenburg, van de duinstrook van Holland
en van al de merkwaardige Noordzee-eilanden. Daar
bij komt dan nog de werkzaamheid van onze groote
rivieren binnen hun dijken, waar ze nog speling genoeg
vinden, al breken ze ook een enkelen keer hun
banden. Wij hebben dus gronden van allerlei soort,
van allerlei leeftijd en daarop leven nu planten en
dieren van allerlei aard en allerlei herkomst.
Ons land ligt ongeveer halverwege tusschen Noord
pool en Aequator, zooals ge weet een tikje meer naar
het Noorden. Zuidelijke en Noordelijke elementen
ontmoeten hier elkander, of als we het wat geleerder
willen uitdrukken, wij hebben hier aanraking zoowel
met het subarctische als met het subtropische leven.
En Wanneer we de richting West-Oost bezien, dan
vinden we dat ons land behoort tot het Atlantisch
gebied, maar aan het eind ligt van de Oeral-Baltische
laagvlakte en open en bloot voor invallen uit het
Oosten. Die blijven dan ook niet uit en alles met
alles zijn wij daardoor gezegend met een planten- en
dierenwereld van zeer groote verscheidenheid, meer
soorten en dikwijls ook meer individuen per vier
kante kilometer, dan op de meeste plaatsen elders.
Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer", door
Wybo Meyer
ANNIE BESANT
die in ons land lezingen houdt over de komst van den
wereldleeraar
TOEGEPASTE KUNST
DOOR JAN D. VOSKUIL
We zijn er nog verre vandaan, om alle soorten
van planten en dieren te kennen, die ons land bevolken.
Juist dezer dagen is men begonnen met enkele deelen
van ons land eens intens en systematisch te onder
zoeken en daarbij komen om zoo te zeggen lederen
dag weer nieuwe soorten te voorschijn. Het
Naardermeer leverde zelfs een mijtensoort op, die nog nooit
ter wereld was Waargenomen en op het gebied van
wieren blijken de Oisterwijksche vennen weer meer
rijkdommen te bevatten, dan wij er vermoedden,
toen wij ze kochten.
De vogelwereld,zoo beWeeglijken tegelijk zoo stabiel,
vertoont ons wel het duidelijkst de menging van
subtropische en arctische, atlantische en baltische
elementen. Tusschen het Zwanenwater en het
Eyerlandsche gat broeden als het ware zij aan zij de lepe
laars en de eidereenden. Die lepelaars zijn te be
schouwen als een voorpost van de lepelaarbevolking
in Zuid-Spanje, in het mondingsgebied van
deGuadalquivir, de eidereenden zijn de zuidelijkste vertegen
woordigers van de soort, die haar hoofdkwartieren
heeft op en om IJsland. Uit het Oostzeegebied kwam
voor eenige jaren de middelste zaagbek eens broeden
op de Noordwestplaat van Rottum, ieder jaar
verwachten wij ook ergens op de Noordzee-eilanden
den steenlooper. En langzaam, maar naar wij hopen,
zeker nadert uit Franrijk de langbeenige steltkluit.
De rustige vennen bij Oisterwijk en op de
Kampina'sche heide liggen voor hem gereed. Ik vertel deze
dingen nog even om te laten zien, dat onze
dierenWereld ook nog een rijke toekomst heeft en ook onze
lieve Flora probeert nog telkens zich uit te breiden,
maar ondervindt daarbij grooter moeilijkheden dan
de vogels en de insecten. Er is een mooie orchidee,
de bijenorchis, die drong langs de Noordzeeduinen
langzamerhand op van het Zuiden naar het Noorden.
In Zeeuwsch Vlaanderen staat er nog een flinke
afdeeling van en dertig jaar geleden ook nog aan den
Hoek van Holland. Ge begrijpt echter, dat daar
aan den Hoek geen kans meer is voor orchideeën
en dat Nieuw-Scheveningen en Nieuw-'s Gravenhage
eiken voortgang van planten van Zuid naar Noord
nu wel voor goed hebben gestuit. Zoo gaat het over
het heele land; stadsuitbreiding, aanleg van wegen
en kanalen, ontginning, vervuiling van de wateren
door de fabrieken belemmeren of vernietigen onze
Flora en Fauna, ontsieren ons landschap. Soms is
dat onvermijdelijk en noodzakelijk, dikwijls onnoodig
en zou het door ernstig overleg vermeden kunnen
worden. Daarvoor is het noodig dat ons natuurschoon
een bij de wet geregelde positie krijgt en onaantast
baar wordt, waar het dat waard is.
Maar wat is nu eigenlijk natuurschoon en wat is
zijn waarde?
