De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 31 juli pagina 11

31 juli 1926 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

?V»«*««l»m^^ IER, WEEKtLAÖV w$* 'fkf het vertellen in die van het beelden'kan~worden~opgelost, zoogoed als andersom, die van het beelden in die van het vertellen. Steen is er£niets minder om als beeldend kunstenaar, al dient zijn penseel in alles de-vertelling, zijn vertelling is .er niets ininder om, al is hij bovenal schilder; noch is zijn onmiddel lij kheid van uitdrukking hetzelfde als oppervlakkig heid of zijn natuurlijkheid hetzclfde^als gemisjaan 'fantasie. Maar als wij hem, wat boven al noodig is, zien in het kader van zijn tijd, zoo schijnt het mij, hoe koel het woord moge klinken, volkomen redelijk dat men voor een zoo meesterlijk schilder en eert in zich zoo volledig meester geen genoegen neemt met een plaats op den tweeden rang onder zijn zeventiende eeuwsche 'vakgenooten. JfcJWaar van veel meer belang wordt de vergelijking, de schatting, waar wij met gelijksoortige waarden hebben te doen. Jan Steen is in zijn genre het is teekenend voor de drukke beoefening daarvan, dat het moeilijk is er een niet te afgezaagden naam aan te geven aller onnavolgbare meester gebleven. De eenvoudigste en subtielste, dat wil dus zeggen, de grootste en de fijnste'.'humorist (erken, o lezer, de moeilijkheid om een onversleten woord te vinden) onder de beeldende kunstenaars is Jan Steen gebleven ook al hebben vlotter en dankbaarder middelen ? van uitdrukking sedert lang het veeleischend penseel vervangen, ook al hebben in verschillende landen heele scholen van geestige mannen en treffelijke kunstenaars zich op het werk toegelegd. Om van de dikdoende, spitsvondige, onvroolijke allegoristen om hem en van zijn.platte navolgers te zwijgen, wor den naast hem de knappe schilder Troost gemaakt en slap, Jordaens bot. Hogarth zwaarwichtig en ge wild,- de Fransche. achttiende eeuwers leeg, Chodowicki en Cruikshank klein, Rowlandson onbeheerscht, en Daumier?de Daumier aan de bonsbourgeois en soms Keene alleen hem op hun aller best evenwaardig. Want het is, meer dan alle scherpe geestigheid, en nog stelliger meer dan 't hartstochtelijk hekelende, juist zijn als uit onverstoorbare gemoeds rust voortkomende humor die het hoogst boven het onderwerp blijkt te staan, die de levensuitingen het best in al hun schakeeringen overziet, en ze het innigst verstaat. Wanneer men een Breughel mét zijn meer synthetische plastiek en heroïscher visie buiten beschouwing laat, komt het mij voor dat Jan Steen nog altijd de menschen van de alledaagsche wer kelijkheid het zuiverst en volledigst heeft geschilderd. Behoeven wij ons wel uitdrukkelijk voor te behouden, schooner ontdekkingen en dieper waarheden te ver wachten van hem, die den mensch in zijn eenzaam heid, alleen met het eigen ik, beschouwt? Jan Steen moet, als elkeen, op zijn eigen plan worden gezien en met eigen maat gemeten. Hij is de schilder niet van den mensch, maar van menschen. Menschen in hun verhoudingen onderling, tot een gebeurtenis en tot de samenleving. Hieruit moet wel volgen dat hij essentieel de schilder van zijn tijd is, die in eerste en laatste instantie uit waarneming put. Hij is het zoozeer, dat hij door zijn onbevangen lust en natuurlijkheid de gebreken van dien tijd overwon, en de geheele santekraam van jan Si een zinnebeeldigheid, toespelingen op spreekwoorden, moraliseerende bijkomstigheden en didaktische nadrukkelijkheden slechts terloops bezigt. Ik zag hem dezer dagen ergens vergeleken met vader Cats. Hier is, veel meer dan overeenkomst, een krasse, en voor den schilder glorierijke tegenstel ling. De wereldwijsheid op haar best van Cats is begraven onder geleerde zinnebeelden en zeurige com mentaren en uitwijdingen, en krijgt een onnoodig laag bij den grondschen vorm door platte vernuftig heid, zij groeit bij Steen van zelf uit de feiten Zooals bij zijn schilderen is bij zijn geestigheid d. kunst verborgen: Celare artsem est summa ars", e ' Wij begrijpen, hoe Eduard Estauniéhem Un Molière Hollandais" kon noemen: bondig, als moei teloos het volmaakte en als luchtig het volledige bereikend, is hij na eeuwen nog even helder en even boeiend als in zijn eigen tijd. In een opzicht vooral echter faalt de overeenkomst tusschen beide groote blijspeldichters: de vroolijke en werkzame Jan Steen riekomngenavonc heeft bij zijn leven geen roem, geen aanmoediging enzelfs geen welvaart gekend. Er was een kunstzinnige elite voor Brouwer's nagelaten kabinetstukken, er was natuurlijk een publiek voor Dou. Jan Steen'sschilderijen konden hem zelfs geen ordentelijk burgermansbestaan opleveren Bedenkt men wel, yart welk een grooten eenvoud deze man geweest moet zijn die geen teekening bewaard heeft, en geen portret f:maakt, hij die dat toch wel zou gekund hebben! n hoe overvloeiend zijn humor in zijn geval waarlijk een genade? LANDAVOND De lucht kleurt rood. De dag verzinkt en raakt den rand der aarde aan. Ten oosterhemel heim'Iijk blinkt hef geldstuk van de maan. En aldoor zwakker laait de brand , verbleekt , vergrauwt . De zon is moe. 'n Trage vogel wiekt van 'f land waf schaam Ie boomen toe. Plots schrijnt en scheurt een sijf'lend sein de milde stilte van de lucht: er rafeldreunf een rasse trein voorbij aan 'f laag gehucht. Voorbij, voorbij . De dreuning deinst en zwijgt . Op d'oude, smalle vaart drijft zacht een schuif: de schipper peinst aan 'f roer en smoort en staart . De dag is dicht. De maan wordt goud. De nacht ontbloeit in ster bij s/er. Vreemd ruischf de wind. Het duister blauwf nabij en ver. Nu is 'f dat ergens eenzaam dwaalt Pierrofs al-eeuwige gesfalf, en niemand weef hoe smart'lijk-dwaas naast hem zijn schaduw valt. En niemand kent zijn wringend leed, en geen den glimlach om zijn mond die daar fel-ingebefen bleef sinds hij Haar schoon bevond . Pierrof stemt zijn gitaar en zing f, en schouw! in droom de Liefste aan . In t glanzend zwerle water blinkt hef geldstuk van de maan. Jan Steer )e ontmaskering van Haman JAN H. EEKHOUT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl