Historisch Archief 1877-1940
?V»«*««l»m^^
IER, WEEKtLAÖV
w$*
'fkf
het vertellen in die van het
beelden'kan~worden~opgelost, zoogoed als andersom, die van het beelden
in die van het vertellen. Steen is er£niets minder
om als beeldend kunstenaar, al dient zijn penseel
in alles de-vertelling, zijn vertelling is .er niets ininder
om, al is hij bovenal schilder; noch is zijn onmiddel
lij kheid van uitdrukking hetzelfde als oppervlakkig
heid of zijn natuurlijkheid hetzclfde^als gemisjaan
'fantasie.
Maar als wij hem, wat boven al noodig is, zien
in het kader van zijn tijd, zoo schijnt het mij, hoe
koel het woord moge klinken, volkomen redelijk dat
men voor een zoo meesterlijk schilder en eert in zich
zoo volledig meester geen genoegen neemt met een
plaats op den tweeden rang onder zijn zeventiende
eeuwsche 'vakgenooten.
JfcJWaar van veel meer belang wordt de vergelijking,
de schatting, waar wij met gelijksoortige waarden
hebben te doen. Jan Steen is in zijn genre het is
teekenend voor de drukke beoefening daarvan, dat
het moeilijk is er een niet te afgezaagden naam aan
te geven aller onnavolgbare meester gebleven.
De eenvoudigste en subtielste, dat wil dus zeggen,
de grootste en de fijnste'.'humorist (erken, o lezer,
de moeilijkheid om een onversleten woord te vinden)
onder de beeldende kunstenaars is Jan Steen gebleven
ook al hebben vlotter en dankbaarder middelen
? van uitdrukking sedert lang het veeleischend penseel
vervangen, ook al hebben in verschillende landen
heele scholen van geestige mannen en treffelijke
kunstenaars zich op het werk toegelegd. Om van de
dikdoende, spitsvondige, onvroolijke allegoristen
om hem en van zijn.platte navolgers te zwijgen, wor
den naast hem de knappe schilder Troost gemaakt
en slap, Jordaens bot. Hogarth zwaarwichtig en ge
wild,- de Fransche. achttiende eeuwers leeg,
Chodowicki en Cruikshank klein, Rowlandson
onbeheerscht, en Daumier?de Daumier aan de
bonsbourgeois en soms Keene alleen hem op hun aller
best evenwaardig. Want het is, meer dan alle scherpe
geestigheid, en nog stelliger meer dan 't hartstochtelijk
hekelende, juist zijn als uit onverstoorbare gemoeds
rust voortkomende humor die het hoogst boven het
onderwerp blijkt te staan, die de levensuitingen het
best in al hun schakeeringen overziet, en ze het
innigst verstaat. Wanneer men een Breughel mét zijn
meer synthetische plastiek en heroïscher visie buiten
beschouwing laat, komt het mij voor dat Jan Steen
nog altijd de menschen van de alledaagsche wer
kelijkheid het zuiverst en volledigst heeft geschilderd.
Behoeven wij ons wel uitdrukkelijk voor te behouden,
schooner ontdekkingen en dieper waarheden te ver
wachten van hem, die den mensch in zijn eenzaam
heid, alleen met het eigen ik, beschouwt?
Jan Steen moet, als elkeen, op zijn eigen plan
worden gezien en met eigen maat gemeten. Hij is
de schilder niet van den mensch, maar van menschen.
Menschen in hun verhoudingen onderling, tot een
gebeurtenis en tot de samenleving.
Hieruit moet wel volgen dat hij essentieel de schilder
van zijn tijd is, die in eerste en laatste instantie uit
waarneming put. Hij is het zoozeer, dat hij door zijn
onbevangen lust en natuurlijkheid de gebreken van
dien tijd overwon, en de geheele santekraam van
jan
Si
een
zinnebeeldigheid, toespelingen op spreekwoorden,
moraliseerende bijkomstigheden en didaktische
nadrukkelijkheden slechts terloops bezigt.
Ik zag hem dezer dagen ergens vergeleken met
vader Cats. Hier is, veel meer dan overeenkomst,
een krasse, en voor den schilder glorierijke tegenstel
ling. De wereldwijsheid op haar best van Cats is
begraven onder geleerde zinnebeelden en zeurige com
mentaren en uitwijdingen, en krijgt een onnoodig
laag bij den grondschen vorm door platte vernuftig
heid, zij groeit bij Steen van zelf uit de feiten Zooals
bij zijn schilderen is bij zijn geestigheid d. kunst
verborgen: Celare artsem est summa ars", e
' Wij begrijpen, hoe Eduard Estauniéhem Un
Molière Hollandais" kon noemen: bondig, als moei
teloos het volmaakte en als luchtig het volledige
bereikend, is hij na eeuwen nog even helder en even
boeiend als in zijn eigen tijd. In een opzicht vooral
echter faalt de overeenkomst tusschen beide groote
blijspeldichters: de vroolijke en werkzame Jan Steen
riekomngenavonc
heeft bij zijn leven geen roem, geen aanmoediging
enzelfs geen welvaart gekend. Er was een kunstzinnige
elite voor Brouwer's nagelaten kabinetstukken, er
was natuurlijk een publiek voor Dou. Jan
Steen'sschilderijen konden hem zelfs geen ordentelijk
burgermansbestaan opleveren Bedenkt men wel, yart
welk een grooten eenvoud deze man geweest moet zijn
die geen teekening bewaard heeft, en geen portret
f:maakt, hij die dat toch wel zou gekund hebben!
n hoe overvloeiend zijn humor in zijn geval
waarlijk een genade?
LANDAVOND
De lucht kleurt rood. De dag verzinkt
en raakt den rand der aarde aan.
Ten oosterhemel heim'Iijk blinkt
hef geldstuk van de maan.
En aldoor zwakker laait de brand ,
verbleekt , vergrauwt . De zon is moe.
'n Trage vogel wiekt van 'f land
waf schaam Ie boomen toe.
Plots schrijnt en scheurt een sijf'lend sein
de milde stilte van de lucht:
er rafeldreunf een rasse trein
voorbij aan 'f laag gehucht.
Voorbij, voorbij . De dreuning deinst
en zwijgt . Op d'oude, smalle vaart
drijft zacht een schuif: de schipper peinst
aan 'f roer en smoort en staart .
De dag is dicht. De maan wordt goud.
De nacht ontbloeit in ster bij s/er.
Vreemd ruischf de wind. Het duister blauwf
nabij en ver.
Nu is 'f dat ergens eenzaam dwaalt
Pierrofs al-eeuwige gesfalf,
en niemand weef hoe smart'lijk-dwaas
naast hem zijn schaduw valt.
En niemand kent zijn wringend leed,
en geen den glimlach om zijn mond
die daar fel-ingebefen bleef
sinds hij Haar schoon bevond .
Pierrof stemt zijn gitaar en zing f,
en schouw! in droom de Liefste aan .
In t glanzend zwerle water blinkt
hef geldstuk van de maan.
Jan Steer
)e ontmaskering van Haman
JAN H. EEKHOUT