[^ (Wordt vervolgd)
Een tentoonstelling in de Kunstzaal
Willem Brok te Hilversum
In deze kunstzaal, die aan een der zijlanen van
den prachtigen 's-Gravelandsche weg gelegen is,
Wordt thans Hollandsche en Fransche toegepaste
kunst en Japansch ivoor geëxposeerd. Het Fransche
aardewerk, in verschillende fabrieken door sier
kunstenaars uit de hand vervaardigd, trekt in het
bijzonder de aandacht. Wanneer men een der vele
vazen, pullen of schalen nauwkeurig bekijkt, dan
bemerkt men aan het groot gehouden model en de
pure kleur, die bijna onmerkbare toon- en vorm
verschillen, waaraan steeds het handwerk te herken
nen is en die aan de voorwerpen de levendigheid
schenken van het bewegelijke der menschelijke ge
dachten, neergeschreven door de gevoelige vinger
toppen in d$ Weeke klei, waardoor het geheel voor
verstarring behoed wordt. Ik zag er vele schakeerin
gen, zooals helder blauw, tintelend blank, fijn groen
en deftig grijs vaak teeder doorweven met een lijnen
spel van luchtig craquelée. Vooral de fabriek
Primavera heeft mooie exemplaren ingezonden. Deze
dingen zijn als 't ware gegroeid uit hun eigen tech
niek en bezitten dezelfde ontroerende zuiverheid
van karakter, die Hollandsche pottenbakkers als
Lannooy en Hobbel ons hier leerden kennen. Van de
zooeven genoemde fabriek, zag ik naast de vele
gebruiksvoorwerpen, ook een roofvogel in aardewerk
uitgevoerd, Welke zich niet alleen door gevoeligheid,
maar vooral door de royale modelleering bijzonder
gunstig onderscheidde van de overige Fransche plas
tiek, die men hier vindt. Al kan men dan een bronzen
vrouwenfiguurtje waardeeren om de wufte zwier
van haar leden, het feit echter dat er reeds zoovele.
duizenden van dergelijke beeldjes gemaakt zijn, die
te_ gemakkelijk ter wereld kwamen en de oorspronke
lijkheid van elk waarachtig kunstwerk .missen,
bewijst voldoende de zwakheid van zulken arbeid.
Een paar kleine vogels in brons vertooneneen frisscher
streven, al dient men er bij op te merken, dat ver
geestelijking, niet alleen bereikt wordt door enkel
verstrakking der natuurvormen.
Een tentoonstelling in den Br iel
Het is een eigenaardige gewaarwording om binnen
de aloude vesten van den Briel, waar men het roem
rijk verleden, bij wijze van spreken, van de oude
straatkeien kan scheppen, zich plotseling te bevinden
in een modern ingerichte zaal, omringd door de nieuw
ste producten van de toegepaste kurst uit dezen tijd.
De tegenstelling is zeer opvallend, maar niet hinderlijk,
omdat de eenvoud en de degelijkheid als een der beste
eigenschappen van onzen volksaard door de eeuwen
heen bewaard gebleven zijn en ook vaak aan de kunst
van deze dagen, die vrome ontroering weet te schen
ken, welke haar zoo aantrekkelijk maakt. Wellicht
daardoor stonden de min of meer geïsoleerde eiland
bewoners, wel wat vreemd, maar toch sympathiek
tegenover dezen nieuwen arbeid. Menige opmerking
van bewondering onder de breede Zuid-Hollandsche
kap, gaven mij hiervan de verzekering. Het was inder
daad een goede gedachte van de Bond Heemschut"
en de Zuid-Hollandsche Vereeniging ter bevodering
van Kunstnijverheid en Volkskunst" om in samen
werking met het tentoonstellingscomité, tegemoet
te kernen aan de wenschen van een Briellenaar, die
door middel van een uitgebreide expositie, ook de
bevolking van het platte land in de gelegenheid wilde
stellen, op de hoogte te komen met het streven in de
tegenwoordige architectuur en kunstnijverheid.
Naast vele kunstzinnige bouwkundige projecten,
vindt men er eenige voortbrengselen der moderne
industrie. Maar niet alleen is het machinaal samen
gestelde massaproduct aanwezig, ook het schoone
handwerk heeft er een ruime plaats gekregen. Ikzager
glaswerk van Lebeau, de Lorm, de Bazel, Berlageen
Copier; voorwerpen van metaal door H. Methorst, G. J.
Kok, van der Hoef en Gispen; glas-in-lood van Toon
Bergen Schilling; aardewerk van Ellens, Brouwer,L. J.
Muller van der Hoef, plastiek door Jansen van Galen,
Bolle, A. Raedecker en Vreugde; een paar
pressepapiers van Winkelman; weefwerk door Mies van Os,
La Bree en de leerlingen van de industrieschool te
Rotterdam; een vloerkleed van Gidding; eenige
kussens door mej. van Se venter de Snoo; Dirk Nijland's
houtsneden, meubels van Spanjaard, Brunott en
de Koo; behangsels van Heukelom en een groot aantal
gebruiksvoorwerpen van anderen, te veel sierkunste
naars, waarlijk om op te noemen. De met smaak
ingerichte zaal, die jammer genoeg hier en daar wel
wat overladen was en de goede voorbeelden van
aesthetisch samengestelde interieurs, waren onder artis
tieke leiding van den binnenhuisarchitect N. P. de
Koo tot stand gekomen.